ECLI:NL:GHARL:2016:5563

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
21-009510-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen, verwerken en dealen van MDMA, amfetamine en deelname aan een criminele organisatie

Op 7 juli 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA (XTC-pillen), het verwerken en dealen van XTC-pillen, het aanwezig hebben van amfetamine en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM, aangezien er een aanzienlijke tijd was verstreken tussen het instellen van het hoger beroep en de uitspraak.

De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte en medeverdachten, waarbij op 2 november 2012 een medeverdachte met ongeveer 10.000 pillen MDMA werd aangehouden. Verdachte was betrokken bij de productie en distributie van deze pillen, die via een website werden verkocht en naar het buitenland werden verzonden. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en de handel in MDMA.

De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen, maar het hof verwierp deze argumenten en achtte de verdachte schuldig aan de feiten. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, waaronder overtredingen van de Opiumwet, wat meegewogen werd in de strafoplegging. Het hof verklaarde de verbeurdverklaring van de in beslag genomen usb-stick met daarop 147 bitcoins en gelastte de teruggave van een horloge en contant geld aan de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-009510-13
Uitspraak d.d.: 7 juli 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 november 2013 met parketnummer 19-810506-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak wordt opgeheven. De advocaat-generaal heeft voorts de verbeurdverklaring gevorderd van het in beslag genomen geld ter waarde van € 1.260,95 en de in beslag genomen usb-stick met daarop 147 bitcoins. Tot slot heeft de advocaat-generaal teruggave aan verdachte gevorderd van het in beslag genomen horloge, merk Breitling. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.E.H. Jager, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] en/of te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (telkens) een (grote) hoeveelheid MDMA in de vorm van XTC-pillen, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] , in elk geval in de provincie Drenthe en/of te [plaats 3], althans in de provincie Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (telkens) een hoeveelheid MDMA (in de vorm van XTC-pillen), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
verdachte op of omstreeks 5 april 2013 te [plaats 3] , althans in de gemeente [gemeente 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de woning [adres 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
MD(M)A(-poeder) en/of een aantal XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MD(M)A en/of amfetamine, zijnde MD(M)A en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4:
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] en/of te [plaats 3] , althans in de gemeente [gemeente 3] , in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging plegen van strafbare feiten als bedoeld in het derde, vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet en/of het eerste lid van artikel 10a van de Opiumwet en/of het derde, vierde en/of vijfde lid van artikel 11 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen, althans opzettelijk aanwezig hebben van middelen (MDA, MDMA, N-Ethyl MDA en/of Amfetamine, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging feiten 1, 2 en 4.

