In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de Inspecteur had opgedragen een teruggaaf van omzetbelasting te verlenen. De belanghebbende had verzocht om een teruggaaf van € 2.240 voor het tijdvak van 1 april 2013 tot en met 30 april 2013, maar de Inspecteur had dit verzoek afgewezen. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de teruggaaf vastgesteld op € 1.396,09. De belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de Inspecteur incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting is besproken of de belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting en of er sprake is van economische activiteiten. De belanghebbende heeft gesteld dat zij een boek heeft uitgegeven en werkzaamheden heeft verricht voor farmaceutische bedrijven. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting moet worden aangemerkt, ondanks dat er sinds 2008 geen omzet is behaald. Het Hof concludeert dat de belanghebbende recht heeft op aftrek van 60% van de voorbelasting op een factuur van haar gemachtigde, en dat de overige voorbelasting volledig aftrekbaar is. De totale teruggaaf wordt vastgesteld op € 1.519.
De beslissing van de rechtbank wordt vernietigd, en de Inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 juni 2016.