ECLI:NL:GHARL:2016:6728

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
15/01251 en 15/01252
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot specifieke zorgkosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2010 en 2011. De belanghebbende, [X] [Z], had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen verminderd, maar de belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de aftrek voor specifieke zorgkosten die was verleend. De rechtbank Gelderland had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 2 augustus 2016 in Arnhem is de gemachtigde van de belanghebbende, mr. [A], verschenen, evenals mr. [B] namens de Inspecteur. De belanghebbende stelde dat de aftrek voor specifieke zorgkosten te laag was vastgesteld, terwijl de Inspecteur betoogde dat de belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat er meer kosten voor aftrek in aanmerking kwamen. Het Hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen, waaronder de medische verklaringen en de specificaties van de zorgkosten.

Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de echtgenoot in 2010 en 2011 op medisch voorschrift een dieet volgde, en dat de geclaimde vervoerskosten niet op de belanghebbende drukten. De aftrek voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed werd eveneens afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze kosten voortvloeiden uit langdurige ziekte of invaliditeit. Het Hof heeft echter wel de aftrek voor medicijnen en medische hulp toegewezen, en de navorderingsaanslagen voor de jaren 2010 en 2011 verminderd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/01251 en 15/01252
uitspraakdatum:
23 augustus 2016
Uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 augustus 2015, nummers AWB 14/6428 en 14/6429 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amersfoort(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.707. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 45.
1.2
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.884. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 46.
1.3
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag over het jaar 2010 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.292 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.4
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag over het jaar 2011 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.608 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.5
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 4 augustus 2015 ongegrond verklaard.
1.6
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
1.8
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur. Het hoger beroep van belanghebbende is met instemming van alle partijen tegelijkertijd behandeld met het hoger beroep van haar echtgenoot, [C] (nummers 15/01253 en 15/01254).
1.9
De gemachtigde van belanghebbende heeft reeds tot de gedingstukken behorende overzichten overgelegd ter ondersteuning van haar pleidooi.
1.1
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende, geboren [in] 1979, is gehuwd met de heer [C] (fiscaal partner), geboren [in] 1971. Zij hebben vijf nog thuis wonende kinderen, geboren [in] 2000 (zoon A.), [in] 2001 (zoon A.), [in] 2003 (dochter H.), [in] 2006 (zoon H.) en [in] 2009 (dochter A.).
2.2
In de als fiscaal partners gezamenlijk ingediende aangiften over het jaar 2010 zijn de volgende posten specifieke zorgkosten opgenomen:
  • Vervoer € 200
  • Extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 1.500
  • Medicijnen op doktersvoorschrift € 570
  • Totaal € 2.270
Na verhoging en aftrek van de drempel leidt dit tot een aftrek van € 3.698 in de aangiften over 2010, waarbij € 2.000 in aftrek is gebracht op het verzamelinkomen van de echtgenoot en € 1.698 in aftrek is gebracht op het verzamelinkomen van belanghebbende.
2.3
In de als fiscaal partners gezamenlijk ingediende aangiften over het jaar 2011 zijn de volgende posten specifieke zorgkosten opgenomen:
  • Dieet op doktersvoorschrift € 650
  • Vervoer € 204
  • Extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 1.200
  • Medische hulp € 1.800
  • Totaal € 3.854
Na verhoging en aftrek van de drempel leidt dit tot een aftrek van € 4.350 in de aangiften over 2011, waarbij € 2.175 in aftrek is gebracht op het verzamelinkomen van de echtgenoot en € 2.175 in aftrek is gebracht op het verzamelinkomen van belanghebbende.
2.4
De aangiften IB/PVV over de jaren 2010 en 2011 zijn geautomatiseerd afgedaan en de aanslagen zijn met dagtekening van respectievelijk 5 april 2012 en 17 augustus 2012 aan belanghebbende opgelegd.
2.5
De Inspecteur heeft naar aanleiding van de behandeling van de aangifte IB/PVV 2012 in 2013 een onderzoek ingesteld naar de aftrek van specifieke zorgkosten en giften over de jaren 2010 en 2011. Dit onderzoek heeft geleid tot de onderhavige navorderingsaanslagen, waarbij de posten zijn geweigerd en gecorrigeerd.
