ECLI:NL:GHARL:2016:6215

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
21-000492-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor een serie van aanrandingen op fietsende vrouwen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was veroordeeld voor een serie van 19 aanrandingen, dan wel pogingen daartoe, die plaatsvonden tussen juli 2013 en juni 2015. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het benaderen van jonge vrouwen op hun fiets, waarbij hij hen van achteren naderde op zijn scooter en hen onverwachts aanraakte in hun kruis. Het hof heeft de verweren van de verdediging, waaronder het ontbreken van rechtsbijstand tijdens politieverhoren en de vraag of er sprake was van een begin van uitvoering, verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat er een hoog recidiverisico bestaat. De maatregel van TBS is opgelegd om de verdachte te behandelen en de kans op herhaling te minimaliseren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die slachtoffer zijn geworden van de aanrandingen. Het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen scooter van de verdachte bevolen, aangezien deze is gebruikt bij de strafbare feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000492-16
Uitspraak d.d.: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 januari 2016 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-730039-14 en 18-930162-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
thans verblijvende en ingeschreven te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met dien verstande dat het hof in aanvulling hierop de inbeslaggenomen scooter verbeurd zal verklaren en de advocaat-generaal zich bij repliek heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof voor zover het gaat om de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] .
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van alle in de zaken met parketnummer 18-730039-14 en parketnummer 18-930162-15 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek, met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, welke last tot terbeschikkingstelling onmiddellijk uitvoerbaar is verklaard door de rechtbank. Voorts heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 11] en [benadeelde 12] volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de rechtbank toegewezen tot € 685,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging de schadevergoedingsmaatregel, voor het overige is deze vordering afgewezen. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 10] zijn toegewezen tot de respectievelijke bedragen van € 625,60 en € 600,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Ten slotte heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 627,72, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-730039-14:
1:
hij op of omstreeks 17 juli 2013 te of bij [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] ) (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, strelen/betasten, althans aanraken van een/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld en/of bedreiging met geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 1] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 1] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte (vervolgens) naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en/of (vervolgens) aan het stuur van de fiets van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Mooie benen heb je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
2:
hij op of omstreeks 22 juli 2013 te of bij [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 2] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 1] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek en/of het, meermalen, knijpen in de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 1] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [benadeelde 1] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [benadeelde 1] is gaan rijden en/of aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [benadeelde 1] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
3:
hij op of omstreeks 6 augustus 2013 te of bij [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , althans op het traject Leeuwarden- Marsum , in elk geval in de provincie Friesland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 2] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de/een be(e)n(en) en/of de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 2] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 2] , aldaar, fietste en hij, verdachte, die [benadeelde 2] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [benadeelde 2] is gaan rijden en/of zijn hand op de/een (boven)be(e)n(en) van die [benadeelde 2] heeft gelegd en/of (vervolgens) de gulp van haar broek heeft losgemaakt en/of (vervolgens) zijn hand in de broek van die [benadeelde 2] heeft gestoken en/of (vervolgens) die [benadeelde 2] de woorden toegevoegd: "dit vind je lekker, hè?" en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoed heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [benadeelde 2] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
4:
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te of bij [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 2] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 3] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 3] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 3] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [benadeelde 3] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [benadeelde 3] is gaan rijden en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [benadeelde 3] heeft geduwd/gebracht en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [benadeelde 3] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
5:
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te of bij [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 2] , althans op het traject Franeker-Dronrijp, in elk geval in de provincie Friesland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 2] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 2] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [slachtoffer 2] is gaan rijden en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht en/of die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "hmm lekker kutje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
6:
hij op of omstreeks 5 september 2013 te of bij [plaats 3] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , door door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 4] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek en/of het (met kracht) duwen van een of meer vingers tegen de (bedekte) vagina van die [benadeelde 4] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 4] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [benadeelde 4] van achteren op zijn bromscooter naderde waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [benadeelde 4] is gaan rijden en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [benadeelde 4] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
7:
hij op of omstreeks 9 september 2013 te of bij [plaats 3] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , door door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 5] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 5] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 5] , aldaar, fietste en hij, verdachte op zijn bromscooter naast die [benadeelde 5] is gaan rijden en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [benadeelde 5] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
zaak met parketnummer 18-930162-15 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te [plaats 4] , gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die fietsende [slachtoffer 3] is gaan rijden op zijn scooter en/of haar heeft klem gereden, althans tot stoppen heeft genoopt en (vervolgens) onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en/of haar heeft vastgepakt bij haar linkerbovenbeen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te [plaats 6] , gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 4] is gaan rijden en (vervolgens) zijn hand onverhoeds in de richting van haar kruis heeft gebracht en haar (boven) bij haar linkerbovenbeen heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3 hij op of omstreeks 21 januari 2015 te [plaats 5] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 6] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die [benadeelde 6] gaan staan,(die stilstond met de fiets),en is hij tegen haar aan gaan hangen en heeft hij haar vervolgens, onverhoeds, hardhandig, in haar kruis gegrepen;

