In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar kinderen naar Gronau, Duitsland. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A.A.M. Rupert, had in eerste aanleg een afwijzing van haar verzoek ontvangen van de rechtbank Overijssel. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.E. Kikkert, was tegen de verhuizing en had zijn eigen verzoek om de moeder te verbieden met de kinderen naar Duitsland te verhuizen ingediend. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 10 juni 2016 plaatsvond.
De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor een nieuw begin met haar huidige partner, die in Duitsland werkt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van de verhuizing en dat de belangen van de kinderen en de vader zwaarder wegen. Het hof heeft daarbij gekeken naar de continuïteit van de zorgregeling, de sociale omgeving van de kinderen en de impact van de verhuizing op hun ontwikkeling. De moeder heeft niet kunnen aantonen dat de verhuizing naar Gronau in het belang van de kinderen zou zijn, vooral gezien de kwetsbaarheid van de kinderen en de onzekerheden die de verhuizing met zich meebrengt.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.