In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een verzuimboete van € 147 die is opgelegd wegens niet tijdige betaling van motorrijtuigenbelasting. De verzuimboete werd opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst na een eerdere naheffingsaanslag en een verzuimmededeling. Belanghebbende had de verschuldigde belasting niet op tijd voldaan, wat leidde tot de boete. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 7 juni 2016 in Leeuwarden werd belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de verzuimboete terecht had opgelegd, omdat belanghebbende in een jaar voorafgaand aan de boete al eerder in verzuim was geweest. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de verzuimboete, waarbij het de hoogte van de boete passend achtte in verhouding tot het verzuim. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 augustus 2016.