4:
hij op of omstreeks 10 februari 2015 te [plaats 6] , gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid, [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter achter de fietsende [slachtoffer 5] aan is gereden en (vervolgens) naast haar is gaan rijden en (vervolgens) onverhoeds zijn hand in de richting van haar kruis, althans haar lijf heeft gebracht en haar ter hoogte van haar schouders en/of borst heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5:
hij op of omstreeks 04 maart 2015 te [plaats 6] , gemeente [gemeente 3] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte op zijn scooter achter die fietsende [slachtoffer 6] aangereden en heeft hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en (vervolgens) onverhoeds in haar kruis gegrepen en/of geknepen;
6:
hij op of omstreeks 24 april 2015 te [plaats 7] , gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 7] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en/of aan haar linkerbovenbeen heeft getrokken/gevoeld en/of aan haar broek heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7:
hij op of omstreeks 01 mei 2015 te [plaats 6] , gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 8] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter naast de fietsende [benadeelde 8] is gaan rijden en vervolgens onverhoeds zijn hand tweemaal, althans eenmaal, richting haar kruis, althans haar lichaam, heeft gebracht en haar onderin haar zij heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8:
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te [plaats 5] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 7] gaan rijden en is hij vlak langs haar geschuurd en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen en/of geknepen;
9:
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te [plaats 5] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 9] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [benadeelde 9] gaan rijden en heeft hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en haar (daarbij) tweemaal, althans eenmaal, onverhoeds, hardhandig in haar kruis gegrepen en/of geknepen;
10:
hij op of omstreeks 07 juni 2015 te [plaats 8] , gemeente [gemeente 4] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 10] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [benadeelde 10] gaan rijden en heeft hij haar, vervolgens, onverhoeds eenmaal bij haar borsten en/of tweemaal in haar kruis gegrepen;
11:
hij op of omstreeks 07 juni 2015 te [plaats 8] , gemeente [gemeente 4] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 11] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [benadeelde 11] gaan rijden en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar vagina gegrepen en/of geknepen en bij haar borsten betast;
12:
hij op of omstreeks 11 juni 2015 te [plaats 9] , in de gemeente [gemeente 3] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid [benadeelde 12] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter (ineens) met hoge snelheid naast die [benadeelde 12] gaan rijden op het fietspad en heeft verdachte (vervolgens) toen hij naast die [benadeelde 12] was, haar onverhoeds in haar kruis gegrepen;
13:
hij op of omstreeks 11 juni 2015, op het fietspad van [plaats 5] naar [plaats 4] (in het [bos] tussen [plaats 5] en [plaats 9] ter hoogte van het onderduikershol, voorbij de afslag fietspad [fietspad] ) te [plaats 9] , door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid, [slachtoffer 8] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers
- ging verdachte met zijn scooter zigzaggend voor die [slachtoffer 8]
,(die op haar fiets reed)
,rijden en/of
- verminderde verdachte (vervolgens) zijn snelheid en belemmerde die [slachtoffer 8] de doorgang en/of
- is verdachte
,(nadat die [slachtoffer 8] hem voorbij wist te fietsen)
,achter die [slachtoffer 8] aan gereden en/of
- is verdachte (vervolgens) naast die [slachtoffer 8] gaan rijden en/of
- heeft verdachte die [slachtoffer 8] (vervolgens) onverhoeds in haar kruis gegrepen/geslagen, althans in de richting van haar kruis gegrepen/geslagen (en daarbij haar schaambeen geraakt).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van feit 7 onder parketnummer 18-930162-15

Het hof acht het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 7 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen.

Standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging

Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de Drentse feiten – tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 18-930162-15 – wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de in eerste aanleg afgelegde bekennende verklaring van de verdachte, in combinatie met de aangiftes van die feiten. De Friese feiten – tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 18-730039-14 – kunnen met behulp van zogenoemd schakelbewijs wettig en overtuigend bewezen worden, waarbij de tenlastegelegde feiten waarvan enkel een aangifte is, steunen op de wel door overige bewijsmiddelen ondersteunde aangiftes van [benadeelde 5] en [benadeelde 4] .
Verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het merendeel van de tenlastegelegde feiten. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen die door verdachte bij de rechtbank afgelegd zijn geen volledig bekennende verklaringen betreffen en dat ten tijde van de verhoren bij de politie afgelegde verklaringen verdachtes recht op rechtsbijstand is geschonden. Verdachte had wegens zijn bijzonder kwetsbare persoonlijkheid ten tijde van de politieverhoren namelijk recht op bijstand tijdens de verhoren. Nu dergelijke bijstand is uitgebleven, kan verdachtes bekennende verklaring niet voor het bewijs gebruikt worden en steunt het tenlastegelegde enkel op de verklaringen van aangeefsters, hetgeen onvoldoende wettig bewijs betreft om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te kunnen komen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat in de zaken waarin verdachte een poging tot aanranding is ten laste gelegd omdat hij slechts een arm of been heeft aangeraakt, verdachtes handelen niet als een begin van uitvoering aangemerkt kan worden. Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat er in de onderhavige zaak door het hof geen gebruik gemaakt kan worden van de door de rechtbank gebezigde schakelbewijs-constructie, wegens een gebrek aan typerende kenmerken.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De verklaringen van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep wat betreft vragen over zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten grotendeels een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte echter wel een verklaring willen afleggen. Ter zitting van de rechtbank op 12 januari 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij bij zijn verklaring blijft zoals hij die op de terechtzitting van 15 oktober 2015 heeft afgelegd. De verklaring ter zitting van 15 oktober 2015 houdt in dat verdachte de Drentse zaken heeft bekend, maar de beschuldigingen met betrekking tot de Friese zaken heeft ontkend. Meer precies is verdachte op 15 oktober 2015 voorgehouden dat hij de Drentse zaken heeft bekend bij de politie, waarop de verdachte heeft verklaard dat dit wel zo zal zijn, maar hij het zich allemaal niet meer kan herinneren. Hij heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd omdat hij er snel vanaf wilde zijn. Nader bevraagd op details heeft verdachte verklaard dat hij de twee meisjes in [plaats 8] en de twee meisjes op de dag dat hij is aangehouden – zoals bij parketnummer 18-930162-15 onder 10, 11, 12 en 13 ten laste is gelegd – wel heeft aangerand. Verdachte heeft hierbij opgemerkt dat “het wel zal kloppen dat het er in totaal 13 zijn geweest” en dat hij “door het aanraken van vrouwen in hun kruis een kick krijgt”. Hij raakt hier naar eigen zeggen opgewonden van.
