ECLI:NL:GHARL:2016:4420

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
21-000051-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake ernstige verkeersdelicten en psychische problematiek van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, die op 19 juni 2015 in Nieuwegein met zijn auto een reeks ernstige verkeersdelicten heeft gepleegd, waaronder het negeren van rode stoplichten en het inrijden op andere weggebruikers, verkeerde ten tijde van de feiten in een psychose. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte in een psychose verkeerde, hij niet volledig ontbeerde inzicht in de gevolgen van zijn handelen. Dit werd onderbouwd door zijn keuze om te stoppen met het gebruik van voorgeschreven antipsychotica en het gebruik van cocaïne en alcohol, wat bijdroeg aan zijn psychische toestand. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, terbeschikkingstelling met voorwaarden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar heeft geacht voor zijn daden, gezien zijn psychische problemen en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000051-16
Uitspraak d.d.: 6 juni 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 december 2015 met parketnummer 16-659438-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1972] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. L. de Leon, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1.
primair:
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een
door hem, verdachte bestuurde (personen)auto sterk accelerend en/of met hoge,
althans aanmerkelijke snelheid, tegen de (voorkant van de)(personen)auto
waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, is ingereden, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto sterk accelerend
en/of met hoge snelheid, althans aanmerkelijke snelheid, tegen
de (voorkant van de) (personen)auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, is
ingereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling door met een door hem, verdachte bestuurde (personen)auto met hoge,
althans aanmerkelijke snelheid tegen (de voorkant van) de (personen)auto waarin
die [slachtoffer 1] zich bevond aan te rijden.
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk en wederrechtelijk
-een of meerdere bloembakken en/of een terrastafel, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de Pizzeria [naam] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een personenauto, merk BMW, met kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een personenauto, merk Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken 2] , toebehorende
aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een personenauto, merk Opel, met kenteken [kenteken 3] , toebehorende [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield/ beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt.
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer 2] en/of haar zoon (7 jaar) en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is
verdachte opzettelijk dreigend:
-met een (personen)auto met hoge snelheid in de richting van die [slachtoffer 2]
en/of haar zoon, die zich in een personenauto bevonden afgereden en/of met
onverminderde snelheid af blijven rijden en/of (vervolgens) op de personenauto
waarin [slachtoffer 2] en haar zoon zaten ingereden en/of
-met een (personen)auto met hoge snelheid in de richting van die [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] , die zich in een personenauto bevond(en) en/of [slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 6] afgereden en/of met onverminderde snelheid af blijven rijden.
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk
Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 4] , dit voertuig heeft bestuurd, onder
zodanige invloed van een stof (cocaïne en/of diazepam en/of desmethyldiazepam
en/of midazolam en/of hydroxymidazolam), waarvan hij weet of redelijkerwijs
moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het
gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet
tot behoorlijke besturen in staat moest worden geacht.
5.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 10,79 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht in het bijzonder niet bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] .
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat er bij verdachte ten aanzien van de feiten 1 meer subsidiair, 2 en 3 geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet. Verdachte zat immers in een psychose en was niet in staat vrijelijk zijn wil te bepalen. Van culpa in causa is geen sprake nu het heel goed mogelijk is dat verdachte eerst is afgegleden in een psychose en toen pas cocaïne is gaan gebruiken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel sprake is geweest van opzet nu niet kan worden gesteld dat er sprake is van het ontbreken bij verdachte van ieder inzicht in diens handelen.
Oordeel hof
Voorop gesteld moet worden dat voor een geval als het onderhavige waarin met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Hiervan is slechts bij hoge uitzondering sprake.
In casu heeft verdachte kort gezegd met zijn auto (ook binnen de bebouwde kom) de maximale snelheid fors overschreden, rode stoplichten genegeerd en tegen de gestelde rijrichting in gereden waardoor hij is in- of afgereden op verschillende andere weggebruikers en een terras is opgereden. Weggebruikers hebben verklaard dat zij zich hierdoor erg angstig hebben gevoeld. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij in totale paniek was en weg wilde vluchten van de zwarte (politie)auto die achter hem reed en van andere politieauto’s waarvan hij de geluidssignalen hoorde (zoals hij tijdens de zitting in hoger beroep verklaarde). Hij heeft voorts verklaard dat hij een auto heeft geschampt en dat hij met zijn auto een terras op is gereden. Over de botsing tegen de auto van [slachtoffer 1] heeft hij verklaard dat hij de auto van [slachtoffer 1] zag en dat hij hem gebaarde dat hij aan de kant moest. Toen dat niet gebeurde heeft hij gas gegeven en de auto van [slachtoffer 1] opzij geduwd door er tegenaan te rijden.
