[A.], [B.] en [appellante] hebben als getuige gehoord, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Over de betaling van € 15.000,- verklaart [A.] dat die bedoeld was als betaling voor advieswerkzaamheden van zijn kantoor en niet als storting in de polis van Erasmus; op het polisblad staat dit dan ook niet vermeld. Voor dat bedrag zijn volgens [A.] meerdere werkzaamheden verricht, te weten het oversluiten van een hypotheek, het regelen van een tweetal onderhandse geldopnamen en het regelen van een aparte geldlening bij een andere financiële instelling.
Over de brief van 19 maart 2007 van de vennootschap aan [appellante], waarin vermeld staat “koopsom van € 15.000,-” heeft [A.] verklaard dat eerst met [appellante] besproken is om een verzekering af te sluiten bij Fortis/ASR, met storting van een bedrag van € 15.000,- maar dat [appellante] daarvan teruggekomen is omdat ze geld nodig had voor een rechtszaak tegen haar broer.
Over de betaling van € 20.000,- heeft [A.] verklaard dat ook dit bedrag in rekening is gebracht wegens ten behoeve van [appellante] verrichte werkzaamheden, te weten het oversluiten van een hypotheek, het regelen dat de zoon van [appellante] mede-eigenaar van haar huis werd om de verhoging van de hypotheek te kunnen financieren en het regelen van onderhandse geldopnamen op basis van de hypothecaire geldlening. [A.] heeft verklaard dat het bedrag van € 20.000,- niet bedoeld was als storting op een verzekeringspolis die bij TAF werd afgesloten; dit betrof een overlijdensrisicoverzekering, waarop alleen maandelijks premie verschuldigd was en niet het soort polis waarin stortingen konden plaatsvinden.
[B.] heeft over de betalingen van € 15.000,- en € 20.000,- verklaard dat dit volgens haar betalingen zijn voor nota’s van het kantoor en geen stortingen in verzekeringspolissen; dat volgt uit het feit dat op de betreffende polisbladen geen stortingen zijn vermeld.
[appellante] heeft onder meer verklaard dat [A.] haar in 2005/2006 geadviseerd heeft om € 15.000,- te storten in een polis bij Erasmus, om op die manier maandelijks minder premie te betalen en een mooi begin te hebben om de hypotheek te kunnen aflossen. Nadat zij had opgemerkt dat in de door Erasmus opgestuurde polis en bijbehorende brief niets stond vermeld over de storting van € 15.000,- die zij al wel gedaan had heeft [appellante] een aantal keren geïnformeerd bij de familie [A.], die haar echter steeds vertelden het te zullen uitzoeken. Gevraagd naar de brief van 19 maart 2007 heeft [appellante] verklaard dat daarop in haar handschrift is vermeld “betaald 20-3-07”; zij herkent het polisnummer bovenaan die brief dat zij ook heeft vermeld bij haar betaling. Dat in die brief een Fortis/ASR-polis wordt genoemd verklaart [appellante] zo dat het eerst de bedoeling was een polis bij Fortis te nemen, maar dat ze daarna op advies van [A.] terechtkwamen bij Erasmus. Hoe dan ook was het haar bedoeling om € 15.000,- te storten in de polis van Erasmus.
Na 2005/2006 heeft [appellante] volgens haar verklaring meerdere malen [A.] benaderd, eerst voor het afsluiten van een persoonlijke lening, bestemd voor het voeren van een rechtszaak tegen haar broer, welke lening in 2010 is afgelost door verhoging van haar hypotheek. [appellante] heeft verklaard dat zij toen zelf heeft geregeld dat haar zoon mede-eigenaar van het huis zou worden; [A.] heeft daarbij geen rol gespeeld. [appellante] heeft voorts verklaard dat het uitdrukkelijk haar bedoeling was dat de € 20.000,- die zij in 2010 aan [A.] heeft betaald gestort zou worden in een polis die bij TAF werd afgesloten. Dat een dergelijke storting bij deze verzekering niet kon is met haar niet besproken. Storting gebeurde op advies van [A.] met als bedoeling de maandelijks te betalen premie te verlagen.
Gevraagd naar wat er met [A.] was afgesproken over vergoeding van zijn werkzaamheden heeft [appellante] geantwoord dat daarover niets was afgesproken; zij ging er van uit dat zijn werkzaamheden werden vergoed door de provisie die hij kreeg, hetgeen steeds werd verrekend bij de notaris.