ECLI:NL:GHARL:2016:5131

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
24-000783-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrift en witwassen in de zorgsector

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift en witwassen in het kader van persoonsgebonden budgetten (PGB) in de zorgsector. De tenlastelegging omvatte het valselijk opmaken van aanvraagformulieren en verantwoordingsformulieren voor zorg, waarbij de verdachte deze formulieren invulde zonder dat de cliënten hiervan op de hoogte waren. Het hof oordeelde dat de valsheid in geschrift bewezen was, omdat de formulieren buiten de cliënten om waren ingevuld. Echter, het bewijs voor witwassen werd niet geleverd, omdat niet kon worden aangetoond dat de gedeclareerde zorg niet was verleend. De verdachte kreeg een taakstraf van 180 uren opgelegd, met inachtneming van de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het witwassen, maar bevestigde de veroordeling voor valsheid in geschrift. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen was veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-000783-12
Uitspraak d.d.: 24 juni 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 maart 2012 met parketnummer 07-662391-10 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 december 2012, 16 januari 2013, 4 februari 2013, 3 juni 2013, 20 juli 2015, 10 en 11 mei 2016, 10 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde en tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De vorderingen van de benadeelde partijen - behoudens die van [benadeelde 4] en [benadeelde 5] - dienen conform de beslissing van de rechtbank te worden toegewezen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De inbeslaggenomen goederen dienen te worden verbeurdverklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1:
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 2 november 2010 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een of meer “aanvraagformulier(en) zorg” en/of “Verklaring bij verkort aanvraagformulier Zorg” van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de aanvraag van persoonsgebonden budget(ten) en/of (delen van) zorgovereenkomst(en) op naam van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of
een of meer formulier(en) van zorgkantoor [gemeente] en/of Achmea Zorgverzekeringen (verantwoordingsformulier PGB en/of Wijzigingsformulier PGB en/of Formulier machtiging zaakwaarnemer (PGB)), waarmee informatie werd verstrekt aan zorgkantoor [gemeente] en/of Achmea Zorgverzekeringen, op naam van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of
een of meer leefgeldformulier(en) op naam van een groot aantal cliënten van [bedrijf] , waaronder [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 10]
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk
een of meer door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] ondertekend(e) (blanco) “aanvraagformulier(en) zorg” van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de aanvraag van persoonsgebonden budgetten en/of zorgovereenkomst(en) ingevuld en/of aangepast en/of op een of meer door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] ondertekende (blanco) Verantwoordingsformulier(en) PGB en/of Wijzigingsformulier(en) PGB en/of Formulier(en) machtiging zaakwaarnemer (PGB) vermeld in welke mate zorg verleend was en/of zou gaan worden en/of welke vergoeding daar tegenover stond en/of zou staan en/of dat verdachte gemachtigd werd op te treden namens bovengenoemde cliënt(en)
en bestaande die valsheid hieruit dat, op dat/die formulier(en) (telkens) valselijk een aanvraag voor zorg en of een PGB en/of verantwoording van het aantal uren verleende zorg en/of wijziging van het aantal te verlenen uren zorg was gedaan op naam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , terwijl in werkelijkheid die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] niet van (de juiste inhoud van) die aanvra(a)g(en) op de hoogte was/waren en/of dat/die formulier(en) (telkens) in werkelijkheid niet door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] waren opgemaakt en/of ingevuld
en/of
op genoemde leefgeldformulier(en) voor het ingevulde bedrag waarvoor bovengenoemde cliënten hadden getekend een één of een twee geschreven,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2
primair:
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 2 november 2010 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
- een vals(e) of vervalst(e) “aanvraagformulier(en) zorg” en/of
- “Verklaring bij verkort aanvraagformulier zorg” van het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) ten behoeve van de aanvraag van persoonsgebonden budget(ten) en/of
- formulier(en) van Achmea zorgverzekering (verantwoordingsformulier(en) PGB) en/of
- Wijzigingsformulier(en) PGB
op naam gesteld van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , zijnde (die formulieren) geschrift(en) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat dat/die geschrift(en) (als echt en onvervalst) zijn overgelegd en/of ingediend en/of toegezonden of doen/laten indienen aan medewerkers van Achmea Zorgverzekeringen, althans CIZ
en bestaande die valsheid hieruit dat, op dat/die formulier(en) (telkens) valselijk een aanvraag voor zorg en of een PGB en/of verantwoording van het aantal uren verleende zorg en/of wijziging van het aantal te verlenen uren zorg was gedaan op naam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ,
terwijl in werkelijkheid die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] niet van (de juiste inhoud van) die aanvra(a)g(en) op de hoogte was/waren en/of dat/die formulier(en) (telkens) in werkelijkheid niet door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] waren opgemaakt en/of ingevuld.