Met de raadsman ziet het hof dat de verdachte ter zitting in eerste aanleg terughoudender is geworden in zijn verklaringen, zodat het hof – anders dan de rechtbank – toekomt aan de vraag of de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de politie voor het bewijs gebezigd mogen worden. Uitgangspunt hierbij is dat onder de in het onderhavige geval nog geldende Salduz-jurisprudentie een verdachte die door de politie is aangehouden aan artikel 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. In beginsel kwam een meerderjarige verdachte toen geen recht op rechtsbijstand tijdens het verhoor toe. Dit kon echter anders zijn indien bij de meerderjarige verdachte sprake was van een kennelijke verstandelijke beperking of een cognitieve functiestoornis, die maakten dat een meerderjarige als jeugdige verdachte beschouwd zou moeten worden.
In dit kader volgt uit de verhoren van verdachte dat hij voorafgaand aan deze verhoren – binnen de grenzen van de toen geldende Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor – een raadsman heeft kunnen consulteren. Voorts blijkt dat verdachte, zowel in het najaar van 2013 als in mei en juni 2015, in staat is gebleken om zijn positie gedurende het verhoor zelfstandig te bepalen. Verdachte is tijdens de verhoren in staat geweest om gedurende de verhoren op de door hem gewenste momenten te vragen om overleg met zijn (toenmalige) raadslieden, feiten te ontkennen of zich te beroepen op zijn zwijgrecht. Op het moment dat verdachte zijn procespositie enigszins wijzigde, omdat hij naar eigen zeggen graag geholpen wilde worden en schoon schip wilde maken, bekende hij een deel van de feiten wel en ontkende hij een ander deel. Uiteindelijk heeft hij bij de politie de meeste Drentse zaken bekend. Dat verdachte deze bekennende verklaringen alleen heeft afgelegd omdat hij er snel vanaf wilde zijn, is dan ook niet aannemelijk geworden.
Daarnaast had het in geval verdachte door verstandelijke beperkingen geen weerstand aan de druk van de verhorende verbalisanten had kunnen bieden, voor de hand gelegen dat verdachte bij het verhoor op 30 juni 2015 om 13.00 uur, waarin hij over de meeste Drentse zaken een bekentenis aflegde, ook de aanrandingszaken van Friesland had bekend. De politie heeft verdachte namelijk direct nadat hij over de Drentse zaken heeft verklaard ook ondervraagd over zijn betrokkenheid bij de aanrandingen in Friesland. Verdachte bleef toen aanzien van die zaken echter ontkennen, net zoals hij dat in 2013 bij de politie, alsook later bij de rechtbank en het hof heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande, alsmede de over verdachte uitgebrachte rapportages met betrekking tot zijn persoon is het hof van oordeel dat verdachtes verstandelijke vermogens niet dusdanig beperkt zijn dat hij tijdens het verhoor als gelijk te stellen aan een jeugdige verdachte beschouwd had moeten worden. Nu het hof ook anderszins niet is gebleken van enige onregelmatigheden tijdens de verhoren van verdachte, is het hof van oordeel dat aan door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen geen gebreken kleven. Deze bekennende verklaringen van verdachte kunnen derhalve voor het bewijs gebruikt worden. Die verklaringen zijn in lijn met verdachtes in eerste aanleg op 15 oktober 2015 gedane uitlating dat hij twee meisjes in [plaats 8] en op de dag van zijn aanhouding op 11 juni 2015 twee meisjes heeft aangerand en dat het wel kan kloppen dat er in totaal 13 vrouwen zijn aangerand, voor het bewijs gebruikt worden.
Het hof verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer tot bewijsuitsluiting omdat rechtsbijstand zou hebben ontbroken.
Schakelbewijs
Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het door de verdediging in eerste aanleg gevoerde en in hoger beroep herhaalde verweer met betrekking tot – kort gezegd – het schakelbewijs op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Voor zover het hof zich kan verenigingen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen, zal het hof deze beslissingen met de bijbehorende motivering van de rechtbank hierna – met een enkele kleine aanpassing of verbetering – tussen aanhalingstekens opnemen. Waar in dit gedeelte ‘rechtbank’ staat geschreven dient telkens ‘hof’ te worden gelezen.
“Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het toegestaan om bewijsmiddelen, die ten grondslag zijn gelegd aan de bewezen verklaring van een strafbaar feit, mede te gebruiken als bewijs voor andere – soortgelijke – strafbare feiten, mits uit die bewijsmiddelen blijkt van een specifiek gedragspatroon van de verdachte dat op essentiële punten overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij het te bewijzen feit.
De rechtbank stelt vast dat alle tenlastegelegde feiten telkens zedendelicten betreffen, die wat betreft de manier van handelen een grote mate van overeenkomst met elkaar vertonen. De rechtbank stelt voorts vast dat uit de aangiften en uit de verklaringen die het bewijs vormen voor het begaan van de feiten ten aanzien van de Drentse zaken blijkt van een consistent patroon in het gedrag van de verdachte dat op essentiële punten overeenkomt met de feitelijke gang van zaken bij de Friese zaken. Uit de aangiften inzake die feiten blijkt namelijk dat de dader reed op een scooter en dat in die gevallen de dader telkens fietsende meisjes en jonge vrouwen van achteren benaderde. Voorts blijkt uit de aangiften dat de dader zeer dicht naast de aangeefsters ging rijden en onverhoeds met zijn hand de – met kleding bedekte – vagina/schaamstreek en/of andere lichaamsdelen van de aangeefsters betastte. De rechtbank acht dit specifieke gedragspatroon (modus operandi) redengevend voor het bewijs.
De rechtbank acht voor het bewijs voorts redengevend dat de door aangeefsters opgegeven signalementen van de dader een aantal belangrijke overeenkomsten vertonen. Het opgegeven signalement bestaat telkens uit één of meer van de volgende kenmerken: blanke man, leeftijd 40/50 jaar, gezet postuur, bol gezicht met rimpels, dikke handen. De rechtbank overweegt in dit verband dat de onderdelen van het signalement dat door de aangeefsters is opgegeven ieder op zich zelf genomen wellicht weinig typerend zijn, maar dat de combinatie van alle kenmerken, in samenhang bezien, een overtuigend geheel vormen in de zin dat het steeds om dezelfde persoon gaat. Daarnaast beschrijven de verbalisanten die verdachte op 16 augustus 2013 staande hebben gehouden hem als een man met een bruin verweerd bol gezicht.”
Het hof overweegt in aanvulling op deze overwegingen dat ook de verschillende beschrijvingen van de scooter op hoofdlijnen overeenkomen. Deze wordt omschreven als donkerkleurig of zwart, waarbij meerdere aangeefsters melding maken van een zwarte koffer. Verdachte is door de politie tweemaal op een scooter gesignaleerd, waarbij de politie heeft gerelateerd dat verdachte rijdt op een donkerkleurige scooter, met een zwarte koffer.
“De rechtbank acht voor het bewijs inzake de Friese zaken verder redengevend dat de aanrandingen binnen een kort tijdsbestek hebben plaatsgehad, te weten in de periode van 17 juli 2013 tot en met 9 september 2013. Ook zijn de plaatsen delict in elkaars nabijheid gelegen. Alle feiten zijn gepleegd op de fietsroute Leeuwarden-Franeker. De aanrandingen
vertonen aldus ook in geografisch opzicht samenhang. Verdachte woonde ten tijde van de
gepleegde delicten in [plaats 10] . Daar komt bij dat in de periode na de aanhouding van de
verdachte geen aanrandingen meer hebben plaatsgevonden, althans zijn bij de politie geen
meldingen meer gedaan van aanrandingen.
Dat er sprake zou zijn van een soort wraakactie en dat één of meerdere personen onderhavige feiten zouden hebben gepleegd, zoals door verdachte ter zitting van 15 oktober 2015 is gesteld, is niet aannemelijk geworden.
Tot slot heeft verdachte ter zitting van 15 oktober 2015 erkend dat hij door het aanraken van vrouwen in hun kruis een kick krijgt. Hij raakt er, zo zegt hij, opgewonden van.”
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich, naast de in de zaak met parketnummer 18-930162-15 tenlastegelegde feiten (met uitzondering van feit 7), schuldig heeft gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 18-730039-14 tenlastegelegde feiten.
Het hof verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot het gebruik maken van schakelbewijs.
Begin van uitvoering
Uit het dossier volgt dat verdachte bij alle tenlastegelegde feiten de desbetreffende meisjes of vrouwen met zijn scooter van achteren is genaderd, enige tijd achter hen is blijven rijden, vervolgens naast ze ging rijden en zijn hand richting de vrouwen uitstak. Mede gelet op verdachtes reeds genoemde seksuele voorkeur, is het hof van oordeel dat verdachte hierbij alle keren ten doel heeft gehad om de desbetreffende vrouwen in het kruis aan te raken. Bij het overgrote deel van de vrouwen of meisjes is verdachte hier daadwerkelijk in geslaagd. Bij een enkeling is dit echter, zo volgt ook uit verdachtes eigen verklaring, niet gelukt. Verdachtes seksuele motief in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat het geheel van langzaam achter een (potentieel) slachtoffer rijden, dat slachtoffer naderen, naast haar gaan rijden en het vervolgens uitsteken van zijn arm in de richting van het kruis van het slachtoffer, reeds het begin van uitvoering van een aanranding is.
