In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de besloten vennootschap Ambiance Zwembaden B.V. over de geldigheid van een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. [appellant] was in dienst bij Ambiance als zwembadmonteur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na beëindiging van deze overeenkomst heeft hij een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten met [huidige werkgever] B.V., die zich ook in de zwembadenbranche bevindt. Ambiance heeft het concurrentiebeding ingeroepen, wat [appellant] betwistte in kort geding, met de stelling dat er geen zwaarwegende bedrijfsbelangen zijn die het beding rechtvaardigen. De kantonrechter heeft het concurrentiebeding geschorst, maar Ambiance ging in hoger beroep.
Het hof heeft in zijn uitspraak op 2 augustus 2016 geoordeeld dat [appellant] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde schorsing van het concurrentiebeding, omdat zijn dienstverband bij [huidige werkgever] op 31 juli 2016 eindigt. Het hof heeft ook overwogen dat Ambiance wel degelijk zwaarwegende bedrijfsbelangen heeft, gezien de kennis die [appellant] heeft van klantenlijsten en bedrijfsinformatie. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.