2
subsidiair:

zij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2005 t/m 2 november 2010 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

A) Zorgkantoor Flevoland en/of Achmea Zorgkantoor en/of het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of een of meer cliënten van [bedrijf] (te weten: [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of C. [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ), heeft bewogen tot
- de afgifte van geld (onder meer: gelden ten behoeve van persoonsgebonden budget), in elk geval enig goed, en/of
- het aangaan van een schuld, (een overeenkomst betreffende de toekenning en/of de uitkering van - een voorschot op - een persoonsgebonden budget (PGB) met betrekking tot zorg voor [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of C. [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ),
hebbende verdachte, tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), althans alleen, toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, (onder andere)
- (een) door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ondertekend(e) blanco “aanvraagformulier(en) zorg” van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de aanvraag van persoonsgebonden budgetten en/of zorgovereenkomsten en/of (een) door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ondertekend (blanco) verantwoordingsformulier PGB en/of Wijzigingsformulier PGB en/of Formulier machtiging zaakwaarnemer (PGB) valselijk ingevuld en/of aangepast en/of aangedikt, en/of
- (vervolgens) deze formulier(en) ingezonden naar het Centrum Indicatiestellingen Zorg en/of Achmea zorgkantoor, en/of
- (aldus) (met die formulieren) (een) persoonsgebonden budget(ten) op naam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] aangevraagd en/of gewijzigd en/of verantwoord, en/of
- door voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] een bankrekening laten openen voor het storten van die persoonsgebonden budget(ten) en/of gedwongen om verdachte voor die rekeningen te machtigen, en/of - bij de aanvraag van een PGB bij het Centrum Indicatiestelling Zorg en/of Achmea Zorgkantoor en/of Zorgkantoor Flevoland zich voorgedaan als die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , en/of
- een - al dan niet verkort - “aanvraagformulier zorg” door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] laten tekenen, en/of
- op dat aanvraagformulier, althans bij die aanvraag, een zorgbehoefte van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] aangegeven welke niet in overeenstemming was met de werkelijkheid, en/of
- op dat aanvraagformulier, althans bij die aanvraag, vermeld, het bankrekeningnummer van (respectievelijk) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] waarop door Achmea Zorgkantoor de PGB-gelden konden worden gestort, en/of
- die/dat aanvraagformulier(en) bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of Achmea Zorgkantoor en/of Zorgkantoor Flevoland ingediend of doen/laten indienen,
(terwijl in werkelijkheid die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] niet - voldoende - op de hoogte was/waren van - de inhoud van - die aanvraag en/of dat er op die bankrekening PGB-gelden werd(en)/konden worden gestort), en/of
- (daarbij) het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of Achmea Zorgkantoor en/of Zorgkantoor Flevoland er niet van op de hoogte gebracht dat

verdachte en/of haar medeverdachte(n) zich door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] had(den) laten machtigen voor het gebruik van die (respectievelijke) bankrekening(en) en/of de bijbehorende pinpas, waarbij verdachte en/of haar medeverdachte(en) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , de bijbehorende pincode heeft/hebben doen afstaan aan verdachte en/of haar medeverdachte(n), en/of

dat (dientengevolge) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] feitelijk geen beschikking meer had(den) over die bankrekening(en),
- hebbende verdachte en/of haar mededader(s) zich (aldus) voorgedaan als die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , althans als een bonafide aanvrager van zorg en/of een PGB, waardoor het Zorgkantoor Flevoland en/of Zorgkantoor Achmea en/of het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of cliënten van [bedrijf] , te weten (respectievelijk) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , (aldus telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) en/of het aangaan van bovenomschreven schuld;
en/of
B) Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of Achmea Zorgverzekeringen heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld (het/de een aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of Achmea Zorgverzekeringen toebehorend recht op terugvordering van de vergoeding van niet verleende uren zorg aan (respectievelijk) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , zoals opgenomen in de/het voorschot(ten) PGB)
hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, in het kader van de verantwoording van de verleende uren zorg aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ,
- op naam van die (respectievelijk) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] staande “Verantwoordingsformulier(en) PGB” en/of “Wijzigingsformulier(en) PGB” en/of “Formulier(en) machtiging zaakwaarnemer (PGB)” opgemaakt en/of overgelegd/ en/of ingediend en/of toegezonden en/of doen/laten indienen, (terwijl in werkelijkheid die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] niet (voldoende) op de hoogte was/waren van (de inhoud van) die “Verantwoordingsformulier(en) PGB” en/of “Wijzigingsformulier(en) PGB” en/of “Formulier(en) machtiging zaakwaarnemer (PGB)”),
en/of
- (daarbij) het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of Achmea Zorgkantoor er niet van op de hoogte gebracht dat

verdachte en/of haar medeverdachte(n) zich door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] had(den) laten machtigen voor het gebruik van de (respectievelijke) bankrekening(en) (waar de vergoeding voor de - vermeend - verleende zorg op werd gestort) en/of de bijbehorende pinpas, en/of

verdachte en/of haar medeverdachte(n) die die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , de bijbehorende pincode heeft/hebben doen afstaan aan verdachte en/of haar medeverdachte(n), en/of dat

(aldus) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] feitelijk geen beschikking meer had(den) over die bankrekening(en) en/of (derhalve) niet op de hoogte waren van (de hoogte van) de betaalde voorschot(ten) PGB en/of (het aantal uren) verleende zorg, en/of
- (aldus) zich voorgedaan heeft als die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , althans als een bonafide aanvrager van zorg en/of een PGB,
waardoor Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en/of Achmea Zorgverzekeringen werd(en) bewogen tot bovenomschreven teniet doen van genoemde inschuld(en).3:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 2 november 2010 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens),
- van onderstaande voorwerp(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is/was en/of dat/die voorwerpen voorhanden heeft/had en/of
- onderstaand(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik gemaakt, te weten
- een of meer geldbedrag(en) van ongeveer (in totaal € 76.191,- en/of GBP 3.445,00), althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- een geldbedrag van ongeveer € 167.915,26 (bankrekeningnummer [nummer] ABN-AMRO-bank)
- een grote hoeveelheid sieraden en/of horloge(s) met een waarde van in totaal ongeveer € 397.135,- , in elk geval een grote hoeveelheid sieraden en/of horloge(s) en/of
- een auto van het merk Audi, type A 4 cabriolet en/of
- een auto van het merk Renault, type Megane cabriolet en/of
- een auto van het merk Chrysler, type 300 C en/of
- een woning, gelegen aan de [adres 1] te [gemeente] en/of
- een woning, gelegen aan de [adres 2] te [gemeente] en/of
- een woning gelegen aan de [adres 3] te [gemeente] en/of
- een woning gelegen aan de [adres 4] te [gemeente] en/of
- een woning gelegen aan het [adres 5] te [gemeente] en/of
- een woning gelegen aan het [adres 6] te [gemeente] , althans een bedrag van€ 66.992,-, welk bedrag is betaald ter aflossing van de op die woning gevestigde hypotheek en/of
- een woning gelegen aan de [adres 7] te [gemeente] ,
terwijl verdachte en/of haar mededader (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Aard en omvang van de beschuldiging

Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting van het hof en in het bijzonder het pleidooi van de raadsman, zal hieronder eerst uiteen worden gezet wat de aard en omvang van de beschuldiging is die verdachte onder feit 1 en 2 primair wordt gemaakt.
