ECLI:NL:GHARL:2016:670

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
200.122.209/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding en huurgeschil tussen verhuurder en huurder

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure tussen een verhuurder en een huurder. De uitspraak volgt op een tussenarrest van 15 september 2015, waarin het hof al enkele voorlopige oordelen had geveld. De verhuurder heeft in deze procedure afgezien van het leveren van tegenbewijs, waardoor het hof moest uitgaan van de feiten zoals die door de huurder waren gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat derden bij de huurder twee bestellingen hadden geplaatst, die volledig zijn geannuleerd, en dat de huurder aan deze derden een schadevergoeding van € 1.500,- heeft betaald.

Het hof heeft de verhuurder veroordeeld tot betaling van gederfde winst, de schadevergoeding die de huurder aan derden heeft betaald, onverschuldigd betaalde huur, vergoeding voor gemist huurgenot en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van de verhuurder tot vergoeding van huur voor vervangende opslagruimte is afgewezen. De verhuurder is ook veroordeeld in de proceskosten.

In de slotsom heeft het hof bepaald dat de verhuurder een totaalbedrag van € 19.706,90, exclusief btw, aan de huurder moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 januari 2011. De proceskosten in het principale appel zijn voor rekening van de verhuurder, terwijl de kosten in het incidentele appel worden gecompenseerd. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en het dictum opnieuw geformuleerd, waarbij het arrest uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.122.209/01
(zaaknummer rechtbank [woonplaats] -Lelystad 182722 / HZ ZA 11-286)
arrest van 2 februari 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. S.J. Velsink, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde] ,h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] en zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A. Neophitou, kantoorhoudend te Berghem.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 15 september 2015 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

[appellant] heeft afgezien van de hem bij tussenarrest van 15 september 2015 (hierna: het tussenarrest) geboden gelegenheid tot het leveren van tegenbewijs. Vervolgens heeft [appellant] geen gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid een akte te nemen. De zaak is verwezen voor het wijzen van arrest, waarbij beide partijen het procesdossier hebben overgelegd. In het procesdossier van [geïntimeerde] ontbreekt het tussenarrest, zodat het hof daarvoor uit het procesdossier van [appellant] heeft geput.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
In het tussenarrest heeft het hof onder randnummer 5.10 voorshands aannemelijk geacht dat [X] en [Y] de door [geïntimeerde] gestelde bestellingen hebben geplaatst, [X] en [Y] de gehele bestellingen hebben geannuleerd en [geïntimeerde] met hen een schadevergoeding van in totaal € 1.500,- is overeengekomen. Nu [appellant] van het leveren van tegenbewijs heeft afgezien, heeft het hof van dat oordeel uit te gaan. Het hof heeft in het tussenarrest onder randnummer 5.10 overwogen dat de grieven I en II gedeeltelijk slagen, maar zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, leidt dat niet tot het alsnog geheel of gedeeltelijk afwijzen van de vordering van [geïntimeerde] .
2.2
Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellant] aan [geïntimeerde] € 17.482,90 excl. btw aan gederfde winst en € 1.500,- wegens schadeclaim van de twee opdrachtgevers heeft te vergoeden.
2.3
Het hof heeft in het tussenarrest onder randnummer 5.5 overwogen dat [appellant] niet heeft gegriefd tegen het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 504,- excl. btw aan onverschuldigd betaalde huur. Voorts heeft het hof op basis van de door [geïntimeerde] gewijzigde grondslag van zijn vordering een bedrag van € 20,- excl. btw wegens gemist huurgenot van de gehuurde loodsen toewijsbaar geacht (randnummer 5.15). Onder randnummer 5.17 van het tussenarrest heeft het hof eveneens toewijsbaar geacht een bedrag van € 200,- excl. btw aan buitengerechtelijke incassokosten. Grief I in het incidentele appel tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de huur voor vervangende opslagruimte heeft het hof onder randnummers 5.14 en 5.15, laatste alinea verworpen. Het hof blijft bij deze oordelen.

3.Slotsom

3.1
Het voorgaande leidt ertoe dat toewijsbaar is een bedrag van € 19.706,90 excl. btw (€ 17.482,90 wegens gederfde winst + € 1.500,- wegens schadeclaim opdrachtgevers + € 504,- onverschuldigd betaalde huur + € 20,- wegens gederfde huurgenot + € 200,- buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2011.
3.2
In het principale appel zijn de eerste twee grieven weliswaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar dit heeft hebben niet geleid tot afwijzing van (een deel van) de vordering van [geïntimeerde] . Voorts is grief III ongegrond verklaard. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het principale appel worden veroordeeld. Het salaris in het principale appel wordt gesteld op € 1.158,- (tarief III, 1 punt). In het incidentele appel is de eerste grief afgewezen en de tweede grief gedeeltelijk gegrond verklaard. Voorts is de gewijzigde vordering van [geïntimeerde] in hoger beroep slechts gedeeltelijk toegewezen. Dit leidt ertoe dat het hof de kosten in het incidentele appel zal compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
3.3
Uit praktische overwegingen zal het hof hierna het gehele vonnis vernietigen en het dictum opnieuw formuleren.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen eindvonnis van 7 november 2012, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 19.706,90, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 januari 2011 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] tot de datum van het bestreden vonnis begroot op € 2.698,31,
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep in het principale appel tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 683,- voor verschotten en € 1.158,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief,
compenseert de kosten van het hoger beroep in het incidentele appel in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolrechter in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 februari 2016.