2.6
In de uitspraak op bezwaar inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 heeft de Inspecteur aan belanghebbende en de echtgenoot alsnog een aftrek voor specifieke zorgkosten verleend van € 415 per persoon. De Inspecteur heeft € 49 voor vervoer en € 600 voor extra kleding en beddengoed in aftrek toegelaten.
2.7
In de uitspraak op bezwaar inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 heeft de Inspecteur alsnog een aftrek voor specifieke zorgkosten verleend van € 276 per persoon. De Inspecteur heeft € 27 voor vervoer en € 600 voor extra kleding en beddengoed in aftrek toegelaten.
2.8
In beroep is de volgende specificatie van de specifieke zorgkosten opgesteld:
Jaar 2010
  • Dieet op doktersvoorschrift € 1.150,00
  • Vervoer € 200,12
  • Extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 2.100,00
  • Medicijnen op doktersvoorschrift € 226,72
  • Medische hulp € 641,00
  • Totaal € 4.317,84
Jaar 2011
  • Dieet op doktersvoorschrift € 1.150,00
  • Vervoer € 204,00
  • Extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 2.100,00
  • Medicijnen op doktersvoorschrift € 1.630,00
  • Medische hulp € 470,00
  • Totaal € 5.554,00

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is de aftrek specifieke zorgkosten.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aftrek tot een te laag bedrag is verleend.
3.3
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat meer specifieke zorgkosten voor aftrek in aanmerking komen dan al in aftrek is toegelaten. Ter zitting bij het Hof is de Inspecteur met de gemachtigde een aftrek overeengekomen van € 75 per jaar voor medicijnen die door Nederlandse artsen zijn voorgeschreven.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente.
3.6
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslagen en de heffingsrente.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Op grond van de artikelen 6.1, tweede lid, onderdeel d, en 6.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) mag een belastingplichtige uitgaven voor specifieke zorgkosten op het inkomen in mindering brengen. De uitgaven die hiervoor in aanmerking komen zijn limitatief opgesomd in artikel 6.17 van de Wet IB. Op grond van artikel 6.19 van de Wet IB mogen bepaalde uitgaven voor specifieke zorgkosten worden verhoogd indien aan de in dit artikel gestelde voorwaarden is voldaan. Voorts wordt op grond van artikel 6.20 van de Wet IB een drempel toegepast, welke afhankelijk is van de hoogte van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.
Dieet
4.2
Belanghebbende wijst op de dieetverklaringen van 24 maart 2011 (voor het jaar 2010) en 4 april 2012 (voor het jaar 2011) van dr. [D] , arts te [E] , Marokko. In deze verklaringen is vermeld dat de echtgenoot van belanghebbende zich dient te houden aan dieet nr. 19, energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt. De echtgenoot dient dit dieet te volgen vanwege problemen met zijn lever en darmen. De Inspecteur bestrijdt dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de echtgenoot een bepaald dieet moest volgen.
4.3
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de echtgenoot in 2010 en 2011 op medisch voorschrift een dieet heeft gevolgd. De ingebrachte dieetverklaringen zijn opgesteld in het Nederlands. Het is niet geloofwaardig dat een Marokkaanse arts een dergelijke verklaring zelf heeft ingevuld. Ter zitting bij het Hof heeft de gemachtigde aangegeven dat de echtgenoot de verklaring naar aanleiding van een verzoek van de Inspecteur heeft ingevuld en per post opgestuurd naar voornoemde arts. De arts heeft de verklaring ondertekend en per post teruggestuurd. Het is niet te controleren of de arts de inhoud van de verklaring daadwerkelijk volledig begrijpt en onderschrijft, mede omdat de begeleidende brief die de echtgenoot aan de arts had geschreven, ontbreekt. Dat de echtgenoot in 2010 en 2011 diverse afspraken met deze arts heeft gehad en in 2011 ook met een Marokkaanse MLD-arts (dr. [F] ) biedt geen steun aan het standpunt van belanghebbende. Hieruit volgt nog niet dat aan de echtgenoot een specifiek dieet is voorgeschreven. Aangezien de echtgenoot de verklaringen pas op verzoek van de Inspecteur heeft opgevraagd, kunnen de dagtekeningen van de verklaringen niet juist zijn. De Inspecteur heeft immers pas in 2013, naar aanleiding van de behandeling van de aangifte IB/PVV 2012, vragen aan belanghebbende gesteld.
