Uitspraak
[VOF],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
30 april 2014 de feiten vastgesteld. Tegen het merendeel van de door de rechtbank vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht, zodat daarvan in hoger beroep kan worden uitgegaan. Met
de grieven 2 en 3komt [VOF] wel op tegen de vaststelling van enkele feiten, die volgens haar niet volledig is. Er is geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. In zoverre falen de grieven. Het hof zal, met inachtneming van hetgeen [VOF] in de toelichting op de grieven heeft aangevoerd en rekening houdend met hetgeen verder over de grieven vaststaat, de door de rechtbank vastgestelde feiten aanvullen met andere vaststaande feiten, voor zover dat voor de beoordeling van het geschil van belang is. Het hof gaat al met al uit van de volgende feiten.
(hierna te noemen: [BV geintimeerde] een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. Het doel van de samenwerking was het creëren van een netwerk van zelfstandig opererende assurantiepersonen om vervolgens met gebruikmaking van dit netwerk schaalvoordelen te behalen door middel van gezamenlijke inkoop, het uitwisselen van kennis, het reduceren van kosten van de website dan wel het gezamenlijk investeren in marketingactiviteiten.
Artikel 19 – Einde van de Samenwerkingsovereenkomst
- Je voldoet per direct een bedrag van € 5.250,00 aan [VOF] (…) als betaling van een deel van de openstaande vordering betreffende niet gedane afdrachten;- je voldoet per november een openstaand bedrag van € 2.500,00 aan [X] ;- gezien je slechte financiële situatie is, in samenspraak met jou, besloten artikel 19 lid 2a van de samenwerkingsovereenkomst (…) niet per direct te handhaven, aangezien dat anders een direct faillissement oplevert. Er hoeft derhalve niet direct 10% betaald te worden over de positieve waarde van je portefeuille;- afgesproken is (…) dat op het moment van zowel een vrijwillige als een onvrijwillige beëindiging van jouw assurantiebedrijf, de volledige schadeportefeuille als voldoening van vorig punt per direct wordt overgezet naar (…) [VOF] (…)”
30 mei 2006 tot 24 februari 2012 middellijk bestuurder van [BV geintimeerde] .
Westerweel Consultants BV voor een bedrag van € 22.500,-.
"
Gefailleerde heeft getracht met de verkoop van activa (waaronder een tweetal schadeportefeuilles en de inventaris) opbrengsten te realiseren om in de broodnodige liquiditeiten te voorzien. De opbrengst van de verkoop was onvoldoende. Verkoop van de gehele inventaris betekende wel dat dat de onderneming feitelijk met ingang van maart 2012 werd gestaakt."
Vanwege negatieve ontwikkelingen in uw B.V. is er (…) een overeenkomst tot beëindiging van die samenwerkingsovereenkomst (…) overeengekomen. (…) Het gaat in deze om de verplichting dat, op het moment van zowel een vrijwillige als een onvrijwillige beëindiging van uw assurantiebedrijf, de volledige schadeportefeuille onmiddellijk wordt overgezet naar (…) [VOF] (…). Uw besloten vennootschap is inmiddels failliet, en de curator alsook mijn cliënte, hebben moeten constateren dat u al voor het faillissement uw schadeportefeuille aan derden hebt overgedragen. U hebt daarvoor geen toestemming gekregen van cliënte, zodat u in privé aansprakelijk bent voor de onrechtmatige gedraging. U bent in privé aansprakelijk vanwege uw persoonlijke actie op dit punt, terwijl de verplichting er overduidelijk was.“
4.De procedure in eerste aanleg
€ 81.000,-, met rente en kosten. Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door te bewerkstelligen dat de assurantieportefeuille, die aan [VOF] toekwam, aan een derde is geleverd, waardoor [BV geintimeerde] - naar [geïntimeerde] wist - haar verplichtingen jegens [VOF] niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de daardoor optredende schade.
5.De bespreking van de (overige) grieven
de grieven 1 en 4komt [VOF] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [VOF] (als onvoldoende onderbouwd) dient te worden afgewezen. Volgens [VOF] heeft [geïntimeerde] wel degelijk onrechtmatig jegens haar gehandeld, omdat hij - kort gezegd - betrokken was bij en/of bekend met de verkoop van de portefeuille en heeft zij dat voldoende onderbouwd. In de toelichting op de beide grieven heeft [VOF] haar betoog uitvoerig onderbouwd, onder verwijzing naar tal van stukken.
Het hof overweegt vervolgens dat ervan dient te worden uitgegaan dat indien [BV geintimeerde] de portefeuille aan [VOF] zou hebben overgedragen, zij kort daarna failliet zou zijn gegaan, zoals in de werkelijke situatie, na de vervreemding van de portefeuille aan een derde ook is gebeurd. Het vervreemden van de portefeuille zou ertoe hebben geleid dat [BV geintimeerde] , die al in zwaar weer verkeerde, een groot deel van haar inkomsten zou verliezen, zoals in de werkelijke situatie, na de vervreemding aan een derde, ook is gebeurd. [VOF] heeft er zelf op gewezen dat [BV geintimeerde] begin maart 2012 met het vervreemden van de portefeuille en de verkoop van de inventaris in feite haar activiteiten had gestaakt.
6.De beslissingHet gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;veroordeelt [VOF] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 704,- aan verschotten en op € 1.631,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;wijst het meer of anders gevorderde af.
12 juli 2016.