Uitspraak
[klager] ,
[beklaagde] ,
Het beklag
De beoordeling van het beklag
Beslissing
[beklaagde]zal worden ingesteld ter zake van de misdrijven omschreven in de artikelen 137c en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft klager op 31 juli 2015 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde, die op 24 juli 2015 zou hebben plaatsgevonden. Klager heeft ook aangifte gedaan van discriminatie, waarbij beklaagde de Hitlergroet zou hebben gebracht en "Sieg heil" zou hebben geroepen. De officier van justitie heeft besloten geen strafvervolging in te stellen, wat klager heeft doen besluiten om een klaagschrift in te dienen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en het verslag van de advocaat-generaal. Tijdens de behandeling in raadkamer op 24 juni 2016 waren zowel klager als beklaagde aanwezig, evenals de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van de klacht.
Het hof overweegt dat de verklaringen van klager en beklaagde tegenover elkaar staan en dat er getuigen zijn die niet zijn gehoord. Gezien de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat een nader onderzoek noodzakelijk is. Het hof beveelt daarom de officier van justitie om beklaagde te vervolgen en een nader onderzoek te laten verrichten, waarbij de door klager opgegeven getuigen zullen worden gehoord. De beschikking is gegeven op 22 juli 2016 door de voorzitter en de raadsheren, en ondertekend door de griffier.