In de gevallen waarin verdachte de slachtoffers ‘slechts’ heeft aangeraakt bij een been, borst of arm, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gepoogd heeft deze vrouwen ontuchtig aan te raken.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat geen sprake is van begin van uitvoering in die gevallen waarin het kruis niet is aangeraakt, wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep voor het eerst het voorwaardelijk verzoek gedaan de tijden dat verdachte in de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) te Franeker aanwezig was te laten verifiëren, omdat daaruit zou kunnen blijken dat verdachte de meisjes niet heeft kunnen aanranden.
Het hof stelt vast dat verdachte in de periode waarin de Friese feiten hebben plaatsgevonden tweemaal door de politie buiten de FPA is aangehouden, namelijk op 9 september 2013 tussen 12.15 uur en 13.05 uur en op 16 augustus 2013 om 21.45 uur. Vier van de zeven tenlastegelegde feiten hebben rond deze tijdstippen plaatsgevonden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de stelling dat verdachte ten tijde van alle delicten in de FPA verbleef, feitelijke grondslag ontbeert. Het doen van nader onderzoek acht het hof dan ook niet noodzakelijk. Het hof wijst het verzoek derhalve af.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-730039-14:
1:
hij op 17 juli 2013 te of bij [plaats 1] , door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het meermalen betasten van een been van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld en die feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 1] aldaar fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 1] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte vervolgens naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en vervolgens aan het stuur van de fiets van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en vervolgens die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Mooie benen heb je", aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die handeling af te weren of daartegen weerstand te bieden;
2:
hij op 22 juli 2013 te of bij [plaats 2] , door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde 1] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de (bedekte) schaamstreek en het, meermalen, knijpen in de bedekte schaamstreek van die [benadeelde 1] en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 1] aldaar fietste en hij, verdachte die [benadeelde 1] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [benadeelde 1] is gaan rijden en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [benadeelde 1] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
3:
hij op 6 augustus 2013 te of bij [plaats 1] , door een feitelijkheid [benadeelde 2] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het aanraken van een been en de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 2] , en bestaande die feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 2] aldaar fietste en hij, verdachte, die [benadeelde 2] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [benadeelde 2] is gaan rijden en zijn hand op een bovenbeen van die [benadeelde 2] heeft gelegd en vervolgens de gulp van haar broek heeft losgemaakt en vervolgens zijn hand in de broek van die [benadeelde 2] heeft gestoken en vervolgens die [benadeelde 2] de woorden toegevoegd: "dit vind je lekker, hè?" en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [benadeelde 2] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
4:
hij op 26 augustus 2013 te of bij [plaats 2] , door een feitelijkheid [benadeelde 3] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 3] en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 3] aldaar fietste en hij, verdachte die [benadeelde 3] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [benadeelde 3] is gaan rijden en vervolgens zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [benadeelde 3] heeft gebracht en aldus voormelde ontuchtige handeling zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [benadeelde 3] niet in staat was die handeling af te weren of daartegen weerstand te bieden;
5:
hij op 26 augustus 2013 te of bij [plaats 2] , door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 2] aldaar fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 2] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 2] is gaan rijden en vervolgens zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "lekker kutje", en aldus voormelde ontuchtige handeling zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handeling af te weren of daartegen weerstand te bieden;
6:
hij op 5 september 2013 te of bij [plaats 3] , door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde 4] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de (bedekte) schaamstreek en het met kracht duwen van vingers tegen de (bedekte) vagina van die [benadeelde 4] en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 4] aldaar fietste en hij, verdachte die [benadeelde 4] van achteren op zijn bromscooter naderde waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [benadeelde 4] is gaan rijden en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [benadeelde 4] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
7:
hij op 9 september 2013 te of bij [plaats 3] , door een feitelijkheid [benadeelde 5] (geboren [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van de (bedekte) schaamstreek van die [benadeelde 5] en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling heeft gepleegd terwijl die [benadeelde 5] aldaar fietste en hij, verdachte op zijn bromscooter naast die [benadeelde 5] is gaan rijden en aldus voormelde ontuchtige handeling zodanig plotseling en onverhoeds heeft uitgevoerd dat die [benadeelde 5] niet in staat was die handeling af te weren of daartegen weerstand te bieden;
zaak met parketnummer 18-930162-15 (gevoegd):
1:
hij op 16 januari 2015 in de gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die fietsende [slachtoffer 3] is gaan rijden op zijn scooter en haar heeft klem gereden en vervolgens onverhoeds, haar heeft vastgepakt bij haar linkerbovenbeen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 16 januari 2015 te [plaats 6] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 4] is gaan rijden en vervolgens zijn hand onverhoeds in de richting van haar kruis heeft gebracht en haar bij haar bovenbeen heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 21 januari 2015 te [plaats 5] , door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde 6] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers is verdachte met zijn scooter naast die [benadeelde 6] gaan staan, die stilstond met de fiets, en is hij tegen haar aan gaan hangen en heeft hij haar vervolgens, onverhoeds, hardhandig, in haar kruis gegrepen;
