Uitspraak
[naam maatschap] [appellant 2] , [appellant 4] , [appellant 3] , [appellant 5](handelende onder de naam [naam maatschap] )
[naam maatschap],
[appellant 2],
[appellant 2],
[appellant 3] ,
[appellant 3],
[appellant 4],
[appellant 4],
[appellant 5] ,
[appellant 5],
[naam maatschap],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling
grief 2wordt opgekomen tegen rechtsoverweging 3.7, inhoudend dat [geïntimeerde] een relatief jonge werknemer is die aan het begin van haar carrière staat en voor wie haar baan bij [naam maatschap] welbeschouwd haar eerste was, dat bovendien het concurrentiebeding is opgenomen in een arbeidscontract voor bepaalde tijd, een variant die onder het huidige recht in beginsel niet meer tot de mogelijkheden behoort en dat gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] ook zou zijn aangenomen indien zij had geweigerd met het beding akkoord te gaan. Tevens achtte de kantonrechter van belang dat [naam maatschap] kennelijk heeft beoogd het dienstverband met [geïntimeerde] telkens voor bepaalde tijd te verlengen en dat de omstandigheid dat de laatste verlenging (onbedoeld) de iure heeft geresulteerd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd daaraan niet afdoet.
grief 5word opgekomen tegen rechtsoverweging 3.10, waarin is overwogen dat de primaire vordering van [geïntimeerde] - schorsing van het concurrentiebeding - zal worden toegewezen.
grief 7is gericht tegen rechtsoverweging 3.15, inhoudend dat de kantonrechter verwijst naar en overneemt hetgeen hij in conventie heeft overwogen en beslist, reden waarom volgens hem mutatis mutandis de vordering tot eerbiediging van het concurrentiebeding door [geïntimeerde] dient te worden afgewezen.
tweede grief 9bezwaar wordt gemaakt tegen het gehele dictum.