Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
28 oktober 2014;
3.De vaststaande feiten
[appellant] als ondergetekende en draagt het stempel van [X B.V.] .
Op verzoek van mijn cliënte, [Y B.V.] te [vestigingsplaats] , u wel bekend, wend ik mij tot u inzake het volgende.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
21 maart 2011, hiervoor onder 3.11 aangehaald, op een vergissing berust en dat [geïntimeerde] wel degelijk in dienst van [appellant] is geweest. Al het andere personeel was wel in dienst van [Y B.V.] Hij heeft voorts namens [appellant] een beroep gedaan op het arrest Haviltex (HR 13 maart 1981, NJ 1981,635). Volgens hem moet artikel 14 van de arbeidsovereenkomst zo begrepen worden dat het betrekking heeft op alle niet-openbaar toegankelijke gegevens over het bedrijf van [appellant] , daaronder begrepen het functioneren van medewerkers. Het bedrijf van [appellant] moet daarbij ruim worden geïnterpreteerd.
contra proferentem-gezichtspunt, voor die uitleg te kiezen die het minst bezwarend is voor de werknemer. Deze Haviltex-maatstaf is evenwel niet van toepassing op de vraag wie de contractspartijen zijn.
6.De slotsom
NJ2012, 226).