Uitspraak
AV-nummer: 273-16
Beslissing d.d. 14 april 2016
[naam veroordeelde] ,
Overwegingen
Roemenië. Daartoe hebben zij aangevoerd dat:
- niet is gebleken dat de minister zich ervan heeft vergewist dat de tenuitvoerlegging in de staat van tenuitvoerlegging kan bijdragen aan de maatschappelijk re-integratie van veroordeelde in die staat. De veroordeelde is geboren in Roemenië, maar woonde sinds lange tijd in Duitsland, waar nu ook nog zijn vrouw en drie kinderen blijven en hij ook heeft gewerkt. De beoogde goede terugkeer in de maatschappij zou bij overdracht naar Roemenië niet worden bereikt;
- De veroordeelde heeft inmiddels bijna tweederde van zijn gevangenisstraf uitgezeten. De verwachting is dat -indien het WETVVS-verzoek naar Roemenië wordt ingestuurd- het nog zeer lange tijd zal duren eer Roemenië hier mee instemt. De veroordeelde zou in dat geval pas tegen het einde van zijn gevangenisstraf worden overgedragen aan Roemenië, waardoor er überhaupt geen ruimte voor het land van herkomst is om nog aan re-integratie te doen. Dit klemt des te meer nu de medeveroordeelden in deze zaak al veel eerder zijn ‘overgedragen’ aan Roemenië en inmiddels sinds enkel maanden weer op vrije voeten zijn. De veroordeelde zou, indien hij in aanmerking was gekomen voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling, reeds op 21 april 2016 op vrije voeten komen. Indien de WETVVS-procedure niet wordt voortgezet, komt de veroordeelde in aanmerking voor strafonderbreking.
- Gelet op deze feiten en omstandigheden kan niet worden gezegd dat de minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing tot strafoverdracht in het kader van de WETVVS heeft kunnen komen.
- Aan de formele voorwaarden voor overdracht op grond van de WETVVS is voldaan;
- Veroordeelde is ongewenst verklaard in Nederland en kan derhalve in Nederland niet resocialiseren. De veroordeelde heeft meer binding met Roemenië dan met Nederland. Uit de inleidende rechtsoverwegingen van het Kaderbesluit 2008/909 volgt dat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, wanneer hij zich er van vergewist of de tenuitvoerlegging van de sanctie in de tenuitvoerleggingsstaat zal bijdragen aan de reclassering van de veroordeelde, rekening dient te houden met factoren als zijn verbondenheid met de tenuitvoerleggingsstaat, meer bepaald met de overweging of het voor hem de plaats is waarmee hij familiale, taalkundige, culturele, sociale, economische of andere banden heeft. In het kaderbesluit wordt met de staat waar de gevonniste persoon “woont”, de staat bedoeld waarmee hij verbonden is uit hoofde van een gewone verblijfplaats en onder meer familiale , sociale of professionele banden.
- De vrouw en kinderen van de veroordeelde wonen in Duisburg (Duitsland). Overbrenging van de veroordeelde zou de afstand tussen zijn plaats van detentie en zijn gezin (aanmerkelijk) vergroten en zijn recht op ‘family life’ zoals bedoeld in artikel 8 EVRM op de tocht zetten;
- In deze zaak ligt de datum voor voorwaardelijke invrijheidsstelling op 21 april 2016. Het in gang zetten van de overdrachtsprocedure zal tot een (aanmerkelijke) overschrijding van deze termijn leiden. Bij beëindiging van de WETVVS-procedure zal de veroordeelde per de VI-datum in aanmerking kunnen komen voor strafonderbreking zodat hij Nederland per direct kan verlaten en zich bij zijn gezin zal kunnen voegen;
- Gelet op deze feiten en omstandigheden kan niet worden gezegd dat de minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing tot strafoverdracht in het kader van de WETVVS heeft kunnen komen.
- a. de veroordeelde zich in Nederland of in de uitvoerende lidstaat bevindt; en
- b. de bevoegde autoriteit van de uitvoerende lidstaat met de toezending heeft ingestemd, tenzij deze instemming niet vereist is; en
- c. de veroordeelde om de toezending heeft verzocht of daarmee heeft ingestemd, tenzij deze instemming niet vereist is; en
- d. Onze Minister zich ervan heeft vergewist, al dan niet na overleg met de bevoegde autoriteit van de uitvoerende lidstaat, dat de tenuitvoerlegging in de uitvoerende lidstaat kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in die staat.