Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 07 februari 2014 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangever/benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
hij op of omstreeks 07 februari 2014 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade aan [aangever/benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
Standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
hij op 7 februari 2014 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangever/benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
Overweging met betrekking tot de strafbaarheid
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Beslag
Vordering van de benadeelde partij [aangever/benadeelde]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [aangever/benadeelde]
€ 10.538,69 (tienduizend vijfhonderdachtendertig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 7.038,69 (zevenduizend achtendertig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 10.538,69 (tienduizend vijfhonderdachtendertig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 7.038,69 (zevenduizend achtendertig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
87 (zevenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.