4.4
Het Hof leidt voorts uit de verwijsbrief van de huisarts van de echtgenoot van 10 oktober 2011 af dat niet aannemelijk is dat op dat moment al een bepaald dieet was voorgeschreven. De huisarts schrijft dat de echtgenoot heeft aangegeven dat hij last krijgt van bepaalde voeding en niet weet wat hij wel en niet kan eten. De huisarts verwijst de echtgenoot naar een specialist. Indien de echtgenoot op dat moment al een dieet volgde, was het logisch geweest indien hij dat aan de huisarts had gemeld en de huisarts dit ten behoeve van de specialist had genoteerd.
4.5
Belanghebbende heeft voor de jaren 2010 en 2011 geen recht op aftrek vanwege het volgen van een dieet door de echtgenoot. De in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 geclaimde aftrek is in zoverre terecht gecorrigeerd. Gelet op dit oordeel behoeft het standpunt van de Inspecteur over de mogelijkheid om van de gemeente Amersfoort bijzondere bijstand te ontvangen voor de extra kosten van een dieet geen behandeling.
Vervoer
4.6
Belanghebbende claimt aftrek voor reiskosten die de echtgenoot in 2010 en 2011 in Marokko heeft gemaakt voor het bezoeken van diverse artsen. Een kennis heeft de echtgenoot met diens auto opgehaald en naar de praktijk van de desbetreffende arts gereden tegen een vergoeding van in totaal € 175 (2010) respectievelijk € 200 (2011). In de bezwaarfase heeft belanghebbende de kosten op basis van de gereden kilometers berekend op € 151,78 (2010) respectievelijk € 177,44 (2011). Belanghebbende bepleit aftrek van de laatstbedoelde bedragen. De Inspecteur bestrijdt dat sprake is van kosten die op belanghebbende drukken.
4.7
Hoewel het Hof op basis van de gedingstukken aannemelijk acht dat de echtgenoot op de genoemde data in 2010 en 2011 in Marokko en de Spaanse enclave Melilla artsen heeft bezocht, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat vervoerskosten zijn gemaakt die op haar drukken. Ter zitting heeft de gemachtigde desgevraagd aangegeven dat de echtgenoot de door [G] op 18 december 2014 ondertekende verklaring zelf heeft opgesteld. Deze verklaring is opgesteld in de Nederlandse taal, terwijl niet is gesteld of gebleken dat [G] , die in Marokko woonachtig is, deze taal voldoende beheerst om de aard en de strekking van deze verklaring te begrijpen. Voorts staat vast dat de echtgenoot geen gebruik heeft gemaakt van eigen vervoer. Dit laatste betekent voorts dat belanghebbende zich ten onrechte beroept op de acceptatie van de in Nederland gemaakte vervoerskosten. Voor de in Nederland afgelegde afstanden is wel gebruik gemaakt van eigen vervoer.
4.8
Belanghebbende heeft voor de jaren 2010 en 2011 geen recht op aftrek voor vervoerskosten. De in de aangiften IB/PVV geclaimde aftrek is in zoverre terecht gecorrigeerd.
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
4.9
Belanghebbende claimt een aftrek van € 300 per gezinslid voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Ter zitting is gebleken dat de gevraagde aftrek ziet op extra bewassing van het beddengoed van alle gezinsleden vanwege diverse ziektes, namelijk bedlegerigheid en incontinentie van belanghebbende, bronchitis van de echtgenoot, allergie en/of bronchitis van de drie zonen en bedplassen van alle kinderen.