De raadsvrouw heeft ten aanzien van
feit 1aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, XTC-pillen (MDMA) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, nu - kort gezegd - de verstuurde pillen niet zijn onderzocht en ook niet vast staat dat er in de woning aan de [adres 3] te [plaats 1] MDMA is aangetroffen. Volgens de raadsvrouw kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld wat er in welke woning in beslag is genomen, omdat deugdelijke rapportage waaruit dit onomstotelijk kan worden afgeleid ontbreekt. Nu niet blijkt van een gesloten bewijsketen dient verdachte te worden vrijgesproken. Indien het hof dit verweer zou passeren en toch tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht alle bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] betrokken personen te horen omtrent de feitelijke gang van zaken.
Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gegevens, zoals de transacties en de reviews van afnemers, die op de usb-stick zijn aangetroffen niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs dat verdachte MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Volgens de raadsvrouw rechtvaardigt het enkele feit dat op de usb-stick bestanden staan waarin zijn opgenomen: bestellingen, buitenlandse adressen en transacties, niet de conclusie dat ook daadwerkelijk sprake was van export van verboden middelen. Indien het hof ook dit verweer zou passeren en toch tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsvrouw eveneens subsidiair verzocht om de op de usb-stick genoemde personen (afnemers) als getuigen te horen.
Ten aanzien van
feit 2heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het - kort gezegd - tezamen en in vereniging met een ander of anderen vervaardigen van en handelen in XTC-pillen.
Ten aanzien van
feit 4heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouw kan er niet gesproken worden van een criminele organisatie, omdat de organisatie niet duurzaam en niet gestructureerd was. Bovendien had verdachte geen opzet om aan de organisatie deel te nemen.
Bij de beoordeling van de zaak gaat het hof op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in het bijzonder uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 2 november 2012 wordt verdachte [medeverdachte 2] aangehouden met ongeveer 10.000 pillen in haar auto. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het merendeel van de monsters uit deze pillen MDMA bevatten. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze deze pillen heeft ontvangen van ene [medeverdachte 1] , dat deze [medeverdachte 1] de pillen drukt in [plaats 2] en dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 3] in een groepje zit.
Uit nader onderzoek blijkt dat het gaat om [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat het klopt dat [medeverdachte 2] die pillen bij hem heeft opgehaald. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] blijkt voorts dat hij sinds 2012 pillen draait van MDMA en dat hij deze MDMA zelf inkoopt. Deze pillen werden gedraaid in de woning van [medeverdachte 4] , [adres 4] te [plaats 2] . Nadat hij van het poeder de pillen had gedraaid, werden deze pillen naar de woning van [medeverdachte 5] gebracht, [adres 3] te [plaats 1] . Hier werden de pillen in dvd-hoesjes verpakt, waarna deze dvd's via Duitsland per post de wereld over werden gestuurd.
De pillen werden via een website genaamd ' [naam] ' verkocht en werden door de afnemers via internet met bitcoins betaald. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het account op ' [naam] ' genaamd ' [naam] ' zijn account was en dat er via dat account werd verkocht. Het omwisselen van bitcoins in contant geld werd door één persoon uit de groep gedaan. Volgens [medeverdachte 1] was hij vooral bezig met het draaien en het verzenden van pillen. Over de bij [medeverdachte 5] aangetroffen kasten met DVD’s heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard (p. 119/120) dat ze er lang over hebben nagedacht, dat op de DVD’s logo’s zitten van kerkmuziek, dat ze in de DVD’s XTC-pillen doen en dat die naar het buitenland gaan, overal heen behalve Amerika. Het verpakken van de pillen in de dvd-hoesjes werd gedaan door [verdachte] , [medeverdachte 6] en hemzelf. Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank d.d. 3 september 2013 bevestigd dat hij heeft meegeholpen met het inpakken van pillen in de woning van [medeverdachte 5] .
