ECLI:NL:GHARL:2016:5969

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
WAHV 200.159.429
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake de verplichting tot zekerheidstelling in bestuursrechtelijke sancties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2014. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene, [betrokkene], tegen de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen zekerheid was gesteld. De betrokkene, die als gemachtigde van mevrouw van Tooren optrad, stelde dat hij niet begreep waarom hij als gemachtigde werd veroordeeld en dat mevrouw van Tooren geen kans zag om de vereiste zekerheid van € 370,- te stellen.

Het hof overweegt dat volgens artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) de sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In dit geval was dat [betrokkene]. Het hof stelt vast dat de betrokkene geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een uitzondering op de verplichting tot zekerheidstelling. De betrokkene heeft geen draagkrachtverweer gevoerd, en de kantonrechter heeft de betrokkene op de juiste wijze geïnformeerd over de verplichting tot zekerheidstelling.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en oordeelt dat de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep. Dit betekent dat het hof niet toekomt aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie. De beslissing van de kantonrechter wordt derhalve bevestigd, en de betrokkene blijft verantwoordelijk voor de opgelegde sanctie.

Uitspraak

WAHV 200.159.429
21 juli 2016
CJIB 181019099
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 9 oktober 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen zekerheid is gesteld en betrokkene geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat niet-ontvankelijkheid achterwege moet blijven.
2. De betrokkene heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat hij als gemachtigde, namens mevrouw van Tooren, met het openbaar ministerie heeft gecorrespondeerd. Hij begrijpt niet dat hij als gemachtigde wordt veroordeeld. Tevens maakt hij bezwaar tegen het feit dat niet is gereageerd op zijn brief d.d. 7 augustus 2014. In de brief van 7 augustus 2014 schrijft de betrokkene dat mevrouw van Tooren geen kans ziet om een zekerheid van € 370,- te stellen.
3. Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 5 van de WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Nu in het onderhavige geval op kenteken is bekeurd en het kenteken in het kentekenregister op naam van [betrokkene] staat geregistreerd, is de sanctie terecht aan hem opgelegd. Dat [bestuurster] ten tijde van de gedraging de bestuurster van het voertuig was, doet hieraan niet af.
4. Ingevolge artikel 6, eerste lid, WAHV kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie. Aangezien de inleidende beschikking aan [betrokkene] is gericht, kan alleen deze persoon beroep instellen en niet de bestuurster van het voertuig. Nu [bestuurster], als bestuurster van het voertuig van de kentekenhouder, beroep heeft ingesteld tegen de inleidende beschikking is zij, anders dan de betrokkene stelt, in de onderhavige procedure terecht als de gemachtigde van de betrokkene aangemerkt.
5. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan, gelet op artikel 9, eerste lid, WAHV, beroep worden ingesteld door degene die administratief beroep heeft ingesteld, te weten [betrokkene]. Aan [bestuurster] komt derhalve geen zelfstandig beroepsrecht toe. Gelet op artikel 11, eerste lid, WAHV moet zekerheid worden gesteld door de indiener van het beroepschrift. Indien er - zoals hier - van moet worden uitgegaan dat [bestuurster] namens [betrokkene] beroep heeft ingesteld, is voor de vraag of tijdig is voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling slechts de draagkracht van [betrokkene] - als degene die in juridisch opzicht het beroepschrift heeft ingediend - bepalend. Dat [bestuurster] de bestuurder van het voertuig was en feitelijk het beroepschrift heeft ingediend, doet daaraan niet af. Zij kan weliswaar als gemachtigde van de betrokkene worden aangemerkt, maar haar draagkracht is niet bepalend bij de beoordeling of is voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling.
6. Artikel 6:17 Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebben stukken in ieder geval aan de gemachtigde toezendt.
7. In het dossier bevindt zich een afschrift van een op 10 juli 2014 door de officier van justitie verzonden brief waarin wordt gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. Deze brief is verzonden aan zowel de betrokkene als diens toenmalige gemachtigde. In een herinneringsbrief van 27 juli 2014 heeft de officier van justitie de gemachtigde opnieuw gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling van het volledige sanctiebedrag alsmede de administratiekosten. Het hof stelt vast dat de zekerheidsbrieven voldoen aan de daaraan gestelde eisen.
8. Nu de betrokkene geen draagkrachtverweer heeft gevoerd waarmee de kantonrechter rekening diende te houden, de betrokkene op de juiste wijze is geïnformeerd over de verplichting tot zekerheidstelling en overigens niet is gebleken dat het niet voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling verschoonbaar was, heeft de kantonrechter het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen. Dit brengt mee dat het hof niet kan toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.