4:
hij op 10 februari 2015 te [plaats 6] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter achter de fietsende [slachtoffer 5] aan is gereden en vervolgens naast haar is gaan rijden en vervolgens onverhoeds zijn hand in de richting van haar lijf heeft gebracht en haar ter hoogte van haar schouders en borst heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5:
hij op 4 maart 2015 te [plaats 6] , door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers is verdachte op zijn scooter achter die fietsende [slachtoffer 6] aangereden en heeft hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen en geknepen;
6:
hij op of omstreeks 24 april 2015 in de gemeente [gemeente 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [benadeelde 7] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en aan haar linkerbovenbeen heeft getrokken/gevoeld en aan haar broek heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8:
hij op 5 mei 2015 te [plaats 5] , door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 7] gaan rijden en is hij vlak langs haar geschuurd en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen en geknepen;
9:
hij op 5 mei 2015 te [plaats 5] , door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde 9] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [benadeelde 9] gaan rijden en heeft hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en haar daarbij tweemaal, onverhoeds, hardhandig in haar kruis gegrepen;
10:
hij op 7 juni 2015 te [plaats 8] , door een feitelijkheid [benadeelde 10] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [benadeelde 10] gaan rijden en heeft hij haar vervolgens onverhoeds eenmaal bij haar borsten en tweemaal in haar kruis gegrepen;
11:
hij op 7 juni 2015 te [plaats 8] , door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde 11] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [benadeelde 11] gaan rijden en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar vagina gegrepen en geknepen en bij haar borsten betast;
12:
hij op 11 juni 2015 te [plaats 9] , door een feitelijkheid [benadeelde 12] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers is verdachte met zijn scooter naast die [benadeelde 12] gaan rijden op het fietspad en heeft verdachte vervolgens toen hij naast die [benadeelde 12] was, haar onverhoeds in haar kruis gegrepen;
13:
hij op 11 juni 2015, in het [bos] tussen [plaats 5] en [plaats 9] ter hoogte van het onderduikershol, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 8] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers
- ging verdachte met zijn scooter zigzaggend voor die [slachtoffer 8] , die op haar fiets reed, rijden en
- verminderde verdachte vervolgens zijn snelheid en belemmerde die [slachtoffer 8] de doorgang en
- is verdachte, nadat die [slachtoffer 8] hem voorbij wist te fietsen, achter die [slachtoffer 8] aan gereden en
- is verdachte vervolgens naast die [slachtoffer 8] gaan rijden en
- heeft verdachte die [slachtoffer 8] vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 bewezenverklaarde levert telkens op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 1, 2, 4, en 6 bewezenverklaarde levert telkens op:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De verdachte heeft zich in de periode van juli 2013 tot en met september 2013 en januari 2015 tot en met juni 2015 schuldig gemaakt aan een serie van 19 aanrandingen, dan wel pogingen daartoe. Op één uitzondering na zijn de slachtoffers jonge vrouwen, in de leeftijd van 10 tot 24 jaar. Verdachte is de nietsvermoedende fietsende slachtoffers in alle gevallen op zijn scooter behoedzaam genaderd, waarna hij naast hen is komen rijden en opeens in de richting van hun schaamstreek heeft gegrepen. In een aantal gevallen is dit grijpen gepaard gegaan met geweld in de vorm van duwen van het slachtoffer, trekken aan het stuur van de fiets en het knijpen in de schaamstreek. Verdachte heeft geraffineerd gebruik gemaakt van het moment, waarin hij voor de slachtoffers zeer onverwachts heeft gehandeld. Door deze plotselinge aanval waren verdachtes slachtoffers zo goed als weerloos omdat zij fietsende en dus deel uitmakende van het verkeer zich niet konden verweren of zich aan de handelingen van verdachte konden onttrekken.
Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke, maar ook op de psychische integriteit van de slachtoffers. Dat verdachtes handelen zeer ingrijpend is geweest volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die zich in het dossier bevinden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft één van de slachtoffers treffend verwoord dat haar gevoel van veiligheid door de verdachte ernstig is aangetast. Niet alleen op de slachtoffers hebben de tenlastegelegde feiten een grote impact gehad, ook in de omgeving hebben de feiten veel beroering, alsmede algemene gevoelens van onveiligheid en onrust teweeggebracht, mede doordat de feiten binnen een beperkte geografische gebied hebben plaatsgevonden.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2016 volgt dat verdachte al eerder onherroepelijk veroordeeld is ter zake van soortgelijke feiten. In 2003 heeft de rechter verdachte veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid. In 2009 is verdachte veroordeeld ter zake van een aantal feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid. De rechtbank heeft in die laatste zaak verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk. Deze veroordeling – en het daaropvolgende behandeltraject – heeft verdachte echter niet kunnen weerhouden van het opnieuw begaan van soortgelijke strafbare feiten. Integendeel, terwijl verdachte ter behandeling was opgenomen in de FPA te Franeker voor soortgelijke feiten, heeft hij de onder parketnummer 18-730039-14 tenlastegelegde feiten begaan.
Dat dit risico op herhaling ook voor de toekomst onverminderd groot is, blijkt uit de Pro Justitia rapportages van psychiater K.N. Broek van 9 oktober 2015 en psycholoog R.A. Sterk van 13 oktober 2015. Aan dit grote recidiverisico liggen de vele bij verdachte geconstateerde defecten en het uitblijven van een effectieve behandeling ten grondslag.