Bij de doorzoekingen op 5 april 2013 in de woningen van de verdachten, in het bijzonder de woning van [medeverdachte 4] aan de [adres 4] te [plaats 2] en de woning van [medeverdachte 5] aan de [adres 3] te [plaats 1] werden (onder andere) aanzienlijke hoeveelheden pillen en poeders aangetroffen. Tevens werden in de woning van [medeverdachte 5] zes dozen aangetroffen met daarin dvd-hoesjes, één doos met enveloppen om dvd's te verzenden en Duitse postzegels.
Van de gevonden poeders en pillen zijn monsters naar het NFI gezonden. Uit de rapporten van het NFI van 7 juni en 11 juni 2013 blijkt onbetwist dat in het merendeel van deze monsters MDMA is aangetroffen.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij in ruil voor het beschikbaar stellen van zijn woning van [medeverdachte 6] wel eens wat pillen kreeg. Dit waren pillen in allerlei kleuren en vormen, maar er werd bij verteld, aldus [medeverdachte 5] , dat het feitelijk allemaal dezelfde pillen waren. Volgens [medeverdachte 5] - die al sinds de jaren negentig XTC-pillen gebruikt - waren de pillen die hij kreeg van zeer goede kwaliteit. [medeverdachte 6] had de pillen bij zich in sealbags.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres 2] te [plaats 3] werd door verbalisanten gezien dat op het scherm van een laptop die aldaar op tafel stond diverse computerapplicaties en een internet site genaamd ' [naam] ' geopend stonden. Tevens stond er een afbeelding op het scherm bestaande uit een drietal gekleurde tabletten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 april 2013 met betrekking tot nader onderzoek aan de bij verdachte in de woning aangetroffen laptop blijkt:
'(..)Voorts zag ik dat de titel van de site die geopend was luidde: ' [naam] anonymous market'. Ik zag ook dat er kennelijk een account was aangemaakt/geopend met een waarde van 337.55 dollar en dat er kennelijk 30 opdrachten/bestellingen waren verricht. Ik zag dat degene die deze site met behulp van de laptop bezocht ingelogd stond met de accountnaam [naam] en in dit account staat omschreven als 'seller'(verkoper). Voorts blijkt uit de zichtbare informatie op het accountscherm dat deze [naam] vanuit Duitsland wereldwijd kan bezorgen.'Tevens werd geadverteerd dat de pillen die via bovenstaande site door [naam] te koop werden aangeboden een samenstelling hadden van 100% MDMA.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is naar het oordeel van het hof boven redelijke twijfel verheven dat de pillen die in de DVD’s verstuurd zijn naar het buitenland MDMA bevatten. Daar doet dan niet aan af dat, zoals de verdediging heeft gesteld, niet exact kan worden vastgesteld welke door het NFI onderzochte monsters in welke woning zijn aangetroffen. Het gaat immers om de woningen van de gezamenlijk opererende verdachten, onder wie verdachte [verdachte] , welke woningen ook gebruikt werden bij de vervaardiging en de verpakking van de XTC-pillen. Het is bovendien buiten redelijke twijfel dat de verdachten in de DVD’s niet iets anders hebben verstuurd dan de zuivere MDMA die zij de afnemers hebben aangeboden en waarover in ieder geval de medeverdachte [medeverdachte 1] zonder voorbehoud heeft verklaard.
Gelet op het voorgaande zal het hof het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw afwijzen - als zijnde niet noodzakelijk - om als getuigen te horen alle bij de doorzoekingen betrokken personen omtrent de feitelijke gang van zaken rond het beslag en de op de usb-stick genoemde personen (afnemers).
Nu verdachte nauw betrokken is geweest bij het inpakken van de XTC-pillen en hij tevens toegang had tot het account [naam] van [medeverdachte 1] op ' [naam] ' is het hof van oordeel dat verdachte gerekend kan worden tot de kern van de groep die zich bezig hield met de internationale handel in XTC-pillen, bevattende MDMA.
Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA
(feit 1)en aan het bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of vervoeren van MDMA
(feit 2).
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof tevens van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is geweest van een criminele organisatie. Er was sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een gemeenschappelijke doelstelling, te weten het verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of vervoeren van MDMA. Er was ook sprake van een duidelijke rolverdeling tussen de verdachten, zoals hiervoor is omschreven. Verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie, hij behoorde tot de groep en hij heeft een aandeel gehad in de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, zodat van het ontbreken van opzet, zoals de raadsvrouw stelt, geen sprake kan zijn. Verdachte wist dat de organisatie tot het oogmerk had het plegen van misdrijven. Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan deze criminele organisatie
(feit 4).

