Uitspraak
1.[appellant 1] ,
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De verdere beoordelingvaststaande feiten
“Totaaloverzicht r / c verhouding [appellant 1] / [geïntimeerde][appellant 1] Verschil€ €[appellant 1] heeft prive te vorderen op [geïntimeerde]91.300 91.300 -[appellant 1] heeft vanuit [appellant 2] BVte vorderen op [geïntimeerde] Beheer BV4.542 4.542 -[appellant 1] heeft vanuit [appellant 2] tevorderen op [geïntimeerde] prive6.500 6.500-102.342 102.342[appellant 2] BV heeft vanuit gezamenlijkeBV’s te vorderen op [geïntimeerde] Beheer BV17.071- 17.071- -Overige verrekeningen en winstdelingen320.914 294.201 26.713Overzicht r/c verhouding met [Y] groep12.123- 12.123- -Betalingen van crediteuren22.826- 144.154- 121.328Te betalen door [geïntimeerde] aan [appellanten]exclusief rente371.2361)223.196 148.040Te betalen door [geïntimeerde] inzake afhandeling BV’s:Te betalen aandeel in BTW [Z] (50%)165Te betalen kosten voor afhandeling vennootschappen(50% van 37.500 p.p.)18.751) Aangezien de jaarcijfers 2009 nog niet voorhanden zijn ontbreken er mogelijk nog andere posten. Assets: Naverrekeningen Buitenpost en [Q] ”
"Tevens begrijp ik dat [appellant 2] B.V. niet akkoord is met verkoop Buitenpost. Eveneens heb ik diverse malen aangegeven dat het project op Aruba (Kamay) verkocht kon worden, ook hier steeds geen akkoord van [appellant 1] op ontvangen en verkoop dus niet door kunnen gaan.Ik stel voor/ga ervanuit dat we deze beide projecten verrekenen in jouw overzicht en ga ik er vanaf heden vanuit dat [appellant 1] of [appellant 2] B.V. volledige zeggenschap heeft overKamay Aruba en Buitenpost en dat we de 50% verrekenen.Buitenpost was resultaat Euro 50.000,00. Verrekenen Euro 25.000,00.Kamay Aruba: laatste partij wilde $ 550.000,00 betalen (euro 400.000,00) verrekenenEuro 200.000,00.Tevens voorstel om op basis van de lijst die gemaakt is als uitgangspunt te nemen ter afwikkeling van onderlinge schuld posities, waarbij deze 2 projecten verwerkt worden. Indien projecten in toekomst meer of minder opleveren zal ik daar geen aanspraak op kunnen maken."
“(…) u verwijst naar een verslag van de datum 2 juli 2008.Inmiddels is er veel gebeurt sinds juli 2008 en zijn we 2,5 jaar verder en is onderlinge situatie drastisch veranderd.(…)Inmiddels is er door de heer [appellant 1] en mijzelf opdracht gegeven aan [X] , de heer [accountant] , om de onderlinge situatie in kaart te brengen, inclusief alle BV’s Ltd’s, offshores etc. (…)De heer [accountant] heeft deze lijst uitgewerkt en diverse malen besproken met de heer [appellant 1] en vervolgens met mij.De bedragen die u noemt, overigens niet gespecificeerd wat privé zou zijn en wat zakelijk, komen totaal niet overeen.Sterker nog in mijn laatste mail aan de heer [accountant] , waarbij ik tevens verrekend project te Aruba, Kamay en project te Buitenpost, kom ik uit op een vordering op de heer [appellant 1] .(…)”
“In verband met de lopende gerechtelijke procedure ben ik er door de heer [appellant 1] op gewezen dat ik nog niet gerapporteerd heb over mijn werkzaamheden voor het vaststellen van jullie wederzijdse vordering/schuldverhouding..Mijn werkzaamheden zijn tot ultimo 2010 verricht en hebben geleid tot het overzicht dat aan deze brief gehecht is. Door mij zijn de onderlinge vorderingen en het resterende verschil in beeld gebracht.Volgens de heer [appellant 1] bedroeg op dat moment zijn vordering € 371.326 en volgens de heer [geïntimeerde] € 223.186. Over het verschil ad € 148.040 (bestaande uit enkele posten, zie bijlage) was geen overeenstemming tussen u beiden.De