Bij verdachte is door beide deskundigen een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het resttype, een afhankelijkheid van verschillende harddrugs en een vorm van parafilie, type frotteurisme vastgesteld. Verdachtes type frotteurisme houdt in dat hij opgewonden raakt van het aanraken van de (vrouwelijke) schaamstreek. Door de schizofrenie en de middelenafhankelijkheid is bij verdachte sprake van cognitief en moreel verval, waardoor gesproken kan worden van zwakbegaafdheid. De psychiater merkt hierbij op dat verdachte nog wel goed kan lezen en schijven, alsmede een goed tekstbegrip heeft.
Deze ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren ook aanwezig tijdens de tenlastegelegde feiten en deze kunnen daaruit verklaard worden. De drang van verdachte om vrouwen in hun kruis aan te raken, ontstaat wanneer hij harddrugs en/of Viagra gebruikt, hetgeen hij in ieder geval vanaf januari 2015 dagelijks en in steeds grotere mate heeft gedaan. Verdachtes verstoorde seksuele beleving lijkt samen te hangen met de defecten van de ziekte schizofrenie, waarin realiteitsverstoringen centraal staan.
Hoewel verdachte de wederrechtelijkheid van zijn handelen in zou moeten kunnen zien, kan hij echter als gevolg van zijn psychische problematiek niet goed in staat worden geacht zijn wil overeenkomstig dit inzicht te bepalen. Met name onder invloed van middelen kan verdachte seksueel opgewonden raken en kan hij zich onvoldoende inhouden in het uitleven van zijn seksuele verlangens.
Het hof neemt de conclusies van de deskundigen met betrekking tot de geconstateerde ziekelijke stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens over en maakt die tot de zijne. Het hof rekent op basis van het voorgaande verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe.
Volgens de deskundigen is behandeling ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek geïndiceerd, hoewel de jarenlange behandeling van verdachte tot op heden weinig effect heeft gehad.
Uit het psychologische rapport volgt dat verdachte categorale zorg nodig heeft in het “SGLVG-circuit”, waarbij extra aandacht zou moeten zijn voor zijn verslaving. Nadien is een besloten en beschermde woonvorm aangewezen, met een sterk kader en blijvende begeleiding. De psychiater heeft in dit kader Trajectum als geschikte instelling voor verdachte geopperd.
Beide deskundigen hebben met klem benadrukt dat een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende waarborgen biedt om te zorgen dat verdachte de noodzakelijk geachte behandeling en zorg krijgt, nu bij overtreding van één van de voorwaarden slechts de executie van het voorwaardelijk strafdeel rest. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden geadviseerd. Dit kader biedt – in tegenstelling tot een eventueel voorwaardelijke strafdeel – afdoende waarborgen om de geconstateerde problematiek te kunnen behandelen en de kans op herhaling te minimaliseren.
Naar aanleiding van de Pro Justitia rapportages is een reclasseringsrapport d.d. 8 december 2015 opgesteld ten behoeve van een eventuele terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering sluit zich aan bij het oordeel van de psychiater en psycholoog. De geconstateerde noodzakelijke klinische behandeling, het toekomstige beschut/begeleid wonen, het strenge toezicht en controle op verdachte, verdachtes ambivalente intrinsieke motivatie, beperkte leerbaarheid en het hoge recidiverisico maken een streng kader noodzakelijk, zo volgt uit het rapport. De klinische behandeling dient plaats te vinden in een hoog beveiligde SGLVG instelling, waarbij de behandeling gericht dient te zijn op de restverschijnselen van de schizofrenie, verdachtes drugsafhankelijkheid en zijn parafilie. Verdachte is op basis van de indicatiestelling aangemeld bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek van Trajectum en is inmiddels geplaatst in Hoeve Boschoord.
Naast het voltooien van deze behandeling, heeft de reclassering een lijst met een aantal andere specifieke voorwaarden opgesteld, waar verdachte zich aan zou moeten houden. Het gaat dan met name om het meewerken aan een vervolgtraject in de richting van beschermd/beschut wonen, het houden aan de gedragsregels en het zorgplan van de desbetreffende instellingen, het zich onthouden van drugs en alcohol, alsmede inzicht verschaffen in zijn sociale en financiële situatie.
Evenals de rechtbank, ziet het hof in het voorgaande aanleiding om aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden, onder de hierna te noemen algemene en specifieke voorwaarden, op te leggen, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij sinds juni 2016 in Hoeve Boschoord is opgenomen en dat zijn behandeling daar is begonnen. Hij is bereid zich aan de door het hof op te leggen voorwaarden te houden.
Teneinde de behandeling in deze Forensisch Psychiatrische Kliniek te laten voortduren en de als hoog ingeschatte kans op terugval in delictgedrag, waarbij de lichamelijke integriteit van anderen aangetast kan worden, te minimaliseren, zal het hof – conform de rechtbank – op basis van artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat de last tot terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar is.
De door de raadsman voorgestelde voorwaardelijke straf acht het hof gelet op vorenstaande
overwegingen niet voldoende om recidive in de toekomst te voorkomen..
