ECLI:NL:GHARL:2016:6725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
K16/0167
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot vervolging na klaagschrift inzake mishandeling en discriminatie

In deze zaak heeft klager op 31 juli 2015 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde, die op 24 juli 2015 zou hebben plaatsgevonden. Klager heeft ook aangifte gedaan van discriminatie, waarbij beklaagde de Hitlergroet zou hebben gebracht en "Sieg heil" zou hebben geroepen. De officier van justitie heeft besloten geen strafvervolging in te stellen, wat klager heeft doen besluiten om een klaagschrift in te dienen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en het verslag van de advocaat-generaal. Tijdens de behandeling in raadkamer op 24 juni 2016 waren zowel klager als beklaagde aanwezig, evenals de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van de klacht.

Het hof overweegt dat de verklaringen van klager en beklaagde tegenover elkaar staan en dat er getuigen zijn die niet zijn gehoord. Gezien de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat een nader onderzoek noodzakelijk is. Het hof beveelt daarom de officier van justitie om beklaagde te vervolgen en een nader onderzoek te laten verrichten, waarbij de door klager opgegeven getuigen zullen worden gehoord. De beschikking is gegeven op 22 juli 2016 door de voorzitter en de raadsheren, en ondertekend door de griffier.

Uitspraak

K16/0167
Beschikking
inzake

[klager] ,

volgens eigen opgave wonende te [woonplaats 1] ,
klager,
tegen

[beklaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
beklaagde.
Op 16 februari 2016 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 24 juni 2016 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling waren klager en beklaagde, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Zij zijn in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft in overeenstemming met het schriftelijk verslag geconcludeerd tot gegrondverklaring van de klacht.

Het beklag

Klager heeft op 31 juli 2015 aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door beklaagde
op 24 juli 2015 te [plaats] . Vervolgens heeft klager op 4 november 2015 aangifte gedaan van discriminatie, gepleegd door beklaagde op 24 juli 2015 te [plaats] .
De politie, eenheid Oost-Nederland heeft klager bij brieven van 20 oktober 2015 en 12 januari 2016 meegedeeld dat de officier van justitie heeft besloten geen nader onderzoek naar beide aangiften te verrichten. Het onderzoek naar aanleiding van de mishandeling is beëindigd, omdat er geen sprake zou zijn van strafbaar handelen. De aangifte inzake discriminatie is opgelegd, omdat de zaak geen prioriteit zou hebben.
In de brief van 20 oktober 2015 is (abusievelijk) vermeld dat klager een bezwaar tegen de beslissing kan indienen bij de officier van justitie. Klager heeft bij brief van 8 februari 2016 een bezwaarschrift ingediend, gericht aan de hoofdofficier van justitie. Gelet op de betrokkenheid van de officier van justitie bij de eerdere beslissingen om het onderzoek te beëindigen, heeft het openbaar ministerie deze brief aangemerkt als een klaagschrift ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. De brief is vervolgens ter behandeling aan het hof gezonden.

De beoordeling van het beklag

Klager kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd en is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.
Beklaagde is een leverancier van het café van klager. Tijdens een geschil over een leverantie heeft beklaagde, volgens de aangifte van klager, tweemaal een Hitlergroet in zijn richting gegeven, waarbij hij luidkeels “Sieg heil” riep. Klager is toen naar beklaagde toegelopen. Beklaagde zou vervolgens met zijn steekwagen tegen het been van klager zijn gereden. Klager verklaarde dat hij boos werd en probeerde de dozen van de steekwagen te schoppen. Daarop viel de bril van beklaagde op de grond. Klager wilde beklaagde slaan, maar lag plotseling op zijn rug op de grond. Door de val is de pols van klager gebroken, aldus zijn verklaring.
Klager heeft medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat de pols op drie plaatsen was gebroken. Klager heeft in raadkamer verklaard dat hij nog steeds pijnstillers gebruikt en nog tweemaal geopereerd zal moeten worden om de pols weer voor 80 procent te kunnen bewegen. Hij is nog steeds arbeidsongeschikt. Volgens klager is hij met kracht naar de grond gebracht, zo zou blijken uit een hematoom op zijn bovenbeen.
Beklaagde heeft in raadkamer verklaard dat klager woedend was en dat zelfs diens compagnon riep dat hij zich moest beheersen. Volgens beklaagde riep klager “Raus, raus !”
Beklaagde zou hebben gezegd: “In 40-45 marcheerden jullie hier door de straten. Toen riepen jullie ook ‘Raus, Raus’ en ‘Sieg heil’. Beklaagde verklaarde voorts: “ klager kwam op me af en gaf me een klap, waardoor mijn bril op de grond viel. Toen ik me voorover boog om de bril op te pakken, kwam zijn been omhoog. In een splitsecond pakte ik zijn been en deed hem iets omhoog.”
Het hof overweegt als volgt.
De verklaringen van klager en beklaagde staan tegenover elkaar. Wat precies tijdens het incident is voorgevallen, wordt uit deze verklaringen niet duidelijk. Volgens klager waren er echter getuigen van het incident die niet zijn gehoord. Gezien de ernst van de feiten is het hof, met de advocaat-generaal en de officier van justitie, van oordeel dat een nader onderzoek is aangewezen. Het hof zal derhalve een bevel geven om beklaagde te vervolgen, in de vorm van een nader onderzoek, waarbij tenminste de door klager opgegeven getuigen zullen worden gehoord.
Uit het voorgaande volgt dat het beklag gegrond is. Er wordt beslist als volgt.

Beslissing

Het hof:
Beveelt dat door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland een strafvervolging tegen
[beklaagde]zal worden ingesteld ter zake van de misdrijven omschreven in de artikelen 137c en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
Gelast dat door de officier van justitie een vordering als bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering zal worden gedaan teneinde een nader onderzoek te doen verrichten.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. B.F.A. van der Krabben, raadsheren, in tegenwoordigheid van
mr. N.E. Versloot, griffier, op 22 juli 2016 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.