ECLI:NL:GHARL:2016:5550

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
21-009509-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA (XTC-pillen), het vervaardigen, dealen en aanwezig hebben van XTC-pillen, en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 44 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof hield rekening met 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM, aangezien er een aanzienlijke tijd was verstreken tussen het instellen van het hoger beroep en de uitspraak.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in XTC-pillen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaren geëist, maar het hof besloot tot een lagere straf, mede door de lange duur van de procedure en de eerdere vrijlating van de verdachte na 600 dagen voorlopige hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte een centrale rol speelde in een georganiseerde drugshandel, waarbij XTC-pillen op professionele wijze werden geproduceerd en verhandeld.

De verdachte had eerder al strafbare feiten gepleegd, waaronder overtredingen van de Opiumwet. Het hof benadrukte de schadelijke gevolgen van de drugshandel voor de gezondheid van gebruikers en de samenleving. De teruggave van in beslag genomen geld en een auto werd gelast, omdat er geen strafvorderlijk belang was om dit te weerhouden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-009509-13
Uitspraak d.d.: 7 juli 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 november 2013 met parketnummer 19-810504-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1950] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft tevens de gevangenneming van verdachte gevorderd. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd het in beslaggenomen geld, ter waarde van € 4.400,- verbeurd te verklaren. De inbeslaggenomen auto kan retour naar verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.J. de Boer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] en/of te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (telkens) een (grote) hoeveelheid MDMA in de vorm van XTC-pillen, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] , in elk geval in de provincie Drenthe en/of te Groningen, althans in de provincie Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (telkens) een hoeveelheid MDMA (in de vorm van XTC-pillen), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
verdachte op of omstreeks 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de woning [adres 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid MD(M)A(-poeder) en/of een aantal XTC-pillen (met een gewicht van ongeveer 512 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MD(M)A, zijnde MD(M)A een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4:
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2] , althans in de gemeente [gemeente 2] , in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging plegen van strafbare feiten als bedoeld in het derde, vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet en/of het eerste lid van artikel 10a van de Opiumwet en/of het derde, vierde en/of vijfde lid van artikel 11 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen, althans opzettelijk aanwezig hebben van middelen (MDA, MDMA, N-Ethyl MDA en/of Amfetamine, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 22 december 2012 tot en met 5 april 2013 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid MDMA in de vorm van XTC-pillen, zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2:
hij in de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, in de provincie Drenthe en in de provincie Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, een hoeveelheid MDMA (in de vorm van XTC-pillen), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3:
verdachte op 5 april 2013 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] , in de woning [adres 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid MDMA(-poeder) en een aantal XTC-pillen, met een gewicht van ongeveer 512 gram, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4:
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te [plaats 1] in de gemeente [gemeente 1] en te [plaats 2] , heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging plegen van strafbare feiten als bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of vervoeren en/of vervaardigen van een middelen (MDMA), vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende ongeveer 5 maanden samen met anderen XTC-pillen verhandeld. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie waarbinnen de productie van XTC en de verkoop en export ervan op een professionele wijze was georganiseerd en waarbinnen verdachte een belangrijke, centrale, rol heeft gespeeld. Van geleverd MDMA-poeder werd door verdachte, samen met anderen, pillen gedraaid, deze pillen werden op een andere locatie verpakt in dvd-hoesjes met daarop het logo van kerkmuziek, waarna deze dvd's via de post in Duitsland werden verstuurd.
XTC-pillen zijn schadelijk voor de gezondheid van gebruikers. De handel in harddrugs veroorzaakt daarnaast overlast en schade voor de samenleving doordat verslaafden veelal vermogensdelicten plegen om hun verslaving te bekostigen. De georganiseerde drugshandel bevordert ook het plegen van andere misdrijven zoals witwassen. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
Bij de strafoplegging heeft het hof in aanmerking genomen het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder overtreding van de Opiumwet.
Gezien de aard en de ernst van de feiten acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren een passende bestraffing. Het hof houdt evenwel rekening met de omstandigheid dat er sprake is van - kort gezegd - 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM. Na het instellen van het hoger beroep op 21 november 2013 tot aan de uitspraak van het hof zijn ongeveer 31 maanden verstreken. Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn - te weten een overschrijding van 7 maanden - zal het hof komen tot een verlaging van de op te leggen straf. Het hof acht het gezien het tijdsverloop niet langer opportuun om aan verdachte een straf op te leggen, waarbij hij nu nog een onvoorwaardelijke detentie dient te ondergaan, nadat hij op 26 november 2014 al in vrijheid is gesteld na het ondergaan van 600 dagen voorlopige hechtenis. Daarbij is mede overwogen dat verdachte zijn rol in de verweten gedragingen direct heeft toegegeven en dat hij ook direct zijn medewerking heeft gegeven aan het onderzoek van de politie.
Alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf heeft mede tot doel verdachte van recidive te weerhouden.

Teruggave van het beslag

Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten van het in beslag genomen geld ter waarde van € 4.400,- en de in beslag genomen auto, merk Suzuki Alto.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
44 (vierenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld, ter waarde van € 4.400,- en de in beslag genomen, nog niet teruggeven personenauto, merk Suzuki Alto.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 7 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Zijnde mr. Pennink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.