ECLI:NL:GHARL:2016:4440

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
200.189.714/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in het kader van complexe scheidingen met forensische mediation

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is een deskundigenonderzoek gelast in het kader van een pilot voor complexe scheidingen. De zaak betreft een verzoek van de moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De moeder en de vader, die ook in deze procedure betrokken zijn, hebben ingestemd met het uitvoeren van een ouderschapsonderzoek door een deskundige, drs. [D]. Het hof heeft de verweertermijn van de vader opgeschort in afwachting van de uitkomsten van de forensische mediation.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het van belang is dat partijen zich tot een deskundige wenden om hun geschillen, die vooral betrekking hebben op de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, op te lossen. De deskundige zal met behulp van mediationtechnieken gesprekken met de ouders voeren en hen helpen om constructief overleg te voeren over de opvoeding van hun kind. Het hof heeft de deskundige verzocht om te rapporteren over de relatie tussen de ouders, de communicatie over hun kind, en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.

De kosten van het deskundigenonderzoek zullen, gezien de financiële situatie van de ouders, ten laste komen van de Rijkskas. Het hof heeft de deskundige en een raadsheer-commissaris benoemd om het onderzoek te begeleiden. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 september 2016, zodat het onderzoek kan plaatsvinden. De beschikking is op 31 mei 2016 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.189.714/01
(zaaknummer rechtbank C/17/141180 / FA RK 15-605)
beschikking van de familiekamer van 31 mei 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.L. Marijs, kantoorhoudend te Lemmer,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. Hoelen, kantoorhoudend te Leeuwarden.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
kantoorhoudend te Leeuwarden,
hierna te noemen: de GI of gecertificeerde instelling.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 20 januari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 18 april 2016;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming, regio Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (verder te noemen: de raad) van 26 april 2016, waarin de raad mededeelt niet over relevante rapportages / adviezen te beschikken;
- een journaalbericht van mr. Marijs van 3 mei 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van 4 mei 2016 van mr. Marijs;
- een journaalbericht van mr. Hoelen van 10 mei 2016. .
2.2
Gelet op het doel van de forensische mediation zal het hof de verweertermijn van de vader opschorten tot een nader te bepalen datum in afwachting van het verloop van de forensische mediation.

3.De motivering van de beslissing

3.1
In het kader van een pilot "complexe scheidingen" heeft een raadsheer de stukken beoordeeld in het licht van de vraag of al in dit vroege stadium van de appelprocedure op korte termijn maatregelen kunnen worden genomen die een snellere en de-escalerende afhandeling bevorderen.
3.2
Het hof acht het, zonder vooruit te lopen op de verdere procedure, wenselijk dat partijen zich ter beslechting van hun geschillen, welke zich blijkens de overgelegde stukken toespitsen op de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] , geboren te [C] [in] 2011 en de zorgregeling, zullen wenden tot een deskundige, die met behulp van mediationtechnieken zijn onderzoek zal verrichten (forensische mediation). Het betreft hier een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.3
Het hof heeft dit bij brief van 25 april 2016 aan partijen bericht en zowel de man als de vrouw hebben verklaard in te stemmen met een ouderschapsonderzoek. Partijen hebben ingestemd met de benoeming van de heer drs. [D] als deskundige. Zij hebben er voorts mee ingestemd de vraagstelling aan de deskundige aan het hof over te laten.
3.4
Het hof zal als deskundige benoemen: de heer drs. [D] van [E] te [F] . Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan over het verloop en de voortgang van het onderzoek.
3.5
De deskundige - die zich bereid heeft verklaard het onderzoek te verrichten - wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met de ouders te voeren en zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken te bewerkstelligen dat de ouders in het belang van hun [de minderjarige] in staat zullen zijn tot constructief overleg met betrekking tot hetgeen hen thans verdeeld houdt en, waar mogelijk, hun geschillen kunnen beëindigen.
3.6
De advocaat van de vrouw dient de deskundige binnen 14 dagen nadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
3.7
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden tot 1 september 2016 pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden.
3.8
Het hof verzoekt de deskundige te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen:
a. a) Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
b) Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd, dat [de minderjarige] buiten de strijd van partijen blijft en [de minderjarige] geen last heeft van de communicatie tussen partijen?
c) Kan de communicatie tussen de ouders ten aanzien van [de minderjarige] zodanig worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst in overleg beslissingen omtrent [de minderjarige] kunnen nemen?
d) Hoe is de relatie van [de minderjarige] met enerzijds de moeder en de vader individueel en anderzijds met de beide ouders tezamen?
e) Welke hoofdverblijfplaats is het meest in het belang van [de minderjarige] ?
f) In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een zorgregeling rekening te houden met de behoeften van [de minderjarige] ?
g) In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van de zorgregeling rekening te houden met elkaar en met de belangen van [de minderjarige] ?
h) In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor contact met [de minderjarige] ?
i. i) In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige] ?
3.9
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en - bij gebreke van overeenstemming - de door het hof gestelde vragen te beantwoorden en het hof zo mogelijk te adviseren.
3.1
Het hof wijst op het bepaalde in artikel 198 lid 3 Rv dat bepaalt dat partijen verplicht zijn aan het ouderschapsonderzoek mee te werken en dat wanneer partijen niet aan deze verplichting voldoen, het hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het hof geraden acht.
3.11
Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 Rv komen de kosten van een dergelijk onderzoek in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van een minderjarig kind nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte de kosten van zo een onderzoek geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk te brengen indien sprake is van geen of verminderde draagkracht aan de zijde van (een van) de ouders.
3.12
Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak ten aanzien van beide ouders aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten van de deskundige, tot een maximum bedrag van in totaal € 4.500,- inclusief voorschotten en btw, ten laste van het rijk zullen komen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de totale kosten laatstgenoemd bedrag niet te boven zullen gaan. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief btw.
3.13
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenonderzoek zoals in het lichaam van deze beschikking bedoeld;
benoemt tot deskundige:
de heer drs. [D]
[E]
[a-straat] 39
[F]
telefoonnummer [0000000000]
e-mailadres: [-----] .nl.
bepaalt dat de kosten van de deskundige ten laste zullen komen van ‘s Rijks kas, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 3.12 bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. J.G. Idsardi;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de advocaat van de vrouw binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat de deskundige tijdig het hof schriftelijk zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek;
verzoekt de deskundige bij eventuele vertraging van het onderzoek de raadsheer-commissaris hierover tijdig schriftelijk, met afschrift aan partijen, te informeren onder vermelding van de oorzaak;
verzoekt de deskundige een afschrift van de rapportage toe te zenden aan de advocaten van partijen;
houdt in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. A.W. Beversluis en mr. M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 31 mei 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.