Blijkens de tekst van de tenlastelegging wordt verdachte onder 1 verweten dat zij valsheid in geschrifte heeft gepleegd met betrekking tot diverse formulieren en cliënten. Waar de vermeende valsheid uit zou bestaan, is uitgewerkt na de zinsnede “bestaande die valsheid hieruit dat (…)”. Hetgeen hierop volgt houdt kort gezegd in dat op naam van de in de tenlastelegging genoemde personen formulieren zijn opgesteld terwijl die personen in werkelijk niet van (de juiste inhoud van) die formulieren op de hoogte waren en/of dat zij deze formulieren in werkelijkheid niet hadden opgemaakt/ingevuld. Onder feit 2 primair is op dezelfde wijze het gebruik maken van de betreffende formulieren ten laste gelegd.
De ten laste gelegde valsheid houdt nadrukkelijk niet in dat de inhoud van de betreffende formulieren onjuist zou zijn in die zin dat meer zorg zou zijn verantwoord dan aan de cliënten is geleverd, maar wordt aldus (enkel) gevormd door het feit dat de formulieren buiten de in de tenlastelegging genoemde cliënten om zijn opgemaakt/ingevuld.
Bevestiging voor deze opvatting is te vinden in hetgeen de advocaat-generaal in zijn schriftelijke standpunt ten behoeve van de zitting op 20 juli 2015 heeft meegedeeld, inhoudende:
“De reden voor de opmerking dat de relevantie van het onderzoek wordt betwist is dat – zelfs al zou er zorg zijn verleend – dit onverlet laat dat de valsheid in geschrifte zoals onder 1 ten laste gelegd bewezen verklaard kan worden, nu hetgeen daar is verwoord niet afhankelijk is van de vraag of de zorg conform de aanvraag is geleverd. Ten laste gelegd is immers – verkort weergegeven – dat verdachte(n) valselijk aanvraagformulieren heeft/hebben opgemaakt, door deze blanco te laten ondertekenen en vervolgens later, zonder de aanvrager daarvan op de hoogte te stellen, deze aanvragen nader in te vullen”.
En voorts:
“Het Openbaar Ministerie bestrijdt voorshands dat de zorg inderdaad volledig en conform de indicaties en aanvragen is verleend, hetgeen alleen al kan blijken uit de mate waarin verdachte(n) verkregen gelden ten eigen bate hebben besteed. Zo echter onomstotelijk vastgesteld zou worden dat er inderdaad op legale wijze juiste en volledige zorg is verleend, heeft dit allicht wel gevolgen voor de strafmaat en voor de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel”(het hof begrijpt: en zou die constatering derhalve geen invloed hebben op de bewijsvraag).
Uit het voorgaande blijkt dat de raadsman de tenlastelegging juist heeft uitgelegd: De kern van het verwijt dat onder 1 en 2 primair aan verdachte wordt gemaakt is dat zij buiten de in de tenlastelegging genoemde cliënten om formulieren uit hun naam heeft opgemaakt/ ingediend zonder dat zij (van de inhoud) daarvan op de hoogte waren.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Feit 1 (valsheid in geschrifte) en 2 primair (gebruik maken van valse geschriften)
Onder 1 wordt verdachte onder meer verweten dat zij valsheid in geschrifte heeft gepleegd met betrekking tot zogenoemde leefgeldformulieren op naam van onder meer [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] . Verdachte heeft dit onderdeel van de tenlastelegging bekend. Het feit kan in zoverre wettig en overtuigend worden bewezen.
Met betrekking tot de overige genoemde formulieren is voor de beoordeling van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, ten eerste van belang de verklaring die verdachte ter terechtzitting van de rechtbank heeft afgelegd. Deze verklaring houdt met betrekking tot het invullen van verantwoordingsformulieren onder meer in
: “De voorzitter vraagt mij naar de verantwoordingsformulieren PGB die bij het zorgkantoor werden ingediend. Ik antwoord daarop dat deze formulieren soms wel samen met de cliënt werden ingevuld en soms niet. Bij het zorgkantoor moest ik elke zes maanden verantwoorden. Het was meer administratief. Wij hebben toen besloten om de cliënten alles te laten tekenen. Ik liet de cliënten tekenen. Op het moment van tekenen waren de formulieren niet altijd ingevuld. Soms werden de formulieren blanco getekend. Op het einde gebeurde dat heel vaak.”
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte in dit verband nog verklaard:
"Ik heb inderdaad wel blanco formulieren door cliënten laten tekenen; het ging dan om formulieren ter stopzetting van het PGB na het vertrek van de cliënt in kwestie bij [bedrijf] ".
Voorts is van belang dat het dossier verklaringen bevat van de in de tenlastelegging genoemde cliënten van [bedrijf] , verdachtes bedrijf, inhoudende dat zij diverse blanco (oningevulde) formulieren moesten ondertekenen. [benadeelde 1] heeft bijvoorbeeld verklaard: “Over het verantwoordingsformulier kan ik zeggen dat om die te tekenen wij met een aantal mensen naast elkaar moesten zitten en dan kregen wij allemaal een stapel. Wel 10 stuks. Die formulieren waren helemaal leeg. Mevrouw [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) zei dat ze dit zo deed omdat ze ons dan niet steeds opnieuw hoefde te vragen om een handtekening te zetten”.
[benadeelde 3] heeft eveneens verklaard dat zij van verdachte een leeg formulier moest ondertekenen. Zij verklaart voorts: “Ik had een stapel papieren meegekregen toen ik weg ben gegaan bij [bedrijf] . Ik zag hiertussen zitten een formulier welke ik in het begin had getekend. Op dat moment was deze niet ingevuld. Nu zag ik dat deze was ingevuld. Ik had dit formulier niet ingevuld”.
