ECLI:NL:GHARL:2016:6706

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2016
Zaaknummer
K16/0503
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beklag inzake overlijden zoon en verzoek tot strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in een beklagprocedure. Klager, bijgestaan door mr. S.M. Diekstra, had een klaagschrift ingediend ter zake van het overlijden van zijn zoon op 24 januari 2010. Klager verzocht om kennisneming van het dossier en om vervolging in te stellen, omdat hij meende dat er mogelijk strafrechtelijke schuld van een derde aan het overlijden van zijn zoon was. Het hof heeft kennisgenomen van het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige stukken in de zaak.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van het beklag beoordeeld aan de hand van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat een belanghebbende schriftelijk beklag kan doen over een beslissing van de officier van justitie tot niet verdere vervolging of het uitvaardigen van een strafbeschikking. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sepotbeslissing door of namens de officier van justitie is genomen, en dat de gemachtigde van klager geen stukken heeft ingebracht die aanleiding geven tot de veronderstelling van een fictieve weigering.

Gelet op deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag. De beslissing houdt in dat er geen verhoor van betrokkenen nodig is, en het hof heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

K16/0503
Beschikking
inzake

[klager] ,

wonende te [klager]
klager
bijgestaan door mr. S.M. Diekstra, advocaat te Leiden
tegen

[beklaagde]

beklaagde.
Op 25 februari 2016 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager.
Het hof heeft kennisgenomen van het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal d.d. 6 juli 2016 en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.

Het beklag

Bij brief van 24 februari 2016 is door de gemachtigde van klager verzocht om kennisneming van het dossier. Voorts is verzocht vervolging in te stellen ter zake van het overlijden van de zoon van klager, teneinde onderzoekshandelingen te verrichten bij de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering.
Op 24 januari 2010 is de zoon van klager overleden. Namens klager is aangevoerd dat uit alle beschikbare informatie omtrent het overlijden van zijn zoon op 24 januari 2010 geenszins is gebleken dat is uitgesloten dat een derde in strafrechtelijke zin schuld heeft gehad aan zijn overlijden, zodat nader onderzoek dient te worden verricht.

De beoordeling van het beklag

Ontvankelijkheid van het beklag
Artikel 12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering houdt het volgende in.
“Wordt een strafbaar feit niet vervolgd, de vervolging niet voortgezet, of vindt de vervolging plaats door het uitvaardigen van een strafbeschikking, dan kan de rechtsreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen hij het gerechtshof, binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet verdere vervolging is genomen, dan wel de strafbeschikking is uitgevaardigd. (…)”
Op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering kan enkel beklag worden ingesteld ter zake van een beslissing van de officier van justitie strekkende tot niet verdere vervolging of vervolging door middel van het uitvaardigen van een strafbeschikking.
Op basis van de stukken in het dossier is geenszins gebleken dat door of namens de officier van justitie een dergelijke (al dan niet voorwaardelijke) sepotbeslissing is genomen. Voorts heeft de gemachtigde van klager geen stukken ingebracht die aanleiding geven aan te nemen dat sprake is van een eventuele fictieve weigering.
Het hof is zodoende van oordeel dat hoewel het schrijven van de gemachtigde van klager de vorm heeft van een klaagschrift ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, klager niet in zijn beklag kan worden ontvangen, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, zodat hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Uit het voorgaande volgt dat het beklag niet-ontvankelijk is. Daarom kan een verhoor van betrokkenen achterwege blijven. Er wordt beslist als volgt.

Beslissing

Het hof:
Verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. B.F.A. van der Krabben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier,
op 19 augustus 2016 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.