Hoewel uit de rapporten van psychiater drs. G.H. van den Bosch en de GZ-psycholoog drs. A.P. van den Burg kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in een psychose verkeerde, kan hiermee, gelet op de aard van de gedragingen van verdachte in combinatie met zijn eigen verklaringen hierover, niet vastgesteld worden dat ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Daar komt bij dat verdachte zelf bewust de keuze heeft gemaakt om (ongeveer 14 dagen voorafgaand aan het tenlastegelegde) te stoppen met het slikken van de hem voorgeschreven antipsychotica en om cocaïne en alcohol te gaan gebruiken terwijl hij wist dat het gebruik van cocaïne al dan niet in combinatie met alcohol de afgelopen drie jaar regelmatig tot psychische klachten bij hem heeft geleid. Verdachte heeft het aldus aan zichzelf te wijten dat hij in een psychose is geraakt. Gelet op incidenten uit het verleden had verdachte moeten weten wat hiervan de consequenties konden zijn.
Mede op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het opzet zoals tenlastegelegd in de feiten 1 meer subsidiair, 2 en 3 bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
meer subsidiair:
hij op
of omstreeks19 juni 2015 te Nieuwegein,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met
zware mishandelingdoor met een door hem, verdachte bestuurde
(personen
)auto met
hoge,
althansaanmerkelijke snelheid tegen
(de voorkant van
)de
(personen
)auto waarin
die [slachtoffer 1] zich bevond aan te rijden.
2.
hij op
of omstreeks19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk en wederrechtelijk
-een of meerdere bloembakken en
/ofeen terrastafel,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan de Pizzeria [naam] ,
in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-een personenauto, merk BMW, met kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 2]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-een personenauto, merk Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken 2] , toebehorende
aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-een personenauto, merk Opel, met kenteken [kenteken 3] , toebehorende [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield
/ beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt.
3.
hij op
of omstreeks19 juni 2015 te Nieuwegein,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,[slachtoffer 2] en
/ofhaar zoon (7 jaar) en
/of[slachtoffer 4] en
/of
[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers is
verdachte opzettelijk dreigend:
-met een
(personen
)auto met hoge snelheid in de richting van die [slachtoffer 2]
en
/ofhaar zoon, die zich in een personenauto bevonden afgereden en
/ofmet
onverminderde snelheid af blijven rijden en
/of (vervolgens
)op de personenauto
waarin [slachtoffer 2] en haar zoon zaten ingereden en
/of
-met een
(personen
)auto met hoge snelheid in de richting van die [slachtoffer 4] en
/of
[slachtoffer 5] , die zich in een personenauto bevond
(en
)en
/of[slachtoffer 7] en
/of
[slachtoffer 6] afgereden en
/ofmet onverminderde snelheid af blijven rijden.
4.
hij op
of omstreeks19 juni 2015 te Nieuwegein,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,als bestuurder van een voertuig,
(personenauto, merk
Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 4] , dit voertuig heeft bestuurd, onder
zodanige invloed van een stof (cocaïne en
/ofdiazepam en
/ofdesmethyldiazepam
en
/ofmidazolam en
/ofhydroxymidazolam), waarvan hij weet of redelijkerwijs
moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het
gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet
tot behoorlijke besturen in staat moest worden geacht.
5.
hij op
of omstreeks19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 10,79 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïn
e,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I.
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft betoogd dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard nu hij onder invloed verkeerde van een psychose waardoor ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen ontbrak.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Over verdachte zijn door gedragsdeskundigen rapportages uitgebracht. Het hof heeft hiervan kennisgenomen. Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte is door het hof acht geslagen op de omtrent verdachte opgemaakte rapportages van gedragsdeskundigen
psychiater drs. G.H. van den Bosch en GZ-psycholoog drs. A.P. van den Burg.
