ECLI:NL:GHARL:2016:6031

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
21-004034-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrifte en belastingfraude door bestuurder van vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in [woonplaats], was als bestuurder van de vennootschappen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. betrokken bij het opzettelijk verstrekken van valse rekeningafschriften aan de Belastingdienst. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet beschikbaar stellen van correcte boeken en bescheiden, wat resulteerde in te weinig belastinginning. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd door het strekkingsvereiste alsnog op te nemen, zonder dat de verdediging hierdoor geschaad is. Tijdens de zittingen op 29 april 2015 en 18 mei 2016 is het bewijs onderzocht, waarbij de verdediging een alternatief scenario heeft geschetst. Het hof heeft echter geoordeeld dat dit scenario niet aannemelijk is. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk verstrekken van valse documenten, wat in strijd is met de Invorderingswet 1990. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een taakstraf van 180 uren opgelegd, in plaats van een geldboete of onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004034-14
Uitspraak d.d.: 1 juni 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 juli 2014 met parketnummer 05-980500-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 april 2015 en 18 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.O. den Otter, naar voren is gebracht.

Beslissing op voorwaardelijke verzoeken

De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof het voorwaardelijke verzoek gedaan om [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] als getuigen te horen. Het hof ziet de noodzaak niet om deze getuigen te horen, nu het door de verdediging geschetste alternatieve scenario als volstrekt niet aannemelijk ter zijde wordt geschoven en de getuigen niet behoeven te worden gehoord voor enig door het hof te nemen beslissing.
Voorts heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan tot het nader laten verrichten van onderzoek naar de betrokken vennootschappen, de bankafschriften en naar het scanapparaat, zoals verwoord in de brief van mr. Beune van 16 april 2016 en herhaald ter terechtzitting van het hof op 29 april 2016. Tevens heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht onderzoek te doen naar de verschillende computers die destijds operationeel waren op de werkvloer bij de in het dossier genoemde besloten vennootschappen. Het hof ziet de noodzaak niet om de verzoeken van de raadsman in te willigen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

