ECLI:NL:GHARL:2016:6175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
21-006684-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 10 november 2015. De zaak betreft een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor verduistering. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 107.113,31. Tijdens de zitting op 13 juli 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, evenals de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M.J.N. Vermeij.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 129.052,45 heeft verduisterd van zijn werkgever. De kantonrechter had in een rechtszaak die door de werkgever was aangespannen, een vordering tot een bedrag van € 540.028,45 toegewezen. Aangezien de veroordeelde tegen deze vordering niet in beroep is gegaan, is deze onherroepelijk geworden. Het hof heeft geconcludeerd dat de toegewezen vordering een veelvoud is van het bedrag dat de veroordeelde door zijn criminele handelen heeft verkregen.

Gelet op de inhoud van artikel 36e, lid 8, van het Wetboek van Strafrecht, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal afgewezen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan door de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. R. de Groot, en is op 27 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006684-15
Uitspraak d.d.: 27 juli 2016
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 10 november 2015 met parketnummer 16-700463-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1958] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op € 107.113,31.
De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman,
mr. M.J.N. Vermeij, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Overweging met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 27 juli 2016 (parketnummer 21-006683-15 ter zake van verduisteringen veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in totaal een bedrag van
€ 129.052,45 heeft verduisterd van zijn werkgever [bedrijf]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat door de kantonrechter in de door [bedrijf] in de zaak tegen veroordeelde aangespannen rechtszaak de vordering tot een bedrag van € 540.028,45 is toegewezen. Veroordeelde is tegen deze vordering niet in beroep gekomen zodat deze onherroepelijk is. De toegewezen vordering bedraagt een veelvoud van hetgeen verdachte door zijn criminele handelen heeft verkregen.
Gelet op de inhoud en strekking van artikel 36e, lid 8, van het Wetboek van Strafrecht, wijst het hof daarom de vordering van de advocaat-generaal af.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 27 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 juli 2016.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte:

[verdachte] ,

geboren te Haarlem op [1958] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.