Van den Bosch heeft in zijn rapportage van 19 oktober 2015 onder meer overwogen, zakelijk weergegeven:
Diagnostisch gezien kan worden gesteld dat sprake is van recidiverende psychotische decompensaties, telkens door toedoen van cocaïne vaak in combinatie met alcohol, zo ook ten tijde van het tenlastegelegde. Classificerend wordt een psychotische stoornis door cocaïne met wanen vastgesteld, ten tijde van het onderzoek in remissie. Sprake is voorts van afhankelijkheid van alcohol en cocaïne, beide thans in gedwongen remissie. Daarnaast kan worden vastgesteld dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde (mede) daaruit kan worden verklaard.
Betrokkene verkeerde ten tijde van het tenlastegelegde in een forse paranoïde psychose, geluxeerd door cocaïne in combinatie met alcohol. Niet alleen het gebruik van bovengenoemde middelen, maar ook het feit dat betrokkene enkele weken voor het tenlastegelegde zijn antipsychotica heeft gestaakt heeft bijgedragen aan het ontstaan van de psychotische decompensatie. Zou alleen gekeken worden naar het moment dat betrokkene in psychose verkeerde, dan kan worden gesteld dat betrokkene over geen alternatieve gedragskeuzes heeft beschikt, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden verondersteld ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten, indien bewezen. Het gebruik van cocaïne al dan niet in combinatie met alcohol heeft de afgelopen drie jaar echter regelmatig tot een soortgelijk psychiatrisch klachtenpatroon geleid met aanzienlijke problemen tot gevolg. Verondersteld kan worden dat betrokkene zich in enige mate bewust moet zijn geweest van de te verwachten consequenties toen hij besloot zijn gevoelens van ongenoegen te dempen met alcohol en vervolgens cocaïne. Ook in het feit dat zijn huidige behandelaar bij Pro Persona twijfels heeft over de medicatietrouw van betrokkene, het feit dat hij in het UMC Utrecht heeft aangegeven ongeveer twee weken voor het tenlastegelegde zijn antipsychotica te hebben gestaakt en in het feit dat betrokkene tijdens het huidige onderzoek de (heropgestarte) antipsychotica alweer heeft afgebouwd, schuilen de herhaaldelijke gedragskeuzes waar consequenties aan verbonden zijn waar betrokkene zich toch in ieder geval enigszins bewust van moet zijn geweest. Anderzijds moet worden meegewogen dat betrokkene, gelet op de traumatische gebeurtenissen in zowel het verdere als meer recente verleden, zijn zwakbegaafde niveau van functioneren en de afhankelijkheid van zowel cocaïne als alcohol, over zeer beperkte vaardigheden beschikt om tot toereikend oplossend gedrag te kunnen komen. Gelet op het bovenstaande wordt derhalve geadviseerd betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de tenlastegelegde feiten, indien bewezen.
Van den Burg heeft in zijn rapportage van 15 oktober 2015 onder meer overwogen, zakelijk weergegeven:
Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een kortdurende psychotische stoornis met paranoïde wanen, overigens ten tijde van het onderzoek geheel in remissie. Daarnaast is sprake van alcohol- en cocaïneafhankelijkheid, momenteel in gedwongen remissie. Ook is er een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vastgesteld in de vorm van een zwakbegaafde intelligentie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens beïnvloedde betrokkene’s gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde (mede) daaruit kan worden verklaard.
Betrokkene werd tot het vluchtgedrag gedreven door wanen voortkomend uit zijn psychiatrische stoornis. Hij voelde zich dusdanig bedreigd en in het nauw gedreven, dat hij op dat moment geen keuzevrijheid meer heeft ervaren. Zijn beperkte verstandelijke vermogens ondermijnen te meer zijn vermogen om probleemsituaties te overzien. De antisociale persoonlijkheidsstoornis lijkt daarentegen een geringe invloed op een en ander te hebben gehad. Kijkt men slechts naar het moment ten tijde van het tenlastegelegde, waarin hij zich in een psychotische toestand lijkt te hebben bevonden dan zou hij als volledig ontoerekeningsvatbaar kunnen worden beschouwd. Aan de andere kant moeten ook andere zaken worden meegewogen, die de indruk wekken dat betrokkene zich enigszins bewust moet zijn geweest van de consequenties van keuzes zoals hij die in het verleden bij herhaling heeft of zou hebben gemaakt. Bijvoorbeeld aangaande zijn besluit zijn anti psychotische medicatie niet meer te gebruiken of zijn innerlijke onrust met overmatige hoeveelheden alcohol en cocaïne te willen dempen. Daar staat tegenover dat door zijn verminderde angst- en stresstolerantie en verminderde vermogen tot oordeel en kritiek, voortkomend uit zijn psychotische kwetsbaarheid dergelijke keuzes door betrokkene minder adequaat worden afgewogen. Ook de impulsiviteit inherent aan zijn anisociale persoonlijkheidsstoornis en de gebrekkige copingvaardigheden en zijn geringe leerbaarheid vanuit zwakbegaafdheid maken betrokkene minder toegerust om dergelijke obstakels het hoofd te bieden.