4.1
De Inspecteur heeft ter zitting bij het Hof het standpunt ingenomen dat de aftrek van € 300 voor belanghebbende terecht is verleend. Dit is tussen partijen niet in geschil. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat overige extra uitgaven niet aannemelijk zijn gemaakt. Bedplassen is bij jonge kinderen gebruikelijk en is geen (symptoom van een) ziekte of invaliditeit. De aandoeningen aan de luchtwegen van de overige kinderen leveren geen extra bewassingskosten op. Dit laatste geldt ook voor de aandoeningen van de echtgenoot, aldus de Inspecteur. Er is teveel aftrek verleend. Indien het Hof tot het oordeel komt dat voor meer gezinsleden aftrek moet worden verleend, beroept de Inspecteur zich binnen deze kostenpost op interne compensatie, zodat pas extra aftrek wordt verleend indien drie of meer gezinsleden een ziekte hebben die tot extra uitgaven voor bewassing leidt.
4.11
Om voor kostenaftrek in aanmerking te komen is vereist dat de extra kosten worden opgeroepen door langdurige ziekte of invaliditeit. Het is normaal dat jonge kinderen in bed plassen en dit leidt niet tot extra uitgaven voor bewassing van beddengoed in vergelijking met andere gezinnen van dezelfde samenstelling. Tot de gedingstukken behoren verklaringen van de huisarts voor de zonen A. (geboren [in] 2001) en M. (geboren [in] 2006) voor de aanvraag van een plaswekker vanwege bedplassen (enuresis nocturna). Deze verklaringen zijn afgegeven in november 2014. Het Hof is van oordeel dat deze verklaringen niets zeggen over de situatie in 2010 en 2011. Het ligt, gelet op de veelvuldige contacten tussen de gezinsleden en zorgverleners, niet voor de hand dat belanghebbende haar twee zonen jarenlang in bed laat plassen voordat de echtgenoot op 20 november 2014 naar de huisarts gaat om het probleem voor te leggen. Overig bewijs dat (deze) kinderen in 2010 en 2011 een plasprobleem hadden als gevolg van een langdurige ziekte, ontbreekt.
4.12
Tot de gedingstukken behoort een verklaring van een longverpleegkundige, die adviezen van het Astmafonds doorgeeft over het schoonhouden van de woning. In deze verklaring wordt geen advies gegeven over het (extra) wassen van beddengoed. Dat de longaandoeningen van de diverse gezinsleden extra bewassingskosten veroorzaken, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt.
4.13
Belanghebbende heeft voor de jaren 2010 en 2011 geen recht op aftrek specifieke zorgkosten vanwege extra uitgaven voor kleding en beddengoed bovenop de al verleende aftrek van € 600. Gelet op dit oordeel behoeft het standpunt van de Inspecteur over de mogelijkheid om van de gemeente Amersfoort bijzondere bijstand te ontvangen voor de extra kosten voor bewassing geen behandeling.
Medicijnen
4.14
Partijen hebben ter zitting bij het Hof overeenstemming bereikt over het bedrag aan door Nederlandse artsen voorgeschreven medicijnen dat voor aftrek in aanmerking komt. Voor beide jaren geldt voor belanghebbende en de echtgenoot een gezamenlijke aftrek van € 75 per jaar. Inclusief de verhoging als bedoeld in artikel 6.19 van de Wet IB komt dit neer op een aftrek van € 133 voor het jaar 2010 en € 105 voor het jaar 2011. Het Hof ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en zal de aftrek specifieke zorgkosten dienovereenkomstig verhogen.
4.15
Voorts is voor het jaar 2011 in geschil of de betalingen aan dr. [H] uitgaven zijn voor op medisch voorschrift verstrekte medicijnen. Het Hof is van oordeel dat dit niet zo is. Uit de in de Franse taal opgestelde omschrijvingen op de vier facturen leidt het Hof af dat de echtgenoot diverse planten, specerijen en kruiden (o.a. steranijs, venkel, kogeldistel, kardemom, iris, laurier en lavendel) heeft gekocht bij een herbalist in Marokko. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of dr. [H] arts is en, bijvoorbeeld, geen botanicus, is het niet aannemelijk dat dergelijke waren worden aangeschaft vanwege hun medische eigenschappen. Belanghebbende heeft niets ingebracht om haar standpunt te onderbouwen dat het hier om farmaceutische hulpmiddelen zou gaan.
4.16
Het Hof zal het belastbaar inkomen van belanghebbende verminderen conform het ter zitting overeengekomen compromis. Voor een verdergaande vermindering ziet het Hof geen aanleiding.
