ECLI:NL:GHARL:2016:5824

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
200.186.354
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen naar Duitsland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar kinderen naar Gronau, Duitsland. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A.A.M. Rupert, had in eerste aanleg een afwijzing van haar verzoek ontvangen van de rechtbank Overijssel. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.E. Kikkert, was tegen de verhuizing en had zijn eigen verzoek om de moeder te verbieden met de kinderen naar Duitsland te verhuizen ingediend. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 10 juni 2016 plaatsvond.

De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor een nieuw begin met haar huidige partner, die in Duitsland werkt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van de verhuizing en dat de belangen van de kinderen en de vader zwaarder wegen. Het hof heeft daarbij gekeken naar de continuïteit van de zorgregeling, de sociale omgeving van de kinderen en de impact van de verhuizing op hun ontwikkeling. De moeder heeft niet kunnen aantonen dat de verhuizing naar Gronau in het belang van de kinderen zou zijn, vooral gezien de kwetsbaarheid van de kinderen en de onzekerheden die de verhuizing met zich meebrengt.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.186.354/01
(zaaknummer rechtbank C/08/177941 / FA RK 15-2540)
beschikking van 19 juli 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats ] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats ] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede.

1.1. Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 november 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 februari 2016;
- het verweerschrift;
- het via "herstel verzuim" op 4 maart 2016 binnengekomen Concept Eindverslag Ouderschap Blijft (bijlage 2) en het proces-verbaal van de rechtbank van 9 november 2015 (bijlage 4).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 juni 2016 te Zwolle plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) is mevrouw [...] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is op 13 september 2013 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] (hierna: [kind 1] ), geboren op [geboortedatum] 2005;
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ), geboren op [geboortedatum] 2006;
- [kind 3] (hierna: [kind 3] ), geboren op [geboortedatum] 2009, alle drie te [woonplaats ] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. Zij verblijven op grond van de tussen partijen thans geldende zorgregeling één weekend per veertien dagen van vrijdag 15:30 uur tot zondag 16:30/17:00 uur bij de vader, alsmede aaneengesloten weken in de zomervakantie.
3.3
Uit de relatie van de moeder met haar huidige partner, [A.] (hierna: [A.] ), is op [geboortedatum] 2014 [kind 4] geboren.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil of aan de moeder vervangende toestemming dient te worden verleend om met de kinderen naar Gronau (Noordrijn-Westfalen) in Duitsland te verhuizen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verzoek daartoe van de moeder afgewezen. De rechtbank heeft voorts verstaan (voor zover hier aan de orde) dat de vader geen belang meer heeft bij toewijzing van zijn verzoek om de moeder te verbieden met de kinderen naar Duitsland te verhuizen en hem (mede) daarom niet-ontvankelijk verklaard.
4.2
De moeder is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
- primair te bepalen dat zij geen vervangende toestemming nodig heeft voor de voorgenomen verhuizing naar Gronau, (en zoals ter zitting nader toegelicht:) Noordrijn-Westfalen, Duitsland;
- subsidiair haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar Gronau, (en zoals ter zitting nader toegelicht:) Noordrijn-Westfalen, Duitsland.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Anders dan de moeder in grief 1 stelt heeft zij toestemming van de vader, en bij het achterwege blijven daarvan van de rechter, nodig om met de kinderen naar Duitsland te verhuizen. Het ouderlijk gezag omvat immers mede de bevoegdheid de verblijfplaats van het kind te bepalen. Nu de ouders het gezag over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] gezamenlijk uitoefenen kan de moeder niet zonder goedvinden van de vader met de kinderen naar een ander land vertrekken. Daarbij doet niet ter zake hoeveel kilometers de beoogde woonplaats vanaf de Nederlandse grens ligt. Het primaire verzoek van de moeder in hoger beroep wordt daarom afgewezen.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat de belangrijkste reden om te willen verhuizen een nieuw begin voor haar huidige gezin is. De echte noodzaak voor de verhuizing is volgens de moeder gelegen in de omstandigheid dat zij weg wil uit de woning waar zij altijd met de vader heeft gewoond. Als zij als gezin om die reden dan toch moeten verhuizen kunnen zij net zo goed, nu [A.] in Duitsland een baan heeft en hij in Nederland moeilijk aan het werk kan komen omdat hij geen verklaring omtrent gedrag kan verkrijgen, in het voor hen financieel gunstigere Gronau gaan wonen, aldus de moeder.
