In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1962, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling van 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor alcoholproblematiek. De rechtbank had ook bepaald dat de verdachte gedurende 5 jaren niet het beroep van PGB-begeleider en/of hulpverlener van minderjarigen mocht uitoefenen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft de bijkomende straf van ontzetting uit het beroep van PGB-begeleider en/of hulpverlener van minderjarigen vernietigd. Het hof oordeelde dat de eerste rechter op juiste gronden had geoordeeld en dat de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.560,90 had gevorderd, correct waren. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf 1 december 2013.
De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft echter besloten om de opgelegde bijkomende straf niet aan de verdachte op te leggen, maar heeft het vonnis voor het overige bevestigd. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2016 en de eerdere zitting in eerste aanleg.