ECLI:NL:GHARL:2016:5637

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
200.179.512 200.179.516
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onderbewindstelling en benoeming bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, waarbij een bewind is ingesteld over de goederen van de rechthebbende, die als gevolg van een auto-ongeval blijvend hersenletsel heeft opgelopen. De partner van de rechthebbende en de ouders van de rechthebbende hebben beiden verzocht om benoeming tot bewindvoerder. De kantonrechter heeft Bureau [B] B.V. tot bewindvoerder benoemd, wat door de rechthebbende en zijn partner in hoger beroep wordt betwist. Het hof heeft de rechthebbende en zijn partner gehoord en vastgesteld dat de partner van de rechthebbende in eerste aanleg een verzoek heeft ingediend dat is toegewezen. Het hof oordeelt dat een partij die spijt krijgt van een in eerste aanleg toegewezen verzoek, dit niet in hoger beroep kan ongedaan maken wegens gebrek aan belang. Het hof verklaart de partner van de rechthebbende niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de onderbewindstelling. Daarnaast oordeelt het hof dat, gezien de aanzienlijke financiële belangen en de verstoorde verhoudingen tussen de partner en de ouders van de rechthebbende, het in het belang van de rechthebbende is dat een onafhankelijke en professionele derde, in dit geval Bureau [B] B.V., als bewindvoerder wordt aangesteld. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.179.512/01 en 200.179.516/01
(zaaknummers rechtbank 3413888 BM VERZ 14-1367 en 3463313 BM VERZ 14-1461)
beschikking van 7 juli 2016
in de zaak met
zaaknummer 200.179.512/01van
[de partner van de rechthebbende] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [de partner van de rechthebbende] / de partner van de rechthebbende,
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de rechthebbende] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn,

2. [ouder1] en [ouder2] ,

beiden wonende te [A] ,
verder te noemen: de ouders van de rechthebbende,
advocaat: mr. J.W. Post te Deventer,

3. Bureau [B] B.V.,

kantoorhoudende te [C] ,
verder de te noemen: de bewindvoerder,
en in de zaak met
zaaknummer 200.179.516/01van
[de rechthebbende] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de partner van de rechthebbende] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: [de partner van de rechthebbende] / de partner van de rechthebbende,
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn,

2. [ouder1] en [ouder2] ,

beiden wonende te [A] ,
verder te noemen: de ouders van de rechthebbende,
advocaat: mr. J.W. Post te Deventer,

3. Bureau [B] B.V.,

kantoorhoudende te [C] ,
verder de te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

In beide zaken
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, team toezicht - bewindsbureau, zittingsplaats Zwolle) van 29 juli 2015, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.179.512/01
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 29 oktober 2015;
- het verweerschrift met productie(s) van de ouders van de rechthebbende;
- een journaalbericht van mr. Brouwer van 18 december 2015 met productie(s);
- een brief van mr. Brouwer van 29 december 2015 met productie(s).
In de zaak met zaaknummer 200.179.516/01
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 29 oktober 2015;
- het verweerschrift met productie(s) van de ouders van de rechthebbende;
- een journaalbericht van mr. Brouwer van 18 december 2015 met productie(s);
- een brief van mr. Brouwer van 29 december 2015 met productie(s).
In beide zaken
2.2
Het hof heeft de rechthebbende, in bijzijn van zijn advocaat, op 13 juni 2016, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 juni 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de rechthebbende en [de partner van de rechthebbende] , bijgestaan door hun advocaat, en de ouders, bijgestaan door hun advocaat. Voorts is de bewindvoerder verschenen. Ter zitting heeft mr. Brouwer mede het woord gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotitie.

3.De vaststaande feiten

3.1
Zowel de ouders van de rechthebbende als de partner van de rechthebbende hebben in eerste aanleg verzocht een bewind in te stellen over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, alsmede een mentor te benoemen die de niet geldelijke belangen van de rechthebbende behartigt. De partner van de rechthebbende heeft verzocht haar tot bewindvoerder en mentor te benoemen. De ouders van de rechthebbende hebben verzocht hen tot bewindvoerder en mentor te benoemen.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter - voor zover hier van belang - een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en Bureau [B] B.V. tot bewindvoerder benoemd. De kantonrechter heeft de beslissing tot benoeming van een mentor aangehouden en zowel de ouders als de partner van de rechthebbende verzocht aan te geven wat naar hun mening een voor beiden aanvaardbare invulling van de mentorfunctie zal kunnen zijn.
3.3
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen verklaard dat de vader van de rechthebbende, de heer [ouder1] , nadien tot mentor is benoemd.