5.6
De vader heeft ter zitting aangegeven te begrijpen dat de moeder niet langer in hun voorheen gezamenlijke huis wil wonen. Ook het hof heeft begrip voor de wens van de moeder om ergens anders een nieuwe start te maken met haar huidige samengestelde gezin waarvan [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] een belangrijk onderdeel uitmaken. Het hangt echter van de omstandigheden van het geval af of een dergelijke keuze, na afweging van alle hiervoor genoemde belangen, gerechtvaardigd is. Het hof is van oordeel dat dat in deze kwestie op basis van de thans beschikbare gegevens niet zo is. Daarvoor heeft de moeder haar verzoek niet voldoende onderbouwd. In het bijzonder zijn de (financiële) noodzaak om te verhuizen naar specifiek Gronau te Duitsland en de mate waarin die verhuizing is doordacht en voorbereid niet genoegzaam gebleken. Het hof heeft de navolgende omstandigheden en belangen in zijn oordeel trokken.
5.7
Uit de stukken blijkt dat [A.] tot 1 december 2016 een jaarcontract heeft bij [X] (hierna: [X] ) te Oberhausen (Duitsland). De reistijd tussen de huidige woonplaats van de moeder en Oberhausen is slechts circa 15 minuten langer dan de reistijd tussen Gronau en Oberhausen. Dit alleen kan de keuze van de moeder niet rechtvaardigen. De eerst ter zitting door de moeder naar voren gebrachte stelling dat de hoofdvestiging van [X] in het dichtbij Gronau gelegen Duitse Epe ligt en dat [A.] daar geregeld nachtdiensten moet draaien, heeft zij niet onderbouwd en zal het hof daarom passeren. Hetzelfde geldt voor haar stelling dat [A.] moet stoppen met zijn huidige baan in Duitsland als zij als gezin in Nederland moeten blijven wonen, omdat dat dan financieel niet langer haalbaar is.
5.8
Bij gebrek aan een op de persoonlijke situatie van de moeder en haar gezin toegespitste toelichting waaruit de verschillen blijken tussen wonen in [woonplaats ] en wonen in Gronau, kan het hof het gestelde financiële voordeel van een verhuizing naar Gronau, laat staan de noodzakelijkheid daarvan, niet toetsen. Het enkele feit van algemene bekendheid dat het in Duitsland goedkoper wonen is dan in Nederland acht het hof daarvoor niet toereikend. Daar staan immers voor de moeder in ieder geval hogere reis- en mogelijk ook overblijf- en/of opvangkosten tegenover, aangezien het de bedoeling is dat de kinderen na de verhuizing naar Gronau in [woonplaats ] op school blijven. De moeder heeft haar stelling dat op de school van de kinderen straks een continurooster gaat gelden waardoor overblijfkosten kunnen worden uitgespaard niet onderbouwd. Daarnaast heeft [kind 3] eenmaal per week zwemles in [woonplaats ] waarvoor zij gehaald en gebracht moet worden. Daarbij komt dat de moeder heeft aangeboden na de verhuizing het halen en brengen van de kinderen ter uitvoering van de zorgregeling met de vader voor haar rekening te nemen. Op welke wijze de moeder zich in staat acht feitelijk deze reiskosten te voldoen, heeft zij in het licht van het feit dat de moeder en [A.] een gezamenlijke schuldenlast hebben van ongeveer € 30.000,- onvoldoende onderbouwd. Zij worden bijgestaan door een hulpverleningsinstantie ('Beter Leven') die kennelijk druk bezig is om met de schuldeisers tot een oplossing te komen. Stukken hierover zijn niet overlegd. Ook is onbekend of deze schuldhulpverlening voortgezet kan worden ingeval van verhuizing naar Gronau. Ter zitting moest de moeder het antwoord op die vraag schuldig blijven.
