Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
1.mr. Pieter Rudolf Dekker,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Montemagno B.V., en
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Crescendo Leisure Concepts Holding B.V.,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LHO Beheer B.V.,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lips Group B.V.,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LCG Canada Financial Products 1 B.V.,
2.mrs. Philip Willem Schreurs en Jan Evert Stadig,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het procesdossier van de eerste aanleg, waaronder het vonnis waarvan beroep en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 29 maart 2016;
- voornoemd beroepschrift;
- het V-formulier met bijlagen van 13 mei 2016 van de advocaat van [appellante] ;
- de brief van 20 mei 2016 met bijlagen, waaronder het faillissementsverslag van 20 mei 2016, van de medecurator, mr. G. te Biesebeek (als zodanig benoemd op 11 april 2016), mede namens de curator mr. Dekker;
- het V-formulier met bijlagen van 20 mei 2016 van de advocaat van [appellante] ;
- het op 20 mei 2016 ingekomen verweerschrift (met producties) van mr. Van Schaick namens de curator Montemagno en CLCH;
- het op 20 mei 2016 ingekomen verweerschrift (met producties) van mr. Van Schaick namens mr. Dekker in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van LHO Beheer B.V., Lips Group B.V. en LGC Canada Financial Products 1 B.V.;
- het op 20 mei ingekomen verweerschrift (met producties) van de advocaat van de curatoren Lips;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij het hof Amsterdam van 24 mei 2016;
- het arrest van het hof Amsterdam van 26 mei 2016, waarbij de zaak ter behandeling en beslissing werd verwezen naar dit hof.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 1,-. De curator CLCH heeft bij brief van 4 september 2014 de aandelenoverdracht van 22 februari 2013 en de daarmee samenhangende rechtshandelingen op grond van artikel 42 Fw vernietigd en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de waarde van de aandelen ten tijde van de vernietigde overdracht (door de curator CLCH gesteld op € 130.596,-). Voor een succesvolle vernietiging op grond van artikel 42 Fw van een niet om niet verrichte, onverplichte rechtshandeling zoals deze aandelentransactie is vereist dat de schuldenaar en diens wederpartij wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest in kort geding van 2 februari 2016 voorshands aannemelijk geacht dat deze aandelenoverdracht paulianeus was in de zin van artikel 42 Fw en dat de curator CLCH daarvan dus terecht de vernietiging heeft ingeroepen (r.o. 3.18). Ook het hof gaat in de onderhavige procedure, summierlijk toetsend, op de door hof ’s-Hertogenbosch genoemde gronden uit van het paulianeuze karakter van die overdracht. Het effect van een succesvolle vernietiging op grond van artikel 42 Fw is dat de rechtshandeling wordt vernietigd, zodat de rechtshandeling -achteraf bezien- nooit heeft plaatsgevonden. Wanneer de vernietigde rechtshandeling heeft gediend als titel voor een overdracht, zoals bij de aandelentransactie het geval is geweest, brengt de vernietiging mee dat de overdracht geen effect heeft gehad door het ontbreken van een geldige titel. De aandelen keren door de vernietiging terug in het vermogen van CLCH. Er is geen handeling tot teruglevering vereist. De stelling van [appellante] dat de curator CLCH geen vordering kan instellen, omdat de aandelen niet teruggeleverd zijn aan CLCH, treft dan ook geen doel. Ten aanzien van de vraag of de boedel van CLCH door die overdracht benadeeld is, overweegt het hof als volgt. Door de curator CLCH is in de onderhavige procedure een waardeanalyse aandelen Hotel Tante Pietje B.V. van Joanknecht & Van Zelst Financieel-Juridisch Adviseurs van 18 mei 2016 overgelegd, waarin onder meer staat dat Hotel Tante Pietje B.V. in de jaren 2008 tot en met 2012 steeds positieve bedrijfsresultaten heeft behaald, de vorderingen van Hotel Tante Pietje B.V. op groepsmaatschappijen ad € 89.000,- negen dagen voor de aandelentransactie niet als oninbaar te boek stonden en dat zij de waarde van de aandelen per ultimo 2012, afhankelijk van een veronderstelde marktwaarde van het appartementsrecht Helenastraat 2a, heeft berekend op een bedrag tussen € 170.000,- en
€ 228.000,--. [appellante] heeft de juistheid van (de uitgangspunten van) deze waardeanalyse niet of nauwelijks betwist. Zij heeft ook niet overtuigend uiteen gezet waarom Sman Business Value – dat op haar verzoek een analyse heeft gemaakt van de waarde van de aandelen per 22 februari 2013 – bij haar waardering uit is gegaan van een gemeenschappelijke exploitatie van Hotel Tante Pietje B.V. en de verlieslatende Brasserie Tante Pietje B.V. Het hof gaat er in het kader van deze summierlijke beoordeling dan ook van uit dat de aandelen Hotel Tante Pietje B.V. een aanzienlijke waarde vertegenwoordigden. Nu beide partijen ( [appellante] onder andere in haar voorlopig verweerschrift in eerste aanleg onder 85 en beroepschrift onder 82) er van uit gaan dat de aandelen ten tijde van de vernietiging van de aandelentransactie weinig tot niets meer waard waren, gaat het hof er in het kader van de summiere toets waarvoor deze faillissementsprocedure ruimte biedt van uit dat de waarde van de aandelen in de periode 23 februari 2013 en 4 september 2014 aanzienlijk is verminderd en dat de boedel door de paulianeuze rechtshandelingen schade heeft geleden. Uitgaande van het onrechtmatige karakter van de paulianeuze aandelentransactie is hiermee summierlijk gebleken dat de curator CLCH ter zake van deze waardevermindering een vorderingsrecht heeft op [appellante] .