Bewijsoverweging feit 3.

Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw eveneens aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat - kort gezegd - uit het dossier niet blijkt dat tijdens de huiszoeking in de woning van verdachte ( [adres 2] te [plaats 3] ) poeder, pillen of brokjes in beslag zijn genomen. Volgens de raadsvrouw kan niet bewezen worden dat verdachte opzettelijk amfetamine en/of MDMA aanwezig heeft gehad. Indien het hof toch komt tot een bewezenverklaring heeft de raadvrouw subsidiair verzocht om alle bij de doorzoeking aan de [adres 2] betrokken politiemensen als getuigen te horen omtrent de feitelijke gang van zaken rond het beslag.
Het hof is van oordeel dat dit verweer feitelijke grondslag mist. In het dossier bevindt zich een lijst met daarin opgenomen de inbeslaggenomen goederen pand [adres 2] te [plaats 3] .
Op deze lijst staat vermeld dat er in de woning een bakje met poeder is aangetroffen. Dit poeder heeft op de lijst als (locatie-) aanduiding het nummer C.A.1. gekregen. Dit nummer correspondeert met de door verbalisant [verbalisant] opgestelde beslaglijst, op welke lijst aan het beslag tevens een sin-nummer is toegekend.
Dit sin-nummer komt overeen met een rapport van het Nederlands Forensisch instituut, d.d. 7 juni 2013, waaruit blijkt dat het onder verdachte in beslag genomen poeder amfetamine bevat. Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine.
Het hof wijst af het verzoek van de raadsvrouw, om alle bij de doorzoeking betrokken personen te horen omtrent de feitelijke gang van zaken rond het beslag, omdat het hof dit niet noodzakelijk acht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 22 december 2012 tot en met 5 april 2013 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid MDMA in de vorm van XTC-pillen, zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
2:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] en te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd een hoeveelheid MDMA (in de vorm van XTC-pillen), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3:
verdachte op 5 april 2013 te [plaats 3] , in de woning [adres 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4:
hij in de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] en te [plaats 2] , heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging plegen van strafbare feiten als bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of vervaardigen, van een middelen (MDMA) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende ongeveer 5 maanden samen met anderen XTC-pillen verhandeld. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie waarbinnen de productie van XTC en de verkoop en export ervan op een professionele wijze was georganiseerd. Van geleverd MDMA-poeder werden door de organisatie pillen gedraaid. Deze pillen werden op een andere locatie verpakt in dvd-hoesjes met daarop het logo van kerkmuziek, waarna deze dvd's via de post in Duitsland werden verstuurd. Verdachte was vooral betrokken bij de distributie naar het buitenland van de XTC-pillen.
XTC-pillen zijn schadelijk voor de gezondheid van gebruikers. De handel in harddrugs veroorzaakt daarnaast overlast en schade voor de samenleving doordat verslaafden veelal vermogensdelicten plegen om hun verslaving te bekostigen. De georganiseerde drugshandel bevordert ook het plegen van andere misdrijven zoals witwassen. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
Bij de strafoplegging heeft het hof in aanmerking genomen het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder overtreding van de Opiumwet.
Gezien de aard en de ernst van de feiten acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren een passende bestraffing. Het hof houdt evenwel rekening met de omstandigheid dat er sprake is van - kort gezegd - 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM. Na het instellen van het hoger beroep door het openbaar ministerie op 21 november 2013 tot aan de uitspraak van het hof zijn ongeveer 31 maanden verstreken. Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn - te weten een overschrijding van 7 maanden - zal het hof komen tot een verlaging van de op te leggen straf. Het hof acht het gezien het tijdsverloop niet langer opportuun om aan verdachte een straf op te leggen, waarbij hij nog een onvoorwaardelijke detentie dient te ondergaan, nadat hij op 5 april 2014 al in vrijheid is gesteld na het ondergaan van één jaar voorlopige hechtenis.
Alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf heeft mede tot doel verdachte van recidive te weerhouden.

Beslag

De door het hof verbeurd te verklaren usb-stick, met daarop 147 bitcoins is daarvoor vatbaar, nu deze bitcoins door middel van de onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is verkregen en deze usb-stick aan verdachte toebehoort.
Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten van het in beslag genomen horloge, merk Breitling, en het in beslaggenomen geld ter waarde van € 1.260,90.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
de usb-stick met daarop 147 bitcoins.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven horloge, merk Breitling en het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, ter waarde van € 1.260,90.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 7 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.