Dit alles tegen elkaar afwegende, wordt geconcludeerd dat betrokkene in zeer geringe mate in staat is geweest in vrijheid zijn wil te bepalen en andere gedragskeuzes te maken en wordt geadviseerd hem als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het hof neemt voormelde conclusies over en maakt deze tot de zijne. Het verwijst in dit verband ook naar zijn overwegingen over het verweer over het ontbreken van opzet bij verdachte. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend. Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar en dus niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, al rijdende in zijn auto terwijl hij werd achtervolgd door de politie, schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen door op verschillende personen in- en af te rijden. Ook heeft hij tijdens zijn vlucht voor de politie meerdere auto’s, bloembakken en een terrastafel vernield. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed van cocaïne. Dit werd later ook in zijn auto aangetroffen. Het rijgedrag van verdachte is zeer bedreigend geweest voor de slachtoffers en moet diepe indruk op hen hebben gemaakt. Dat er uiteindelijk geen dode dan wel ernstig gewonde slachtoffers zijn gevallen is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat hij recentelijk voor misdrijven, samenhangend met zijn middelenmisbruik onherroepelijk is veroordeeld.
Omrent de persoon van verdachte zijn rapportages opgemaakt door psychiater drs. G.H. van den Bosch en GZ-psycholoog drs. A.P. van den Burg. Uit de door hen opgestelde rapporten blijkt, zoals eerder weergegeven, dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en recidiverende psychotische decompensaties door toedoen van excessief alcohol- en cocaïnegebruik. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was er bij verdachte sprake van de hierboven genoemde psychopathologie. De deskundigen adviseren om verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het hof heeft deze conclusies overgenomen en tot de zijne gemaakt. Het hof heeft bij het bepalen van de oplegging van straf en/of maatregel rekening gehouden met deze sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft het hof in het bijzonder ook gelet op:
- de volgende overwegingen in het rapport van psychiater Van den Bosch, gedateerd 19 oktober 2015 - zakelijk weergegeven -:

Daar waar betrokkene momenteel onder behandeling is bij een regulier FACT-team, lijkt de zorg onvoldoende kader te bieden om de tendens van de afgelopen drie jaar te doorbreken. Het hardnekkige gebruik van cocaïne in combinatie met alcohol, ondanks de destructieve gevolgen hiervan met thans ook strafrechtelijke consequenties – indien bewezen, is het onderliggende kernprobleem. Naast de antisociale attributies in zijn gedrag behoeven ook zijn beperkte verstandelijke vermogens en tekortschietende copingvaardigheden aandacht in de behandeling. Betrokkene geeft desgevraagd aan erg gemotiveerd te zijn om met intensieve begeleiding aan zijn verslavingsproblematiek te gaan werken. De behandeling zou zich primair moeten richten op de afhankelijkheid van genoemde middelen en zou daarnaast voldoende toegerust moeten zijn op het gebied van psychotische problematiek, zijn verstandelijke beperking en de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek. Bovengenoemde behandeling vindt het liefst zo snel mogelijk plaats in ambulante setting bij een forensisch polikliniek zoals [polikliniek] . De complexiteit, onderlinge samenhang en diepgewortelde aard van bovenbeschreven problematiek vragen om een intensief en vooral langdurig kader. Geadviseerd wordt om betrokkene in het kader van een tbs met voorwaarden onder toezicht van de reclassering een behandeling zoals bovenomschreven op te leggen Met name de langdurigheid maar ook de behandelgarantie van dit kader borgen een grotere kans van slagen van de behandeling.