De hierna te melden strafoplegging is gelet op voorgaande overwegingen in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en zoals hiervoor overwogen. Hierbij heeft het hof betrokken dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Alles afwegend, acht het hof – overeenkomstig het vonnis van de rechtbank – een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

Verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om in vrijheid gesteld te worden, teneinde zijn zieke zus te kunnen bezoeken. Verdachtes raadsman heeft dit verzoek bij dupliek herhaald in de vorm van een schorsingsverzoek.
Het hof wijst het verzoek tot schorsing af. De belangen van strafvordering om de voorlopige hechtenis te laten voortduren wegen gezien het voorgaande zwaarder dan de belangen van verdachte om uit voorlopige hechtenis te worden geschorst.

Beslag

Nu de in de zaak met parketnummer 18-930162-15 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven scooter. Het voorwerp behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.065,58, waarbij door de benadeelde partij niet verzocht is om vermeerdering met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 685,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding – voor zover deze in hoger beroep ter beoordeling aan het hof voorligt – volledig toewijsbaar.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.025,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 625,60. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding – voor zover deze in hoger beroep ter beoordeling aan het hof voorligt – volledig toewijsbaar.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.027,72, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 627,72, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, waarna de benadeelde partij zich in hoger beroep tevens opnieuw heeft gevoegd.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 667,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, waarna de benadeelde partij zich in hoger beroep tevens opnieuw heeft gevoegd.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 7 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, waarna de benadeelde partij zich in hoger beroep tevens opnieuw heeft gevoegd.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 589,95, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding – voor zover deze in hoger beroep ter beoordeling aan het hof voorligt – volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 566,21, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 7 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als gelijkgesteld aan een in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 9 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding – voor zover deze in hoger beroep ter beoordeling aan het hof voorligt – volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 650,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 600,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 10 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 649,95, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 11 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 700,13, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, waarna de benadeelde partij zich in hoger beroep tevens opnieuw heeft gevoegd.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 12 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende is onderbouwd, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging is weersproken en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding – voor zover deze in hoger beroep ter beoordeling aan het hof voorligt – volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, onder de na te noemen voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van de identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meerdere vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
Stelt als specifieke voorwaarden dat de verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en contact onderhoudt met de reclassering in een door hen te bepalen frequentie;
- klinisch zal verblijven in Trajectum, FPK De Beuken, of een soortgelijke instelling, en zich conformeren aan het behandelplan, waaronder medicatiegebruik, en zich conformeren aan de huis- en gedragsregels van de instelling;
- zal meewerken aan een vervolgtraject richting beschermd/beschut wonen en niet verhuizen zonder overleg met en instemming van de reclassering;
- zich zal houden aan het zorgplan en de huis -en gedragsregels van de woonvorm;
- zorgt voor actuele contactgegevens en is altijd bereikbaar voor de kliniek, woonvorm en de reclassering;
- geen alcohol en drugs zal gebruiken, behalve na overleg met en instemming van de reclassering, en meewerken aan controle hier op;
- openheid geeft over en inzicht geeft in zijn sociale contacten en (seksuele) relaties en accepteert het bespreken ervan met het behandelteam en de reclassering;
- openheid zal geven over zijn financiën en ondersteuning zal accepteren van zijn curator of professionele derden;
- zich begeleidbaar opstelt en toestemming geeft aan de reclassering om met instanties en personen informatie uit te wisselen (zoals behandelteam Trajectum, woonvorm, familie, enzovoort).
Wijst reclassering Leger des Heils aan als instelling om de terbeschikkinggestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van die voorwaarden en geeft voornoemde instelling daartoe opdracht.
Beveelt dat de opgelegde maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Scooter van het merk Yamaha Sa15, kleur grijs, kenteken 76DDB5.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 685,00 (zeshonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 85,00 (vijfentachtig euro) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 685,00 (zeshonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 85,00 (vijfentachtig euro) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 625,60 (zeshonderdvijfentwintig euro en zestig cent) bestaande uit € 25,60 (vijfentwintig euro en zestig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met 18-730039-14 onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 625,60 (zeshonderdvijfentwintig euro en zestig cent) bestaande uit € 25,60 (vijfentwintig euro en zestig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.027,72 (duizend zevenentwintig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 427,72 (vierhonderdzevenentwintig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.027,72 (duizend zevenentwintig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 427,72 (vierhonderdzevenentwintig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 667,00 (zeshonderdzevenenzestig euro) bestaande uit € 67,00 (zevenenzestig euro) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730039-14 onder 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 667,00 (zeshonderdzevenenzestig euro) bestaande uit € 67,00 (zevenenzestig euro) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 589,95 (vijfhonderdnegenentachtig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 39,95 (negenendertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 589,95 (vijfhonderdnegenentachtig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 39,95 (negenendertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 9 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 600,00 (zeshonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 9 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 600,00 (zeshonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 10 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 10 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 11 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 649,95 (zeshonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 99,95 (negenennegentig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 11 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 649,95 (zeshonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 99,95 (negenennegentig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 12] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 12 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 700,13 (zevenhonderd euro en dertien cent) bestaande uit € 200,13 (tweehonderd euro en dertien cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 12] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930162-15 onder 12 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 700,13 (zevenhonderd euro en dertien cent) bestaande uit € 200,13 (tweehonderd euro en dertien cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier,
en op 29 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.