In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichtingen van de man ten aanzien van zijn kinderen en ex-partner. De zaak betreft de behoefte en draagkracht van beide partijen, waarbij de vrouw verzocht om een hogere alimentatie op basis van een vermeend hoger inkomen van de man. Het hof heeft vastgesteld dat het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen (NBI) ten tijde van het huwelijk € 3.107,- per maand bedroeg, en dat de behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 875,75 per maand per kind, na indexering. De man heeft een bruto jaarinkomen van € 46.000,- vastgesteld, wat door de vrouw werd betwist. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat het inkomen van de man hoger was dan vastgesteld. De draagkracht van de man is berekend op basis van zijn netto inkomen, waarbij rekening is gehouden met zijn verplichtingen voor zijn andere kind uit een eerdere relatie. De vrouw, die afhankelijk is van een bijstandsuitkering, heeft een draagkracht van € 38,- per maand vastgesteld. Het hof heeft de alimentatie voor de kinderen en de partneralimentatie vastgesteld, waarbij de man aan de vrouw een bijdrage moet betalen voor de kosten van de kinderen, en de vrouw geen bijdrage hoeft te betalen voor de kosten van de oudste zoon van de man. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de alimentatieverplichtingen zijn opnieuw vastgesteld.