4.De omvang van het geschil

In de zaak met zaaknummer 200.179.512/01
4.1
De partner van de rechthebbende heeft het hof verzocht de bestreden beschikking - zo begrijpt het hof - voor zover deze ziet op de onderbewindstelling te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- primair: de verzoeken tot onderbewindstelling af te wijzen;
- subsidiair: de partner van de rechthebbende tot bewindvoerder te benoemen.
4.2
De ouders van de rechthebbende hebben verweer gevoerd en het hof verzocht de bestreden beschikking - zo begrijpt het hof - voor zover deze ziet op de onderbewindstelling en de benoeming van Bureau [B] B.V. tot bewindvoerder te bekrachtigen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
In de zaak met zaaknummer 200.179.516/01
4.3
De rechthebbende heeft het hof verzocht de bestreden beschikking - zo begrijpt het hof - voor zover deze ziet op de onderbewindstelling te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- primair: de verzoeken tot onderbewindstelling af te wijzen;
- subsidiair: de partner van de rechthebbende tot bewindvoerder te benoemen.
4.4
De ouders van de rechthebbende hebben verweer gevoerd en het hof verzocht de bestreden beschikking - zo begrijpt het hof - voor zover deze ziet op de onderbewindstelling en de benoeming van Bureau [B] B.V. tot bewindvoerder te bekrachtigen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.179.512/01
5.1
[de partner van de rechthebbende] heeft bij inleidend verzoekschrift - voor zover hier van belang - verzocht alle goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren, onder bewind te stellen. De kantonrechter heeft dit verzoek bij de bestreden beschikking van 29 juli 2015 toegewezen. In hoger beroep heeft [de partner van de rechthebbende] primair verzocht de verzoeken tot onderbewindstelling af te wijzen. Het hof constateert dat [de partner van de rechthebbende] in hoger beroep komt van een beslissing van de kantonrechter, waarmee zij heeft gekregen wat zij heeft verzocht. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [de partner van de rechthebbende] deze beslissing destijds, bij het indienen van het verzoek, ook heeft gewild. Een partij die spijt krijgt van zijn in eerste aanleg toegewezen verzoek, kan de toewijzing niet ongedaan maken in appel, wegens gebrek aan belang. Verder is niet gesteld dat sprake zou zijn van een wijziging van omstandigheden sinds de indiening van het inleidend verzoekschrift die tot een hernieuwde beoordeling zou moeten leiden. Het hof zal [de partner van de rechthebbende] in haar primaire verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
5.2
Subsidiair heeft [de partner van de rechthebbende] verzocht haar te benoemen tot bewindvoerder van de rechthebbende. Het hof overweegt ten aanzien hiervan als volgt. De rechthebbende heeft als gevolg van een auto-ongeval in 2008 blijvend hersenletsel opgelopen. De rechthebbende verblijft thans in een zorginstelling en ontvangt een WIA-uitkering. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de schadeafwikkeling van het ongeval nog niet volledig afgerond is. De rechthebbende heeft een bedrag van € 15.000,- aan smartengeld uitgekeerd gekregen uit de inzittendenverzekering. Bovendien is nog een gerechtelijke procedure aanhangig tussen de rechthebbende en zijn ex-werkgever. De Centrale Raad van Beroep heeft, zo heeft mr. Brouwer ter zitting verklaard, geoordeeld dat er sprake is geweest van een dienstongeval. De verwachting is dat de rechthebbende nog een substantiële financiële vergoeding zal ontvangen wegens verlies aan verdiencapaciteit. Naar het oordeel van het hof is er derhalve sprake van aanzienlijke financiële belangen.
5.3
Daarnaast is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de verhoudingen tussen [de partner van de rechthebbende] en de ouders van de rechthebbende ernstig verstoord zijn en dat er sprake is van wederzijds wantrouwen.
5.4
De rechthebbende heeft verklaard dat hij graag wil dat [de partner van de rechthebbende] tot zijn bewindvoerder wordt benoemd. Het hof ziet echter in het onderhavige geval aanleiding om af te wijken van het (wettelijke) uitgangspunt dat de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende wordt gevolgd. Gelet op voormelde aanzienlijke financiële belangen, de ernstig verstoorde verhoudingen tussen [de partner van de rechthebbende] en de ouders van de rechthebbende en het onderlinge wantrouwen tussen hen, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang van de rechthebbende is om [de partner van de rechthebbende] tot bewindvoerder te benoemen. Het hof betrekt voorts bij zijn oordeel dat de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard dat [de partner van de rechthebbende] geen openheid van zaken heeft gegeven aan haar. Naar het oordeel van het hof is het de vraag of [de partner van de rechthebbende] de taken van een bewindvoerder naar behoren kan uitoefenen, in het bijzonder in het geval de rechthebbende ingevolge de schadeafwikkeling van het ongeval nog een aanzienlijk bedrag (aan smartengeld) zal ontvangen. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van de rechthebbende dat de behartiging van zijn vermogensrechtelijke belangen in handen is van een onafhankelijke en professionele derde.
5.5
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank derhalve terecht Bureau [B] B.V. tot bewindvoerder benoemd.
In de zaak met zaaknummer 200.179.516/01
5.6
De rechthebbende heeft in hoger beroep primair verzocht de verzoeken tot onderbewindstelling af te wijzen. Tussen partijen en belanghebbenden is niet in geschil dat de rechthebbende niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De rechthebbende is van mening dat hulp in vrijwillig kader, bijvoorbeeld van [de partner van de rechthebbende] of een andere vrijwilliger, voldoende is. Het hof is, anders dan de rechthebbende, van oordeel dat gelet op voornoemde aanzienlijke financiële belangen en de ernstig verstoorde verhoudingen, hulp in vrijwillig kader niet afdoende is. Daarbij komt dat zowel de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep als [D] bij brief van 28 oktober 2013 heeft verklaard dat het onder bewind stellen van de financiën van de rechthebbende, in het belang van de rechthebbende is. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht een bewind heeft ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende.
5.7
Subsidiair heeft de rechthebbende verzocht [de partner van de rechthebbende] te benoemen tot zijn bewindvoerder. Zoals hiervoor onder rechtsoverwegingen 5.4 en 5.5 reeds overwogen, is het hof van oordeel dat het niet in het belang van de rechthebbende is wanneer [de partner van de rechthebbende] tot bewindvoerder wordt benoemd en dat de rechtbank op juiste gronden Bureau [B] B.V. tot bewindvoerder heeft benoemd.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.179.512/01
verklaart [de partner van de rechthebbende] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de onderbewindstelling van de rechthebbende;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 29 juli 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
in de zaak met zaaknummer 200.179.516/01
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 29 juli 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, G. Jonkman en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 7 juli 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.