De moeder verzoekt het hof de verzoeken van de vader in hoger beroep ten aanzien van het gezag en de omgangsregeling af te wijzen.
Volgens de moeder gaat het de vader niet om het belang van de kinderen maar om zijn eigen aanzien. De vader bagatelliseert zijn eigen handelen en rol in het verleden, waarvoor hij veroordeeld is, en de moeder blijft in angst en onzekerheid over de motieven van de vader betreffende het gezag; zij is bang voor een nieuwe ontvoering. In dit verband wijst de moeder erop dat de vader niet alleen [de minderjarige1] , maar ook de toen anderhalf jaar oude halfzus van [de minderjarige1] , [de minderjarige4] , zonder toestemming van haar moeder heeft meegenomen naar het buitenland.
Hoewel de uitspraak van de rechtbank de moeder enigszins rust heeft gegeven - de vader kan nu immers zonder gezag geen reisdocument aanvragen - is de moeder constant op haar hoede en alert. De vader blijft volgens de moeder liegen, legt tegenstrijdige verklaringen af en manipuleert. Zij wijst erop dat de vader, zonder enig overleg met de moeder, op zondag 1 maart 2016 verscheen in de klas bij de Arabische les van [de minderjarige1] en haar wilde meenemen en enkel door het juiste handelen van de lerares zonder [de minderjarige1] weer is vertrokken.
Het gedrag van de vader maakt dat de moeder absoluut geen vertrouwen heeft in de vader en het is voor de moeder vanwege de voorgeschiedenis en gelet op de houding van de vader, toen maar ook nu, zeer belastend om met de vader te moeten overleggen. De moeder betwist dan ook dat de gezagswijziging in het belang van de kinderen kan worden geacht. Mocht er iets met de moeder in de toekomst gebeuren, dan acht de moeder het in het belang van haar vijf kinderen dat zij allen bij elkaar blijven, zo nodig bij haar huidige partner.
Ook de wijze waarop de vader omgaat met de omgangsregeling is niet in het belang van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De vader heeft zich lange tijd opgedrongen bij de moeder en de kinderen. De moeder betwist dat er sprake is geweest van overleg over de omgang. De vader duldt volgens de moeder geen tegenspraak en de moeder wil in het bijzijn van de kinderen geen scènes en er kan in verband hiermee niet gesproken worden over goede communicatie en van onderling overleg tussen partijen. Daar was en is volgens de moeder geen sprake van.
De moeder erkent dat er in een kort geding een afspraak is gemaakt over de voorlopige omgangsregeling en dat er met behulp van advocaten afspraken zijn gemaakt over de exacte invulling daarvan. De moeder heeft zich stipt aan deze omgangsregeling gehouden. De moeder betwist echter uitdrukkelijk dat er sprake is geweest van een verruiming van de omgangsregeling, laat staan van een onbegeleide omgangsregeling. De moeder stelt dat zij (samen met haar jongste kind [de minderjarige6] ), vanwege het gevaar van ontvoering, altijd aanwezig is geweest bij de omgang tussen de vader en de kinderen. Wel is er contact geweest tussen de kinderen en [de minderjarige4] , waarbij de man aanwezig is geweest in het kader van de omgangsregeling met haar, maar ook daarbij was toezicht, te weten twee begeleiders van Stichting [G] . De moeder wijst erop dat je uit de foto's en filmpjes van de vader, die zij op zich niet bestrijdt, niet kunt afleiden dat de vader onbegeleide omgang heeft gehad. Zij stelt dat zij er telkens bij is geweest, maar alleen niet op de foto staat. Volgens de moeder heeft zij zelfs sommige foto's, op verzoek van de vader, zelf genomen en zij begrijpt niet dat de vader die thans tegen haar gebruikt.
Ook het recente handelen van de vader met betrekking tot de omgangsregeling acht de moeder niet in het belang van de kinderen. Zo wijst de moeder erop dat de vader sinds november 2015 de omgangsregeling niet is nagekomen, terwijl de moeder met de kinderen maandenlang op de vrijdagmiddag na school op de vader op het plein stond te wachten.
Zij betwist dat het in het belang van de kinderen is geweest om de omgangsregeling vanwege de kou naar de [H] te verplaatsen. De kinderen spelen altijd buiten, aldus de moeder.
De vader stelt weliswaar een band met hen te willen opbouwen maar laat dan niks van zich horen. Verder betwist de moeder dat er sprake is van regelmatig contact tussen de vader en de kinderen op zondag in de moskee. De moeder brengt de kinderen ieder zondag naar de moskee, maar dat is voor de Arabische les, niet vanwege de omgang met de vader. Het is voorgekomen dat de vader en de kinderen elkaar daar hebben ontmoet maar, zo stelt de moeder, de vader heeft - in tegenstelling tot wat hij ten aanzien van het contact op zondag tussen hem en de kinderen beweert - de kinderen daar al tijden niet gezien.
De huidige door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling van eenmaal in de twee weken op vrijdagmiddag uit school gedurende twee aaneengesloten uren, waarbij de vader en de moeder samen de kinderen uit school ophalen, is door haar en de kinderen goed vol te houden en de moeder is -mocht de vader aangeven deze regeling te willen hervatten- wederom bereid om vader op deze dagen na school op te wachten. De door de vader verzochte omgangsregeling op zaterdag en zondag acht de moeder zowel voor zichzelf als voor de kinderen te belastend. Het is voor de moeder gelet op de samenstelling van haar gezin niet haalbaar om de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op zaterdag en zondag te begeleiden, waarbij komt dat de kinderen op zondag al extra leren en presteren. De moeder vindt het voor de kinderen belangrijk dat zij op zondag na Arabische les naar huis kunnen om een beetje bij te komen; maandag moeten zij immers weer naar school. Omgang op die dag is dus geen goed alternatief. De moeder verzoekt het hof dan ook de beschikking waarvan beroep zowel met betrekking tot het gezag als de omgangsregeling te bekrachtigen.