Ook [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben verklaard dat zij blanco formulieren hebben moeten ondertekenen. [benadeelde 5] heeft daarbij verklaard dat zij de aan haar getoonde verantwoordingsformulieren, waarvan het hof op grond van de datumstempel aanneemt dat deze daadwerkelijk zijn ingediend, blanco heeft moeten tekenen. Zij verklaart daarbij: “Ik weet sowieso zeker dat ik die bedragen en data die daar staan nooit heb gezien.”
Hoewel [benadeelde 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren of zij formulieren heeft ondertekend zonder dat deze waren ingevuld, blijkt uit het dossier dat dit wel het geval is geweest. Op p. 2272 van map 6 zijn verantwoordingsformulieren, zorgovereenkomsten en wijzigingsformulieren te vinden waarop slechts een handtekening staat. Deze handtekening komt overeen met de handtekening van [benadeelde 2] onder haar aangifte. In combinatie met het hiervoor overwogene stelt het hof vast dat ook [benadeelde 2] blanco formulieren heeft ingevuld.
Dat de formulieren, genoemd in feit 2 primair, zijn ingediend bij Achmea Zorgverzekeringen en/of CIZ blijkt alleen al uit de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg. Die verklaring komt erop neer dat zij telkens CIZ-indicaties vroeg en verkreeg, op basis daarvan het PGB aanvroeg bij Achmea en vervolgens het verkregen PGB verantwoordde bij Achmea.
Naast het vervalsen van leefgeldformulieren kan op grond van het voorgaande wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [benadeelde 1] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 2] diverse andere, blanco formulieren heeft laten ondertekenen en deze vervolgens heeft ingevuld en ingediend, zonder dat betrokkenen op de hoogte waren van de inhoud van het formulier, zoals onder 1 en 2 primair is ten laste gelegd.
Nu [benadeelde 6] bij herhaling heeft verklaard dat zij geen blanco formulieren heeft ondertekend, kan ten aanzien van deze cliënte geen bewezenverklaring volgen.
Dit geldt eveneens voor het ten laste gelegde medeplegen, nu niet is gebleken dat verdachte bij het voorgaande bewust en nauw met een ander of anderen heeft samengewerkt.
Feit 3 (witwassen)
Onder 3 wordt verdachte verweten dat zij, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, door de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen (zoals geldbedragen, sieraden, auto’s en woningen) te verwerven en/of voorhanden te hebben, terwijl zij en/of haar medeverdachte wist(en) dat deze voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Niet ter discussie staat dat verdachte en/of medeverdachte [verdachte] de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad. Vervolgens dient beoordeeld te worden of deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf. Terecht heeft de raadsman erop gewezen dat de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, die zoals hiervoor overwogen door het hof bewezen worden verklaard, geen voordeel hebben opgeleverd en derhalve niet als grondmisdrijf voor het onder 3 ten laste gelegde witwassen kunnen worden aangemerkt.
De advocaat-generaal lijkt overeenkomstig het vonnis van de rechtbank de mening te zijn toegedaan dat de inkomsten van het bedrijf [bedrijf] , bestaande uit PGB-gelden, (grotendeels) onrechtmatig zijn verkregen als gevolg van oplichting, en dat, nu de in het ten laste gelegde genoemde voorwerpen, via de door verdachte uit [bedrijf] verkregen winsten, van die gelden zijn betaald, zij van misdrijf afkomstig zijn en verdachte ter zake van witwassen kan worden veroordeeld.
Voor de beoordeling van de vraag of de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen inderdaad afkomstig zijn uit misdrijf, acht het hof van belang inzicht te verschaffen in het systeem van het PGB als zodanig en de plaats daarvan binnen het systeem van zorgverlening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De rechtbank heeft hieromtrent overwogen:
“Wanneer iemand als gevolg van ziekte, handicap of ouderdom behoefte heeft aan zorg, kan hij die aanvragen bij het CIZ. Dit gebeurt door het indienen van een aanvraagformulier zorg. Dit is een standaardformulier van het CIZ. Op dit formulier moet onder andere aangegeven worden welke ziekte, aandoening of klacht de betrokkene heeft, welke problemen hij hierdoor ondervindt en welke zorg gewenst is. Bij het aanvraagformulier zorg hoort een verklaring waarin wordt aangegeven dat de gegevens op het aanvraagformulier juist en naar waarheid zijn ingevuld. In bepaalde situaties waarin het gaat om een betrokkene die al zorg ontvangt op grond van een bepaald type indicatiebesluit kan worden volstaan met een verkort aanvraagformulier zorg. Hier hoort eenzelfde verklaring bij als bij het gewone aanvraagformulier.
Zorg kan worden toegekend voor verschillende soorten zorg, te weten: persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, behandeling, kortdurend verblijf en verblijf. Deze soorten zorg worden aangeduid met de term functies.
Op basis van het aanvraagformulier zorg en eventuele aanvullende informatie en/of aanvullend onderzoek geeft het CIZ een indicatiebesluit af. Daarin staat of de betrokkene recht heeft op zorg en, zo ja, op welke zorg.
Het CIZ regelt de zorg niet zelf.
De betrokkene kan kiezen voor zorg in natura (hierna: ZIN) of een PGB.
Kiest de betrokkene voor ZIN dan stuurt het CIZ het indicatiebesluit naar het zorgkantoor en regelt het zorgkantoor dat een zorgverlener de juiste zorg aan de betrokkene levert.
Kiest de betrokkene voor een PGB, dan kent het zorgkantoor een budget toe waarmee de betrokkene zelf zorg kan inkopen.