posten Te betalen aandeel in BTW [Z] ad € 165.000 en Te betalen kosten voor afhandeling vennootschappen ad € 12.500 betroffen toekomstgerichte posten die nog niet in de toenmalige verrekening opgenomen hoefden te worden (eerst later wanneer en voor zover er betaald diende te worden).Daarnaast bracht de heer [geïntimeerde] in dat er nog gezamenlijke bezittingen (zie assets) verrekend dienden te worden. Aangezien er geen enkele overeenstemming en niet voldoende informatie was over deze posten heb ik deze niet verder onderzocht.Ik heb het onderzoek destijds niet voortgezet omdat mijn openstaande nota’s voor de werkzaamheden nog niet voldaan waren. Inmiddels zijn deze grotendeels voldaan. (…)”
A. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant 1] van een bedrag van € 631.448,40
(€ 557.591,-, te vermeerderen met wettelijke rente van € 73.897,40);
B. veroordeling van [geïntimeerde] Beheer tot betaling aan [appellant 2] van een bedrag van € 5.281,73 (€ 4.769,-, te vermeerderen met wettelijke rente van € 512,73);
C. veroordeling van [geïntimeerde] Beheer tot betaling aan [appellant 1] van een bedrag van
€ 90.819,-;
D. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant 2] van € 66.360,81
(€ 59.918,64, met wettelijke rente);
E. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] gehouden is 50% van de kosten van de accountant gemaakt in verband met de voorgenomen liquidaties van de gezamenlijke project BV’s aan de accountant te voldoen.
Aan deze vorderingen hebben [appellanten] ten grondslag gelegd dat [appellant 1] en [geïntimeerde] medio 2008 tijdens een bespreking overeenstemming hebben bereikt over de door [geïntimeerde] c.s. aan [appellanten] opeisbaar verschuldigde bedragen, waarvan zij in juli 2008 een onderhandse akte hebben getekend, die volledig bewijs oplevert van deze vorderingen.
wijziging van eis
bespreking van de grieven
1. Wat is de juridische grondslag van de stelling van [appellanten] dat partijen, die naar niet ter discussie staat via diverse vennootschappen handelden, in privé zouden moeten afwikkelen?
2. In hoeverre worden in het stuk van 2 juli 2008 en het overzicht van [accountant] de afwikkeling van diverse projecten toegerekend aan [appellant 1] en [geïntimeerde] in privé?
3. Indien sprake is van toerekening, heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt - en zo ja wanneer en op welke wijze - tegen deze toerekening?
4. Indien hij daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, hoe verhoudt zich dat tot het nu door hem gevoerde verweer?
5. Betroffen de projecten Aruba, Kamai, Buitenpost en Hoog Soeren projecten van [appellant 1] en [geïntimeerde] in privé? Zo nee, waarom dienen deze projecten volgens [geïntimeerde] dan toch in de verrekening te worden betrokken?
6. Indien partijen in privé zouden afwikkelen, zoals [appellanten] stellen, waarom is dan in het overzicht van [accountant] een onderscheid gemaakt tussen [appellant 1] en [appellant 1] B.V. en [geïntimeerde] en [geïntimeerde] B.V. ?
€ 371.236,- gebaseerd op het door [accountant] opgestelde totaaloverzicht. Uit dat totaaloverzicht volgt dat [accountant] uit zijn contacten met partijen in het kader van het opstellen van het totaaloverzicht heeft begrepen dat [geïntimeerde] en [appellant 1] over een groot aantal in de rekening-courantverhouding opgenomen posten niet van mening verschilden. [accountant] komt uit op een verschil van in totaal € 148.040,- betreffende twee onderdelen van het overzicht, het onderdeel “overige verrekeningen en winstdelingen” en het onderdeel “betalingen van crediteuren”.
