ECLI:NL:GHARL:2016:6456

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
21-000820-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor rijden tijdens ontzegging en met ongeldig verklaard rijbewijs door onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1982 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het vonnis niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten 2 en 3, namelijk het rijden tijdens een ontzegging en met een ongeldig rijbewijs. De enige bewezenverklaring betreft het rijden onder invloed, waarbij het alcoholgehalte van de verdachte 405 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

Het hof heeft vastgesteld dat er in het dossier onvoldoende bewijs was voor de ontzegging van de rijbevoegdheid en de ongeldigverklaring van het rijbewijs. De informatie die beschikbaar was, kwam enkel uit politiesystemen en er ontbraken gewaarmerkte rechterlijke beslissingen of andere relevante documenten. Hierdoor heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de feiten 2 en 3, maar het onder 1 tenlastegelegde, het rijden onder invloed, is wel bewezen verklaard. De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000820-16
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 augustus 2014 met parketnummer 96-108651-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier in Nederland.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 30 april 2014 te Utrecht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 405 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:
hij op of omstreeks 30 april 2014 te Utrecht terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Van Egmondkade, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
3:
hij op of omstreeks 30 april 2014 te Utrecht terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, voor een gedeelte van de geldigheidsduur, te weten van 10-10-2013 tot 05-10-2014, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Van Egmondkade, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën gedurende dat gedeelte van die geldigheidsduur heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Weliswaar zitten er in het dossier veel (kopieën van) stukken die kennelijk zijn geprint vanuit het in eerste aanleg digitaal behandelde dossier, maar onduidelijk is krachtens welke uitspraak of strafbeschikking verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Voorts ontbreekt de ongeldigverklaring van het rijbewijs en is onduidelijk wanneer deze ongeldigverklaring is ingegaan. Niet volstaan kan worden met (onduidelijke) uitdraaien van in politiesystemen opgeslagen informatie in plaats van gewaarmerkte rechterlijke beslissingen, in plaats van strafbeschikkingen van het openbaar ministerie of in plaats van beslissingen van de autoriteit die het rijbewijs ongeldig heeft verklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks30 april 2014 te Utrecht als bestuurder van een voertuig,
(personenauto
), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 405 microgram,
in elk geval hoger dan 220 microgram,alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 40 uren, passend en geboden is. Voorts acht het hof een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden op haar plaats.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.I.C. Dubelaar, griffier,
en op 12 augustus 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 augustus 2016.
Tegenwoordig:
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
mr. G.J.B. van Weegen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.