Niet voor alle functies kan een PGB worden toegekend. Dit kan alleen voor verzorging, verpleging, begeleiding en kortdurend verblijf (enkele etmalen per week). (…) Heeft de betrokkene gekozen voor een PGB, dan kent het zorgkantoor op basis van het indicatiebesluit van het CIZ een budget toe.
Behelst het indicatiebesluit een zorgzwaartepakket (hierna: ZZP), een volledig pakket van zorg afgestemd op de kenmerken van bepaalde groepen mensen en de zorg die zij nodig hebben, dan past het zorgkantoor een zogenoemde toekenningstabel toe. Die tabel voorziet in een vertaling van een ZZP naar een PGB met de functies persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding.
Het door het zorgkantoor toegekende bruto budget wordt verminderd met een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Het netto budget – het bruto budget minus de eigen bijdrage – wordt door het zorgkantoor bij wijze van voorschot betaald. Afhankelijk van de hoogte van het budget wordt het per maand, kwartaal, half jaar of jaar betaald.
Voor het toegekende budget kan de betrokkene zorg inkopen bij een zorgverlener. Hij sluit daartoe een zorgovereenkomst. In de zorgovereenkomst wordt neergelegd welke zorg afgesproken is en welke prijs daarvoor wordt betaald. De zorgovereenkomst moet door de betrokkene en de zorgverlener ondertekend worden. Een modelovereenkomst is bij het Servicecentrum PGB van de Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) verkrijgbaar.
Over de besteding van het budget moet, afhankelijk van de hoogte van het budget, op een of meer tijdstippen per jaar verantwoording worden afgelegd. Dit gebeurt door het indienen van het standaard verantwoordingsformulier PGB bij het zorgkantoor. Op dit verantwoordingsformulier worden naast de gegevens van de budgethouder – de betrokkene aan wie het budget is toegekend – de verantwoordingsperiode en het in totaal aan de zorgverleners in die periode betaalde bedrag ingevuld. Op de bijlage bij het formulier wordt het totaalbedrag uitgesplitst naar zorgverlener en worden per zorgverlener de soorten hulpverlening (functies) aangekruist. Ter controle van hetgeen op het zorgformulier is ingevuld kan het zorgkantoor declaraties, zorgovereenkomsten en bankafschriften opvragen (de zogenoemde intensieve controle). Over 1,5% van het netto budget – het zogenoemde vrij besteedbare bedrag – hoeft de betrokkene geen verantwoording af te leggen.
Het PGB is gemeenschapsgeld dat is bedoeld voor zorg. Blijkt een deel van het budget niet uitgegeven te zijn aan zorg, dan moet de betrokkene dat deel terugbetalen. (…)
Na ontvangst van de verantwoordingsformulieren en eventuele aanvullende controle wordt het budget definitief vastgesteld door het zorgkantoor.
Eventuele tussentijdse wijzigingen in de omstandigheden van de budgethouder dienen aan het zorgkantoor doorgegeven te worden middels een wijzigingsformulier PGB. Dit is een standaard formulier.
De budgethouder kan een persoon of een bedrijf, vertegenwoordigd door een bepaalde persoon, machtigen, als zaakwaarnemer, in zijn naam op te treden. Dit gebeurt via het standaard formulier machtiging zaakwaarnemer van het zorgkantoor.
Nederland is onderverdeeld in zorgkantoorregio’s. Voor Flevoland is het zorgkantoor Achmea Zorgkantoor, regio Flevoland.”
Het hof sluit zich bij deze overweging aan en neemt deze over. Ter verduidelijking van dit systeem zoals het destijds functioneerde wordt het volgende aan deze overweging toegevoegd.
Met name uit de verklaringen van getuigen ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de budgethouder een grote vrijheid toekwam in de wijze waarop het PGB-budget werd besteed. Zo was het toegestaan om het PGB te besteden aan andere functies dan waarvoor de indicatie was verleend en kon met functies worden geschoven. Zo was het mogelijk dat iemand die een PGB had gekregen voor de functie “tijdelijk verblijf” het budget besteedde aan de inkoop van een andere functie, bijvoorbeeld, begeleiding. Anders dan de rechtbank heeft overwogen was het in de praktijk ook mogelijk om het PGB te besteden aan langdurig verblijf, zoals bij [bedrijf] gebeurde. Dat er op het verantwoordingsformulier vervolgens ‘tijdelijk verblijf’ werd aangekruist, terwijl in werkelijkheid derhalve sprake was van langdurig verblijf, werd eveneens geaccepteerd. De getuige [getuige] heeft in dit verband verklaard dat de controle die het Zorgkantoor aan de hand van de ingediende verantwoordingsformulieren verrichtte puur financieel van aard was en dat niet werd nagegaan welk deel van het budget aan welke zorg was besteed. Evenmin hoefde op de verantwoordingsformulieren te worden aangegeven hoeveel uren zorg per aangekruiste functie was verleend. Bovendien bestonden voor de kwaliteit van de geleverde zorg geen richtlijnen; het stond een budgethouder vrij om zorg ‘bij de buurman’ in te kopen en afspraken te maken over vergoeding van “niet afgenomen” uren.
Het begrip 'van misdrijf afkomstig', zoals tenlastegelegd, laat weliswaar ruimte voor bewezenverklaring van een ander misdrijf dan oplichting, maar de advocaat-generaal heeft zich beperkt tot het misdrijf van oplichting en, al uitgaande van het bestaan voor aanwijzingen voor dát misdrijf, geldt dat van enige aanwijzing voor een ander misdrijf dat voordeel heeft opgeleverd dan die oplichting geen sprake is. Het hof beperkt zich daarom tot de vraag of van het grondmisdrijf oplichting sprake was.
Verklaringen van verdachten of getuigen waarin concreet is aangegeven dat en hoe verdachte oplichting gepleegd heeft zijn niet beschikbaar. Dat betekent dat het onderling verband tussen overige feiten en omstandigheden de conclusie moet kunnen rechtvaardigen dat, desondanks, van oplichting sprake is geweest.