In de tenlastelegging zoals die na wijziging in eerste aanleg en in hoger beroep luidt, is onder het primair ten laste gelegde het verstrekkingsvereiste niet opgenomen. Gelet op de tekst van de tenlastelegging en de verwijzing daar onder naar de artikelen 64, eerste lid aanhef en onder c, en 65, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, alsmede de toelichting ter zitting door de advocaat-generaal is het kennelijk de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging geweest om eveneens in de tenlastelegging tot uitdrukking te brengen dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd ingevorderd. In zoverre wordt de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en na verbetering van het hof van de tenlastelegging- tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2011 tot en met 15 juni 2011 in de gemeente(n) Arnhem en/of Duiven althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, als degene die ingevolge de Belastingwet
verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken,
bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in valse en/of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld of heeft doen stellen en hierbij inlichtingen of gegevens heeft verstrekt en deze niet, onjuist of onvolledig heeft verstrekt, hierin bestaande dat als bijlage(n) bij een
e-mail van [getuige 1] aan de belastingdienst te Arnhem beschikbaar werd gesteld:
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 01-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V. (vindplaats: D-003a)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 07-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V. (vindplaats: D-003b)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 12-04-10 ten name van [bedrijf 2] B.V. (vindplaats: D-003c)
waarin (telkens) werd vermeld dat er (een) betaling(en) aan de
belastingdienst was/ waren verricht ten bedrage van euro 61.234,= en/of euro 15.000,= en/of euro 25.000,= en/of euro 35.000,= , althans van enig geldbedrag, terwijl in werkelijkheid een of meer lager(e) bedrag(en) en/of een of meer van genoemd(e) bedrag(en) niet was/waren overgemaakt aan de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt ingevorderd, terwijl hij feitelijk leidinggevende was van de vennootschap en/of rechtspersoon;
1.subsidiair:
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. in of
omstreeks de periode van 13 juni 2011 tot en met 15 juni 2011 in de
gemeente(n) Arnhem en/of Duiven althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of
gebruik heeft doen maken van (de/een) (onder meer) hierna te noemen valse bankafschrift(en) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - waaronder:
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 01-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V. (vindplaats: D-003a)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 07-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V. (vindplaats: D-003b)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 12-04-10 ten name van [bedrijf 2] B.V. (vindplaats: D-003c)
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen van dat/die geschrift(en) aan de belastingdienst
te Arnhem en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat (telkens) werd vermeld dat er (een) betaling(en) aan de belastingdienst was/waren verricht
ten bedrage van euro 61.234,= en/of euro 15.000,= en/of euro 25.000,= en/of
euro 35.000,= althans van enig geldbedrag, terwijl in werkelijkheid een of
meer lager(e) bedrag(en) en/of een of meer van genoemd(e) bedrag(en) niet was/waren overgemaakt aan de belastingdienst,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan
wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
1. meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2011 tot en met 15 juni 2011 in de gemeente(n) Arnhem en/of Duiven althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of
gebruik heeft doen maken van (de/een) (onder meer) hierna te noemen valse bankafschrift(en) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - waaronder:
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 01-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V. (vindplaats: D-003a)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 07-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V. (vindplaats: D-003b)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 12-04-10 ten name van [bedrijf 2] B.V. (vindplaats: D-003c)
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen van dat/die geschrift(en) aan de belastingdienst te Arnhem en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat (telkens) werd
vermeld dat er (een) betaling(en) aan de belastingdienst was/waren verricht
ten bedrage van euro 61.234,= en/of euro 15.000,= en/of euro 25.000,= en/of
euro 35.000,= althans van enig geldbedrag, terwijl in werkelijkheid een of
meer lager(e) bedrag(en) en/of een of meer van genoemd(e) bedrag(en) niet was/waren overgemaakt aan de belastingdienst.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Alternatief scenario
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst. De verdediging heeft daartoe aangegeven dat ook anderen de computer van verdachte en dus zijn mailaccount konden gebruiken. Voorts heeft de verdediging aangegeven dat verdachte niet de enige was die een bankpasje had van de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. en hij ook niet de enige was die toegang had tot de papieren bankafschriften van [bedrijf 1] B.V. Volgens de verdediging valt derhalve niet uit te sluiten dat de mail is opgesteld door een ander of anderen dan verdachte en (samen met de daarna aan de Belastingdienst doorgezonden vervalste bankafschriften) aan de boekhouder, de heer [getuige 1] , is gestuurd ter doorzending aan de Belastingdienst.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de mailwisseling tussen verdachte en de heer [betrokkene] van de Belastingdienst blijkt dat verdachte in de maanden maart tot en met juni 2011 de correspondentie voerde met de Belastingdienst over de schulden die [bedrijf 1] B.V en [bedrijf 2] B.V. hadden bij de Belastingdienst. Verdachte zegde toe aan te tonen dat de schulden waren ingelost. De mail met het verzoek daartoe van [betrokkene] was ook aan verdachte gericht. In de mail van verdachte aan [getuige 1] stond “graag zie ik je mail voordat je deze doorstuurt”. Dit wijst erop dat verdachte kennelijk een vinger aan de pols wilde houden. Het hof is, gelet op het bovenstaande en hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, van oordeel dat het alternatieve scenario volstrekt niet aannemelijk is geworden. Daarbij komt dat niet aannemelijk is dat iemand anders dan verdachte er belang bij had de Belastingdienst onjuist te informeren.
Normadressaat
De in artikel 64 van de Invorderingswet gerichte norm is gericht tot degene die ingevolge de Invorderingswet 1990 verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan. In dit geval is de norm derhalve allereerst gericht tot de vennootschap. Verdachte heeft als bestuurder en derhalve als vertegenwoordiger van de vennootschap de inlichtingen en of gegevens aan de Belastingdienst verstrekt. Het hof is van oordeel dat verdachte, die als bestuurder en derhalve als vertegenwoordiger van de vennootschap de verweten gedragingen heeft verricht, eveneens de kwaliteit vervult van “degene die ingevolge deze wet (
de Invorderingswet 1990; hof) verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan”.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 13 juni 2011 tot en met 15 juni 2011
in de gemeente(n) Arnhem en/of Duiven althansin Nederland,
tezamen en invereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, als degene die ingevolge de Belastingwet
verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken,
bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in
valse en/ofvervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld of heeft doen stellen en hierbij inlichtingen of gegevens heeft verstrekt en deze
niet,onjuist
of onvolledigheeft verstrekt, hierin bestaande dat als bijlage(n) bij een
e-mail van [getuige 1] aan de belastingdienst te Arnhem beschikbaar werd gesteld:
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 01-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V.
(vindplaats: D-003a)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 07-06-11 ten name van [bedrijf 1] B.V.
(vindplaats: D-003b)
- een rekeningafschrift Rekening-Courant d.d. 12-04-10 ten name van [bedrijf 2] B.V.
(vindplaats: D-003c)
waarin
(telkens)werd vermeld dat er
(een)betaling
(en
)aan de
belastingdienst
was/waren verricht ten bedrage van euro 61.234,= en
/ofeuro 15.000,= en
/ofeuro 25.000,= en
/ofeuro 35.000,= ,
althans van enig geldbedrag,terwijl in werkelijkheid
een of meer lager(e) bedrag(en) en/of een of meer vangenoemd
(e
)bedrag
(en
)niet
was/waren overgemaakt aan de belastingdienst, terwijl dat
/diefeit
(en)ertoe strekte
(n)dat te weinig belasting wordt ingevorderd
, terwijl hij feitelijk leidinggevende was van de vennootschap en/of rechtspersoon;
Het hof acht, mede gelet op artikel 65, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk het feit begaan, omschreven in artikel 64, eerste lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt ingevorderd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verstrekken van valselijk opgemaakte rekeningafschriften aan de Belastingdienst, met het doel te doen voorkomen alsof er betalingen waren gedaan die feitelijk niet waren gedaan. De Belastingdienst moet er op kunnen vertrouwen dat documenten die zij van belastingplichtigen krijgt ten bewijze van betalingen echt en onvervalst zijn. Verdachte heeft dit vertrouwen beschaamd.
Met de rechtbank en anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats is aangezien er geen sprake is van een daadwerkelijk benadelingsbedrag.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal zal het hof geen geldboete aan verdachte opleggen. Het hof heeft hierbij gelet op het feit dat verdachte persoonlijk failliet is verklaard en derhalve geen draagkracht heeft en het opleggen van een dergelijke geldboete er op neer zou komen dat verdachte de vervangende hechtenis zou moeten vervullen.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 64, 65 en 65a van de Invorderingswet 1990.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. R.F.C. Spek, en mr G. Dam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 1 juni 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.