Daarnaast heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat [accountant] zijn werk niet heeft afgerond. Voor zover die stelling betrekking heeft op de verrekening van de in het totaaloverzicht vermelde “assets” is die stelling juist. Het hof komt daar hierna op terug. Voor zover de stelling betrekking heeft op niet in het overzicht genoemde projecten waarvan ook nog verrekening dient plaats te vinden, heeft [geïntimeerde] de stelling dat [accountant] zijn werk niet heeft afgerond onvoldoende onderbouwd. Als van dergelijke projecten sprake is (geweest), had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen aan te geven welke projecten het betreft. Voor zover [geïntimeerde] met zijn betoog dat [accountant] zijn werkzaamheden nog niet heeft afgerond ook de posten ter discussie wil stellen, waarvan [accountant] in zijn totaaloverzicht, en de uitwerking daarvan, heeft aangegeven dat daarover tussen partijen geen verschil van mening bestaat, heeft [geïntimeerde] dat betoog onvoldoende onderbouwd. [geïntimeerde] heeft niet gesteld welke posten door [accountant] ten onrechte als niet ter discussie staand tussen partijen zijn aangemerkt. Dat had, nu niet in geschil is dat [accountant] het totaaloverzicht in opdracht van beide partijen heeft opgesteld en hij om het totaaloverzicht op te kunnen stellen ook informatie heeft ingewonnen bij beide partijen en met beide heeft overlegd, wel voor de hand gelegen. Het hof zal er dan ook van uitgaan dat de in het totaaloverzicht in de kolom “ [geïntimeerde] ” vermelde bedragen, voor zover deze betrekking hebben op [geïntimeerde] , en niet op [geïntimeerde] Beheer, in de rekening-courantverhouding tussen [appellanten] en [geïntimeerde] betrokken dienen te worden, indien er vanuit kan worden gegaan dat de afwikkeling van de diverse projecten in privé dient te geschieden.
a. de post “overige verrekeningen en winstdelingen”;
b. de post “betaling van crediteuren”;
c. de post “aandeel BTW [Z] (50%);
d. de post “betaling kosten voor afhandeling vennootschappen”;
e. de post “assets”.
Ten aanzien van die posten merkt het hof reeds nu het volgende op:
[appellanten] hebben als prod. 11 bij MvG een opstelling overgelegd, die sluit op een bedrag van € 77.297,50. Volgens hen is deze opstelling van [geïntimeerde] afkomstig, zodat niet valt in te zien waarom [geïntimeerde] nu meent een bedrag van € 104.000,- te verrekenen te hebben. [geïntimeerde] dient op deze stelling in te gaan.
[geïntimeerde] dient de door hem gestelde betalingen van € 99.872,- en € 83.872,- te onderbouwen. Aan wie is door wie betaald, dan wel van wie zijn door wie betalingen ontvangen en uit hoofde waarvan? Indien het betalingen door vennootschappen betreft, wat is dan de grondslag voor toekenning aan [geïntimeerde] , gezien het door hem dienaangaande ingenomen standpunt (vgl. rechtsoverweving 2.9 en 2.10)?
Het is het hof niet duidelijk wat de juridische grondslag is van het inbrengen in de rekening-courantverhouding van een vordering op [geïntimeerde] ter zake van, klaarblijkelijk, een claim van de curator van een failliete vennootschap op [appellant 1] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Was [geïntimeerde] ook bestuurder?
Wat is de juridische grondslag van verrekening van kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de afwikkeling van de vennootschappen? Welke vennootschappen betreft het en is [geïntimeerde] bij deze vennootschappen betrokken? Zijn de vennootschappen inmiddels geliquideerd?
[geïntimeerde] dient per ‘asset” aan te geven en (met relevante stukken) te onderbouwen wat de grondslag van verrekening is en welk bedrag met de verrekening is gemoeid.
f), € 47.660,21 (
g) en € 14.000,- (
h). Het hof merkt ten aanzien van deze vorderingen het volgende op.
Wat Is de grondslag van deze vordering, volgens [appellanten] ?
[appellanten] dienen de onderdelen van deze vordering, gelet op het door [geïntimeerde] gevoerde verweer, te onderbouwen door per onderdeel een betalingsbewijs in het geding te brengen. Ook dienen zij aan te geven wat de juridische grondslag is van verrekening van betalingen die zij, volgens hun stellingen, hebben gedaan ten behoeve van vennootschappen waarvan [geïntimeerde] geen bestuurder is. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 2.16 en 2.17 is vermeld.
1 november 2010 hebben berekend. Van welke ingangsdata zijn [appellanten] uitgegaan en welk percentage hebben zij gehanteerd?
3.De beslissing
alvorens nader te beslissen:
dinsdag 30 augustus 2016voor akte door beide partijen, waarna partijen ieder een antwoordakte mogen nemen;
19 juli 2016.