Naast het horen van getuigen en deskundigen in hoger beroep zijn door de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Fryslân (GGD) en Ernst & Young Accountants LLP (EY) uitgebreide rapportages uitgebracht hoe de zorgverlening en de financiering daarvan binnen [bedrijf] was georganiseerd. Op basis van het aldus verkregen dossier wordt als volgt geoordeeld.
In het oog springend in deze zaak kan worden genoemd het gegeven dat verdachte vele vermogensbestanddelen van aanzienlijke waarde heeft verworven. De tenlastelegging benoemt deze: contante geldbedragen van tienduizenden euro's, een banktegoed van ruim € 167.000,-, sieraden ter waarde van bijna vier ton, meerdere auto's en huizen. Het is in dit verband niet van belang vast te stellen of in bewijsrechtelijke zin kan worden vastgesteld dat verdachte al die, in de tenlastelegging genoemde, goederen heeft verworven. Van belang is slechts de, ook al zou op onderdelen een dergelijke vaststelling niet mogen plaats vinden, vaststelling dat zij hoe dan ook een aanzienlijk vermogen heeft verworven. Toen verdachte in 2005 met haar bedrijf [bedrijf] begon had ze geen cent. Haar vermogen heeft ze dus middels haar bedrijf [bedrijf] , waarvan zij enig aandeelhoudster was, verkregen. Wie de jaarcijfers, voor zover beschikbaar beziet, kan vaststellen dat de bedrijfswinst een dergelijke vermogensverwerving zeer wel toeliet. Uitgaande van de jaarrekeningen van [bedrijf] , zoals aanwezig in het dossier, valt waar te nemen dat de bedrijfswinst van [bedrijf] in het eerste jaar van exploitatie nog negatief was, maar vanaf 2006 opliep van € 77.601,- in dat jaar via
€ 441.715 in 2007 en € 534.168 in 2008 naar € 682.783 in 2009.
De enige inkomstenbron van [bedrijf] en dus de enige basis voor vermogensvorming door verdachte waren de PGB-budgetten van de cliënten van [bedrijf] . Met andere woorden: verdachte heeft, zo zal een gemiddeld burger dat gemakkelijk kunnen ervaren, aanzienlijke rijkdom verworven met gemeenschapsgeld.
Die enkele vaststelling rechtvaardigt echter nog niet de conclusie dat sprake geweest moet zijn van oplichting. Verdachte exploiteerde een bedrijf en dat bedrijf was gericht op het maken van winst, zoals vele anderen in de zorg en daarbuiten (maar met als inkomstenbron gemeenschapsgeld) bedrijven exploiteren en kans zien winst te maken.
In deze zaak is niet in geschil dat [bedrijf] aan de in de tenlastelegging genoemde cliënten en vele anderen feitelijk zorg heeft verleend. De voor de conclusie dat van oplichting sprake is geweest redengevende en archetypische situatie dat wel PGB-budgetten zijn aangevraagd en verkregen, maar in het geheel geen zorg is verleend doet zich dus niet voor. Gaande het onderzoek in hoger beroep is om die reden de vraag onderzocht of de verantwoorde zorg in wezenlijke mate niet is geleverd. Indien die situatie zich zou voordoen en daarin een structureel patroon zou kunnen worden onderkend, zou de conclusie gerechtvaardigd kunnen zijn dat het kennelijk van meet af aan de bedoeling was meer te declareren dan aan zorg te leveren. Daarmee zou de vaststelling dat oplichting gepleegd is wel onderbouwd kunnen worden.
De deskundigen van EY hebben de administratie van [bedrijf] doorgespit. Het onderzoek is, in overleg met de procespartijen, beperkt gebleven tot de zorg die verleend is aan de in de tenlastelegging genoemde zes cliënten van [bedrijf] . Uit dat onderzoek blijkt dat [bedrijf] claimt meer zorguren te hebben geleverd dan aan de desbetreffende cliënten zijn toegekend. Er is dus, uitgaande van de juistheid van de aan deze bevinding ten grondslag liggende bescheiden, meer zorg verleend dan waartoe [bedrijf] gehouden was. Deze vaststelling vormt eerder een contra-indicatie voor oplichting dan een aanwijzing voor de aanwezigheid daarvan.
Nu is papier geduldig en kunnen dus op dat papier zorguren opgenomen worden die niet geleverd zijn. Om die reden is het onderzoek van EY mede gericht geweest op de vraag of de door [bedrijf] beweerdelijk geleverde zorg feitelijk wel geleverd kon worden met het personeelsbestand dat [bedrijf] had. Daarbij verdient opmerking dat de door [bedrijf] beweerdelijk geleverde uren zorg veelal meer waren dan het volgens de indicatiestelling te leveren (minimum) aantal uren zorg.
EY heeft daartoe over de jaren 2005 tot en met 2010, per jaar, berekend welk aantal uren zorg aan de zes in de tenlastelegging genoemde cliënten is verleend en in kaart gebracht welk personeelsbestand in die periode (uitgedrukt in uren) beschikbaar was voor de zorgverlening aan die zes cliënten én alle overige in de desbetreffende jaren aanwezige cliënten. Op basis van die overzichten [1] kan eenvoudig geconstateerd worden dat voldoende personeel beschikbaar was om de zorg aan de zes cliënten in kwestie te verlenen. Ook valt te constateren dat in ieder jaar een substantieel aantal beschikbare personeelsuren overbleef voor de zorg aan de overige cliënten. Over de vraag of dat aantal wezenlijk onvoldoende was bevat het rapport van EY geen conclusie. De vraag of met het beschikbare personeel alle zorg kon worden verleend was niettemin wel aan EY gesteld. Dat een conclusie is uitgebleven is geen onwil van de deskundigen, maar onmacht. Een onmacht die ook het hof voelt.