5.9
Tegenover het belang van de moeder staan de belangen van de vader en de kinderen.
De raad heeft ter zitting aangegeven dat kinderen er in het algemeen bij gebaat zijn om te blijven wonen in hun vertrouwde omgeving waar zij hun sociale contacten en school hebben. Een verhuizing hoeft niet onoverkomelijk te zijn, maar een verhuizing naar een plaats buiten Nederland, ook al is deze gelegen op beperkte afstand van de oorspronkelijke woonplaats, heeft hoe dan ook grotere consequenties voor kinderen dan verhuizen binnen de regio, aldus de raad ter zitting. Gebleken is dat zowel partijen als hun kinderen zijn geboren en getogen in of nabij [woonplaats ] . De kinderen en de moeder spreken niet de Duitse taal. Daarbij komt dat zorgen bestaan over het cognitief vermogen en functioneren van [kind 2] . Hij wordt momenteel onderzocht door het Regionaal Instituut Dyslexie (RID) te [woonplaats ] . Het is de vraag of de behandeling van [kind 2] in Nederland kan worden voortgezet als hij met de moeder in Duitsland gaat wonen. Ter zitting gaf de moeder aan nog te moeten uitzoeken hoe dat verzekeringstechnisch geregeld moet worden. Ook [kind 3] van zeven jaar heeft het niet makkelijk op school. Zij blijft dit jaar zitten. De stap van de onder- naar de bovenbouw was voor haar te groot, aldus de moeder. Gelet op de kwetsbaarheid van met name [kind 2] en in mindere mate [kind 3] kan een verhuizing naar Gronau alleen maar in hun belang zijn als deze met voldoende waarborgen is omkleed. Vooralsnog is daarvan niet gebleken.
5.1
De vader maakt zich zorgen over de continuïteit van de zorgregeling. Gelet op de ervaringen uit het (recente) verleden acht het hof die zorgen terecht. Het is partijen na hun relatiebreuk immers niet zelfstandig gelukt om de in de echtscheidingsbeschikking van
4 september 2013 opgenomen zorgregeling structureel en naar beider tevredenheid uit te voeren. Eind 2014/begin 2015 heeft de vader de kinderen gedurende drie maanden zelfs helemaal niet gezien. Met behulp van het traject "Ouderschap Blijft" is de zorgregeling sinds eind 2015 weer op een acceptabel niveau. Uit het "Concept Eindverslag Ouderschap Blijft" over de periode van april-september 2015 komt naar voren dat met name [kind 2] gedurende langere tijd na het contactherstel met de vader bang is geweest dat dit ook zo weer afgelopen kon zijn. Het feit dat de zorgregeling op dit moment weer loopt doet er niet aan af dat de regeling en de verhouding tussen de ouders zeker nog als kwetsbaar en broos moeten worden gekwalificeerd. Een verhuizing als door de moeder gewenst, met de onzekerheden en ingewikkeldheden beschouwt het hof als een reële bedreiging voor de continuïteit van de zorgregeling, en dient daarmee niet het belang van de vader en de kinderen.
5.11
Alles overziend acht het hof de belangen van de vader en de kinderen bij niet verhuizen naar Gronau in Duitsland op dit moment duidelijker en mitsdien zwaarwegender dan de belangen van de moeder bij wel verhuizen. Bij de huidige stand van zaken bestaan gewoonweg nog teveel onduidelijkheden en - met name voor de kinderen - onzekerheden. Het hof acht het niet in het belang van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] om de moeder (op dit moment) de door haar verzochte toestemming te geven.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft. In het door de man aangevoerde ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van
23 november 2015;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, R. Prakke-Nieuwenhuizen en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Prakke-Nieuwenhuizen, en is op 19 juli 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.