In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van het nultarief op de omzetbelasting door de Fiscale eenheid [X] B.V. en [Y] B.V. C.S. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De belanghebbende had een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ontvangen over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, waarbij een bedrag van € 44.401 aan belasting en € 1.254 aan belastingrente was opgelegd, naast een verzuimboete van € 4.440. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
De kern van het geschil was of de belanghebbende terecht het nultarief had toegepast op de leveringen van grondverzetmachines aan een buitenlandse afnemer. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de goederen daadwerkelijk naar België waren vervoerd. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de leveringen intracommunautair waren, en dat de vervoersverklaringen en facturen gebreken vertoonden. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de grondverzetmachines naar België waren vervoerd, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de vereisten voor het toepassen van het nultarief bij intracommunautaire leveringen, waarbij de belastingplichtige moet aantonen dat aan de voorwaarden voor het nultarief is voldaan. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet had voldaan aan deze vereisten, en dat het hoger beroep ongegrond was.