ECLI:NL:GHARL:2016:531

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.167.320
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sanctie voor het niet gebruiken van de rijbaan door een bestuurder van een motorvoertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 11 maart 2015 het beroep van Leaseplan Nederland N.V. ongegrond verklaarde. De betrokkene, als kentekenhouder, had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan, door zijn voertuig op een trottoir te parkeren. De gedraging vond plaats op 13 april 2013 om 19.40 uur op de Hooidrift te Rotterdam. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het voertuig op een verharde onbestemde ruimte tussen de rijbaan en het trottoir stond, en dat er geen gevaar of hinder was veroorzaakt.

Het hof heeft de zaak behandeld op 13 januari 2016, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet verschenen. De advocaat-generaal, mr. H. de Ruijter, was wel aanwezig. Het hof heeft de foto's van de situatie ter plaatse bekeken en geconcludeerd dat het met stoeptegels betegelde gedeelte waarop de auto stond, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een trottoir is. Dit leidde tot de conclusie dat de sanctie terecht was opgelegd.

Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de vastgestelde tarieven af te wijken. De omstandigheid dat de gemachtigde geen gevaar of hinder had veroorzaakt, was niet voldoende om de sanctie te matigen of achterwege te laten. Het hof bevestigde daarom de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af.

Uitspraak

WAHV 200.167.320
27 januari 2016
CJIB 171412313
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 11 maart 2015
betreffende
Leaseplan Nederland N.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te Almere,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 januari 2016. De betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. H. de Ruijter.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op een trottoir/voetpad etc.)”, welke gedraging zou zijn verricht op 13 april 2013 om 19.40 uur op de Hooidrift te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene - degene die het voertuig geleaset heeft - ontkent niet dat hij zijn voertuig op genoemde tijd en plaats heeft geparkeerd, maar voert aan dat hij geparkeerd stond op een verharde onbestemde ruimte tussen rijbaan en trottoir. Dit is een tussenruimte of een verharde berm. De gemachtigde voert aan dat ter plaatse een ratjetoe is van gebruikte materialen in het trottoir, de rijbaan, parkeervakken, parkeerhavens, pleinen, voormalige boomspiegels die zijn dichtgelegd met tegels en alle verharde ruimtes daartussen. De gemachtigde voert aan dat hij zijn auto precies achter een aantal andere geparkeerde auto's stond en dat hij niemand in de weg stond en geen gevaar vormde.
De gemachtigde heeft ter onderbouwing van zijn stelling een groot aantal foto's overgelegd van de plaats van de gedraging en de omgeving daarvan.
3. De onder 1 vermelde gedraging betreft overtreding van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990. Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. Nu de gemachtigde niet ontkent zijn voertuig op de genoemde tijd en plaats te hebben geparkeerd, is in geding de vraag of het voertuig gebruik heeft gemaakt van een weggedeelte, niet zijnde de rijbaan, dat behoort tot de in artikel 10, eerste lid, van de RVV 1990 genoemde uitzonderingen.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB zakelijk weergegeven in dat de bestuurder van en grijze Audi A3 met het kenteken [kenteken] niet de rijbaan heeft gebruikt (stilstaand).
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het proces-verbaal van 31 december 2013 houdt onder meer het volgende in:
“Ik zag dat op de Hooidrift een vierwielig motorvoertuig, van het fabrieksmerk Audi, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken] , geparkeerd stond op het trottoir. Dit trottoir is duidelijk afgescheiden van de rijbaan met een ander soort tegels, zie foto. Na ten minste vijf a tien minuten daar te hebben gestaan ben ik overgegaan tot het uitschrijven van de aankondiging van beschikking.”
De verbalisant heeft als bijlage bij dit proces-verbaal een foto van de gedraging bijgevoegd.
7. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 17 september 2015 houdt onder meer het volgende in:
“In antwoord op uw vragen bericht ik u dat ten tijde van de gedraging geen bebording aanwezig was of sprake was van een parkeerverbod(zone). Bij navraag bij de afdeling welke verantwoordelijk is voor de inrichting van de weg is mij gebleken dat de plaats waar de betrokkene stond geparkeerd, door de gemeente beoogd was als voetpad, hetgeen ook duidelijk zichtbaar is op de foto's welke verweerder heeft meegezonden.”
De verbalisant heeft als bijlage bij het aanvullend proces-verbaal een foto van de situatie ter plaatse, afkomstig uit google maps, streetview, bijgevoegd.
8. Uit het samenstel van de zowel door de gemachtigde als door de verbalisant aangeleverde foto's leidt het hof het volgende af omtrent de situatie ter plaatse.
Ten tijde van de gedraging stond het voertuig van de gemachtigde evenwijdig aan de rijbaan geparkeerd op grijze stoeptegels. De aan de linkerzijde van het voertuig gelegen rijbaan bestaat uit klinkers. Achter het voertuig gaat de bestrating door in grijze stoeptegels. Aan de rechterzijde van het voertuig bevindt zich een met dezelfde grijze stoeptegels bestrate brede ruimte, die zich uitstrekt tot aan de gevel van een daaraan gelegen pand.
Voor de grijze stoeptegels waarop het voertuig staat, bevindt zich een smalle baan bestaande uit klinkers, waarvoor een verhoogde trottoirband is gelegen. Voor die trottoirband zijn parkeervakken gelegen, evenwijdig aan de rijbaan, uitgevoerd in klinkers en van de rijbaan afgescheiden door middel van een onderbroken witte streep.
9. Het hof is van oordeel dat het met stoeptegels betegelde gedeelte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een trottoir is en daarom als zodanig moet worden beschouwd. Dat in de omgeving van de plaats van de gedraging sprake zou zijn van een ratjetoe aan gebruikte materialen, zoals de gemachtigde stelt, maakt dit niet anders.
10. Nu het hof heeft vastgesteld dat ter plaatse sprake is van een trottoir, staat naar het oordeel van het hof vast dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
11. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 2, derde lid, van de WAHV is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
12. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. De omstandigheid dat de gemachtigde geen gevaar of hinder zou hebben veroorzaakt, is geen omstandigheid die aanleiding geeft af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van hinder of gevaarzetting. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
13. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.
14. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.