  • de overwegingen in het rapport van GZ-psycholoog Van der Burg, gedateerd 15 oktober 2015, waarbij in grote lijnen hetzelfde wordt overwogen als in het rapport van Van den Bosch. Ook de psycholoog komt tot het advies om betrokkene in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden onder toezicht van de reclassering een behandeling bij een forensisch polikliniek zoals [polikliniek] op te leggen. Deze voorwaardelijke maatregel geeft betrokkene door de combinatie van behandeling en de spreekwoordelijke stok achter de deur een grotere kans van slagen en kan het recidiverisico doen verminderen.
  • het maatregelrapport gedateerd 11 december 2015 van [reclasseringswerker 1] waarin voorwaarden zijn geformuleerd waaronder een eventuele terbeschikkingstelling met voorwaarden mogelijk zou zijn.
  • De verklaring van de getuige-deskundige [reclasseringswerker 2] (reclasseringswerker), kort gezegd inhoudende dat verdachte sinds het vonnis van de rechtbank behandeld wordt in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. De behandeling gaat goed. Verdachte werkt goed mee en laat zich zowel praktisch als psychisch goed begeleiden.
Gelet op het bovenstaande zal het hof bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, nu de onder 1 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen zullen aan deze
terbeschikkingstelling
de voorwaardenworden verbonden, zoals die hieronder in het dictum van dit arrest worden weergegeven.
Bovengenoemde psycholoog en psychiater hebben aangegeven dat verdachte voornamelijk buiten de kliniek (of detentie) aanloopt tegen zijn beperkingen om zijn problemen adequaat het hoofd te bieden. Zodra hij geïnterneerd is, stabiliseert hij vrij vlot en blijven zijn problemen even op afstand. Hij zal derhalve het best zo snel mogelijk ambulant behandeld moeten worden. In deze overweging ziet het hof reden om te bevelen dat de voorwaarden verbonden aan de terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar zijn.
Een (deels) voorwaardelijk straf met daarbij gestelde voorwaarden, zoals bepleit door de raadsman, is gelet op de ernst van het chronisch ziektebeeld van verdachte, onder invloed waarvan de feiten zijn begaan, te vrijblijvend. Een intensieve behandeling in een gestructureerd en gedwongen kader waarbij, zoals ook aangegeven door getuige-deskundige [reclasseringswerker 2] , time-outs mogelijk zijn is passender en geboden.
Naast deze maatregel acht het hof oplegging van een - in het bijzonder gelet op de ernst van de onder 1 meer subsidiair en 3 bewezen verklaarde feiten - onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden en zal ten aanzien van feit 4 tevens de ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur worden opgelegd. Gelet op het door verdachte veroorzaakte gevaar en de in de persoon van verdachte gelegen achtergrond van het gevaar – zoals hierboven nader aangegeven – acht het hof een duur van vijf jaar voor deze ontzegging passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Pizzeria [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 460,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.

Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder voorwaarde dat

Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
Verdachte verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in dit kader;
Verdachte zal medewerking verlenen aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
Verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt verdachte mee aan huisbezoeken door de reclassering;
Verdachte conformeert zich aan een ambulante behandeling bij het forensisch FACT-team van [verslavingszorg] verslavingszorg, of soortgelijke instelling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven (depot-) medicatie;
Verdachte zal niet van woonadres veranderen zonder overleg met en toestemming van de Reclassering;
Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van dagbesteding;
Verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
Verdachte zal zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
Verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van een daarvoor gespecialiseerde instelling, ook als dit inhoudt bewind voering;
Verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor de reclassering;
Verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een woonvorm, zoals beschermd/begeleid wonen en zal zich houden aan de aldaar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
Verdachte werkt, als de reclassering dat nodig acht, mee aan een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Daarbij zal verdachte zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
Verdachte werkt mee aan het opstellen van een driepartijenovereenkomst tussen de reclassering, de betrokken hulpverleningsinstelling(en) en veroordeelde;
Verdachte zal zich alleen binnen het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden begeven.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij Pizzeria [naam]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Pizzeria [naam] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 460,00 (vierhonderdzestig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Pizzeria [naam] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 460,00 (vierhonderdzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. P. van Dijken, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. M.M.L.A.T. Doll, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.F. Roelofs-van Dinther, griffier,
en op 6 juni 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.