Medische hulp
4.17
Belanghebbende claimt aftrek voor in 2010 en 2011 betaalde kosten voor medische hulp, welke kosten als volgt zijn gespecificeerd:
  • Cardioloog dr. [I] 21 september 2010 € 99
  • Cardioloog dr. [I] 27 september 2010 € 72
  • Orthopeed en traumatoloog dr. [J] 3 november 2010 € 470
  • Orthopeed en traumatoloog dr. [J] 27 oktober 2011 € 470
4.18
Van beide voornoemde hulpverleners ontbreekt ieder bewijs in de gedingstukken dat zij bevoegde artsen zijn. De vertaling van een officieel document door de Stichting Marokkaanse Unie Nederland Marokko 400 jaar is niet voldoende, aangezien de vertaling niet is opgesteld door een beëdigd vertaler. De status van de vertaalde verklaring is ook niet duidelijk geworden. De facturen geven evenwel geen aanleiding om te twijfelen aan de medische aard van de verleende hulp. Het standpunt van de Inspecteur dat het niet zou gaan om medische, bevoegdelijk verleende hulp, wordt verworpen.
4.19
Uit de polisvoorwaarden van de zorgverzekeraar van belanghebbende leidt het Hof af dat niet-spoedeisende hulp in het buitenland van de dekking is uitgesloten. De gemachtigde heeft ter zitting bij het Hof desgevraagd verklaard dat de echtgenoot heeft gebeld met de verzekeraar om te vragen of de kosten zouden worden vergoed en dat het antwoord ontkennend was. Het standpunt van de Inspecteur dat dergelijke kosten toch plegen te worden vergoed, is niet verder onderbouwd. Het Hof acht niet aannemelijk dat de kosten toch voor vergoeding in aanmerking zouden zijn gekomen. Niet in geschil is dat de kosten op belanghebbende drukken. Belanghebbende heeft recht op de onder 4.17 gespecificeerde aftrek.
4.2
Kosten voor medische hulp zijn uitgesloten van de verhoging van artikel 6.19 van de Wet IB. Het extra aftrekbare bedrag is € 641 voor 2010 en € 470 voor 2011 voor belanghebbende en de echtgenoot gezamenlijk.
Conclusie
4.21
Voor 2010 dient het belastbaar inkomen uit werk en woning met € 387 (€ 133 voor medicijnen + € 641 voor medische hulp in het buitenland = € 774 : 2) te worden verminderd. De navorderingsaanslag voor het jaar 2010 dient te worden verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.905. Voor 2011 dient het belastbaar inkomen uit werk en woning met € 288 (€ 105 voor medicijnen + € 470 voor medische hulp in het buitenland = € 575 : 2) te worden verminderd. De navorderingsaanslag voor het jaar 2011 dient te worden verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.320.
Heffingsrente
4.22
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte heffingsrente. De heffingsrente dient overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslagen te worden verminderd. Het Hof is overigens niet gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Proceskosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992 (2 punten x € 496) voor de kosten in eerste aanleg en € 992 (2 punten x € 496) voor de kosten in hoger beroep, ofwel in totaal op € 1.984. Het Hof merkt de zaken van belanghebbende en die van de echtgenoot aan als samenhangende zaken. Het Hof zal daarom de factor 1,5 toepassen, voor 4 samenhangende zaken. De totale proceskostenvergoeding is dan € 2.976, waarvan de helft aan belanghebbende wordt toegerekend, zijnde € 1.488.
Ter zitting heeft de gemachtigde desgevraagd bevestigd dat wordt geprocedeerd met toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand. Het Hof zal daarom bepalen dat het bedrag van de proceskostenvergoeding dient te worden betaald aan de gemachtigde.
Niet is gebleken dat in de bezwaarfase om een proceskostenvergoeding is verzocht.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.905,
– vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.320,
– vermindert de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.488 en bepaalt dat dit bedrag wordt uitbetaald aan de gemachtigde,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende de betaalde griffierechten vergoedt, te weten € 45 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 123 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Wasch als griffier.
De beslissing is op
23 augustus 2016in het openbaar uitgesproken.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige belastingkamer,
(N.G.U. Wasch)
(A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 augustus 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.