Dat de totale personeelscapaciteit tekort schoot - en dat dan ook nog eens in wezenlijke mate - om alle cliënten de zorg te bieden die hun op basis van ieders indicatie en PGB-budgettoekenning toekwam, zou slechts verantwoord geconcludeerd kunnen worden indien gegevens beschikbaar zouden zijn over de zorg die toekwam aan dan wel verleend is aan al die andere cliënten. Dat aspect van de zaak viel echter niet binnen de verleende onderzoeksopdracht en is om die reden niet onderzocht. Feitelijk gevolg is niettemin wel dat relevante gegevens ter zake ontbreken. Ook het hof kan daarom niet komen tot de conclusie dat, kort gezegd, [bedrijf] aan de zes in de tenlastelegging genoemde cliënten in wezenlijke mate de zorg heeft onthouden die is verantwoord aan het zorgkantoor.
Het rapport van de GGD bevat de conclusie dat in de onderzoeksperiode sprake was van een zodanig tekort aan fte's van de vaste gediplomeerde medewerkers dat het niet mogelijk was aan alle cliënten de toegekende uren zorg te verlenen. Die conclusie, indien juist, zou kunnen nopen tot heroverweging van het in de vorige alinea gegeven oordeel. Voor die heroverweging bestaat echter geen aanleiding. Op de eerste plaats geldt dat in het rapport van de GGD buiten beschouwing is gelaten het aantal zorguren dat door stagiaires is verleend. Daaraan liggen opvattingen over vereiste kwaliteit van de zorg ten grondslag, maar de PGB-regelingen bevatten dergelijke kwaliteitseisen niet voor de binnen het PGB-budget verleende zorg. Op de tweede plaats geldt ook voor dit rapport dat geen gegevens beschikbaar zijn kunnen komen over de zorgbehoefte van alle andere cliënten dan de zes onderzochte.
Het zicht op de urenverantwoording in vergelijking met de gegeven indicatie en daardoor op mogelijke onjuistheid van de zorgverantwoording wordt bovendien vertroebeld door hetgeen hierboven al is vastgesteld: Het PGB behoefde niet te worden besteed aan de functies waarvoor het was toegekend. Het was de cliënten ook duidelijk dat zij langdurig zouden verblijven bij [bedrijf] .
De advocaat-generaal heeft nog gesteld dat het streven van verdachte er enkel of voornamelijk op was gericht om zo hoog mogelijke indicaties en - daaraan gekoppeld - PGB’s te verwerven, zoals de rechtbank heeft overwogen. Bewijs voor onregelmatigheden bij de aanvraag indicatiestelling is echter in de deskundigenrapportages noch elders in het dossier te vinden.
Het voorgaande, in onderling verband bezien, maakt dat niet kan worden bewezen dat de onder 3 ten laste gelegde voorwerpen afkomstig zijn uit misdrijf. Verdachte wordt om die reden van dit feit vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
zij in de periode van 1 november 2005 tot en met 2 november 2010 in Nederland, meermalen,
een of meer “aanvraagformulier(en) zorg” en/of “Verklaring bij verkort aanvraagformulier Zorg” van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de aanvraag van persoonsgebonden budget(ten) en/of (delen van) zorgovereenkomst(en) op naam van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of
een of meer formulier(en) van zorgkantoor [gemeente] en/of Achmea Zorgverzekeringen (verantwoordingsformulier PGB en/of Wijzigingsformulier PGB en/of Formulier machtiging zaakwaarnemer (PGB)), waarmee informatie werd verstrekt aan zorgkantoor [gemeente] en/of Achmea Zorgverzekeringen, op naam van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en
leefgeldformulieren op naam van cliënten van [bedrijf] , waaronder [benadeelde 7] en [benadeelde 8] en [benadeelde 9] en [benadeelde 10]
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk
een of meer door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ondertekend(e) blanco “aanvraagformulier(en) zorg” van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de aanvraag van persoonsgebonden budgetten en/of zorgovereenkomst(en) ingevuld en/of aangepast en/of op een of meer door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ondertekende blanco Verantwoordingsformulier(en) PGB en/of Wijzigingsformulier(en) PGB en/of Formulier(en) machtiging zaakwaarnemer (PGB) vermeld in welke mate zorg verleend was en/of zou gaan worden en/of welke vergoeding daar tegenover stond en/of zou staan en/of dat verdachte gemachtigd werd op te treden namens bovengenoemde cliënt(en)
en bestaande die valsheid hieruit dat, op dat/die formulier(en) telkens valselijk een aanvraag voor zorg en of een PGB en/of verantwoording van het aantal uren verleende zorg en/of wijziging van het aantal te verlenen uren zorg was gedaan op naam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , terwijl in werkelijkheid die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] niet van (de juiste inhoud van) die aanvra(a)g(en) op de hoogte was/waren en/of dat/die formulier(en) telkens in werkelijkheid niet door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] waren opgemaakt en/of ingevuld
en
op genoemde leefgeldformulieren voor het ingevulde bedrag waarvoor bovengenoemde cliënten hadden getekend een één of een twee geschreven,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2
primair:
zij in de periode van 1 november 2005 tot en met 2 november 2010 in Nederland, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
- een vals(e) of vervalst(e) “aanvraagformulier(en) zorg” en/of
- “Verklaring bij verkort aanvraagformulier zorg” van het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) ten behoeve van de aanvraag van persoonsgebonden
budget(ten) en/of
- formulier(en) van Achmea zorgverzekering (verantwoordingsformulier(en) PGB) en/of
- Wijzigingsformulier(en) PGB
op naam gesteld van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , zijnde die formulieren geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst zijn overgelegd en/of ingediend en/of toegezonden of doen/laten indienen aan medewerkers van Achmea Zorgverzekeringen, althans CIZ
en bestaande die valsheid hieruit dat, op dat/die formulier(en) telkens valselijk een aanvraag voor zorg en of een PGB en/of verantwoording van het aantal uren verleende zorg en/of wijziging van het aantal te verlenen uren zorg was gedaan op naam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] ,
terwijl in werkelijkheid die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] niet van (de juiste inhoud van) die aanvra(a)g(en) op de hoogte was/waren en/of dat/die formulier(en) telkens in werkelijkheid niet door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] waren opgemaakt en/of ingevuld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank - valsheid in geschrift, oplichting en gewoontewitwassen bewezen achtend - heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Ook heeft zij verdachte voor een periode van vijf jaren ontzet uit het recht een beroep in de zorgverlening uit te oefenen. Het feit dat het hof tot een andere, beperktere bewezenverklaring komt dan de rechtbank, heeft - vanzelfsprekend - gevolgen voor de beslissing omtrent de op te leggen straf.
