Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 875,-)], nu het een netto besteedbaar inkomen betreft dat hoger is dan € 1.500,- per maand. Het hof bepaalt de draagkracht van de man over de periode van 1 mei 2015 tot 1 februari 2016 derhalve op afgerond € 287,- per maand.
€ 918,-) per maand in 2014. Rekening houdend met 4 kinderbijslagpunten berekent het hof de behoefte van [de minderjarige3] op basis van de tabel 2014 op afgerond € 760,- per maand. Geïndexeerd naar 2015 en 2016 is dit € 766,- respectievelijk € 776,-.
€ 467,- per maand, ofwel € 234,- per kind per maand.
over de periode van 1 oktober 2014 tot 1 mei 2015 € 289,- per kind per maand bedraagt en de behoefte van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] € 524,- per kind per maand, is er in die periode sprake van een tekort van (€ 524,- - € 289,- =) € 235,- per kind per maand. Ten aanzien van de periode van 1 mei 2015 tot 1 februari 2016 bedraagt het tekort (€ 524,- - € 138,- =) € 386,- per kind per maand en vanaf 1 februari 2016 (€ 524,- - € 310,- =) € 214,- per kind per maand. Aangezien het tekort ten aanzien van alle drie de periodes meer dan twee keer zo groot is als de zorgkorting waarop de man in beginsel recht heeft, is in dit geval voor toepassing van een zorgkorting geen ruimte en moet de man tot het volledige bedrag van zijn draagkracht bijdragen.
6.De slotsom
7.De beslissing
J.P. Evenhuis, en is op 21 juni 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.