Zoals bij de bewijsoverwegingen uiteen is gezet heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften. Verdachte heeft op eigen houtje formulieren ingevuld die eerder door cliënten (blanco) waren ondertekend en deze vervolgens ingediend. Aldus werd ten onrechte de indruk gewekt dat de ingediende formulieren door de ondertekenaars waren opgemaakt, althans dat deze personen op de hoogte waren van de inhoud daarvan en daarmee akkoord waren. Verdachte heeft op deze manier het vertrouwen dat instanties in de juistheid van dergelijke formulieren moeten kunnen stellen geschaad en verhinderd dat zij hun controlefunctie op adequate wijze konden uitvoeren. Daarnaast heeft verdachte het voor haar cliënten onmogelijk gemaakt na te gaan wat er uit hun naam richting de instanties werd gecommuniceerd. Hoewel dit kwalijk handelen betreft dat verdachte ernstig wordt aangerekend, zeker nu het om een kwetsbare, hulpbehoevende groep mensen gaat, neemt het hof in aanmerking dat niet is gebleken dat het handelen van verdachte de betreffende cliënten daadwerkelijk heeft geschaad, hetgeen tot een hogere strafwaardigheid zou hebben geleid. Ook is niet gebleken dat verdachte door dit handelen zichzelf in financiële zin heeft bevoordeeld. Het hof heeft er begrip voor dat verdachte veelal te maken had met cliënten die niet in staat waren zelfstandig hun weg te vinden in de PGB regelingen en hun budget te beheren, maar dat rechtvaardigt niet het buiten die cliënten om invullen van de formulieren.
Bij de valsheid in geschrifte die verdachte met betrekking tot de leefgeldformulieren heeft gepleegd, heeft verdachte wel vanuit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin gehandeld. Het benadelingsbedrag dat verdachte hiermee heeft kunnen behalen staat echter in geen verhouding tot het benadelingsbedrag dat de rechtbank en de advocaat-generaal als uitgangspunt hebben genomen. De vergelijking die in het vonnis met de zaak ‘Palm Invest’ is gemaakt kan dan ook niet worden gehandhaafd.
Bij de strafoplegging wordt, ten voordele van verdachte, in aanmerking genomen dat zij blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 12 april 2016 niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Gebleken is dat de onderhavige zaak tot op heden grote gevolgen heeft voor het leven van verdachte. Zij heeft geen werk meer, kampt met grote schulden en heeft lichamelijke en psychische klachten. De onzekerheid die met de behandeling van deze zaak gepaard gaat, drukt zwaar op haar, zeker gelet op de lange duur van de procedure in hoger beroep.
De procedure in hoger beroep heeft inderdaad veel tijd in beslag genomen, te weten ruim vier jaren. Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat hierbij sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, welke overschrijding in de straf dient te worden verdisconteerd.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, een passende bestraffing. Oplegging van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf, zoals door de advocaat-generaal is geëist, is gelet op de aard en ernst van de feiten niet aan de orde. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof in plaats van voornoemde straf volstaan met oplegging van een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest. Deze straf is passend en noodzakelijk. Verdachte heeft van 2 november 2010 tot 31 mei 2011 in verzekering en voorarrest doorgebracht. Na verrekening hiervan met de opgelegde taakstraf zal zij feitelijk geen uren taakstraf meer hebben te verrichten. Dat is door het hof onder ogen gezien en beoogd.

Beslag

Er is beslag gelegd op de administratie van [bedrijf] en computers en gegevensdragers. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat zij de computers en gegevensdragers reeds retour heeft ontvangen.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, dient de inbeslaggenomen administratie eveneens aan verdachte te worden geretourneerd.

Vorderingen van de benadeelde partijen:

  • [benadeelde 10]
  • [benadeelde 3]
  • [benadeelde 7]
  • [benadeelde 9]
  • [benadeelde 1]
  • [benadeelde 2]
Voornoemde benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding en zij hebben hun vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte valsheid in geschrifte heeft gepleegd en/of gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die betrekking hadden op voornoemde personen. Uit het dossier blijkt niet dat deze feiten rechtstreeks schade aan hen hebben toegebracht. Om die reden worden deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
De benadeelde partijen:
  • [benadeelde 11]
  • [benadeelde 12]
  • [benadeelde 13]
  • [benadeelde 14]
  • [benadeelde 15]
  • [benadeelde 16]
  • [benadeelde 17]
  • [benadeelde 18]
  • [benadeelde 19]
  • [benadeelde 20]
  • [benadeelde 21]
  • [benadeelde 22]
hebben zich in eerste aanleg eveneens in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding en hebben hun vordering in hoger beroep gehandhaafd. Ook deze benadeelde partijen kunnen niet in hun vordering worden ontvangen nu niet kan worden vastgesteld dat de gestelde schade door het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt.
De verdachte en de benadeelde partijen dienen ieder hun eigen kosten te dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- de inbeslaggenomen administratie van [bedrijf] .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 10] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 11] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 12] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 13] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 14] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 15] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 16] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 17] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 18] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 19] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 20] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 21] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 22] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. W.P.M. ter Berg en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 24 juni 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Rapport EY, p. 68 - 75