ECLI:NL:GHARL:2016:4404

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
WAHV 200.154.096
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sanctie voor parkeren in strijd met parkeerverbodszone en de uitzondering op het RVV 1990

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 20 juni 2014 het beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een boete van € 85,- gekregen voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod (bord E1) op 3 december 2012 om 20:33 uur op de Oostburgstraat te Almere. De betrokkene ontkent niet dat hij zijn auto binnen een parkeerverbodszone heeft geparkeerd, maar stelt dat hij dit deed op een parkeerstrook die door middel van een geblokte lijn in de bestrating is gemarkeerd. Hij beroept zich op artikel 65, derde lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990, dat het parkeren op daartoe bestemde weggedeelten toestaat, ook binnen een parkeerverbodszone.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn voertuig op een daartoe bestemd weggedeelte heeft geparkeerd. De foto's die de betrokkene heeft ingediend, tonen aan dat de strook naast de rijbaan anders is bestraat dan de rijbaan en het trottoir, en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat parkeren daar niet is toegestaan. De advocaat-generaal had betoogd dat de strook niet als parkeerstrook kan worden aangemerkt, maar het hof oordeelt dat de betrokkene voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn auto op een parkeerstrook stond.

Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking worden eveneens vernietigd. De betrokkene krijgt de door hem gestelde zekerheid terugbetaald. Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.154.096
31 mei 2016
CJIB 167852263
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 20 juni 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met een parkeerverbod (bord E1), al dan niet in een zone”, welke gedraging zou zijn verricht op 3 december 2012 om 20:33 uur op de Oostburgstraat te Almere met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene ontkent niet dat hij zijn auto binnen een met borden E1 aangeduide parkeerverbodszone heeft geparkeerd. Hij stelt echter dat zich ter plaatse langs de rijbaan een parkeerstrook bevindt. Deze parkeerstrook is door middel van schuin oplopende oprit afgescheiden van de rijbaan. De strook is gemarkeerd met een geblokte lijn in de bestrating. Volgens het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) mag op parkeervakken en -stroken worden geparkeerd. Nu de betrokkene zijn auto op een parkeerstrook had neergezet, is hij van mening dat van overtreding van het RVV 1990 geen sprake is. De betrokkene betwist de verklaring van de verbalisant dat op de betreffende strook nooddeuren van een schoolgebouw zouden uitkomen. Deze nooddeuren komen niet uit op de strook, maar op een daarnaast gelegen trottoir.
Mocht het op de betreffende strook niet zijn toegestaan om te parkeren, dan wil de betrokkene graag weten waar deze strook dan wel voor bestemd is. In dat geval stelt hij zich bovendien op het standpunt dat hij geen gevaar heeft veroorzaakt door daar te parkeren.
De betrokkene heeft zijn betoog door middel van diverse foto's onderbouwd.
3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de betreffende strook niet als parkeerstrook kan worden aangemerkt. Hij baseert zich op de verklaring van de verbalisant, die heeft aangegeven dat de nooduitgangen van het schoolgebouw uitkomen op de strook.
4. Artikel 65 van het RVV 1990 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“2. De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage I gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.
3. Het parkeren van een voertuig (…) is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.”
5. Artikel 1 van het RVV 1990 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
parkeerhaven of parkeerstrook: langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen”.
6. De kantonrechter heeft overwogen dat binnen parkeerverbodszones slechts mag worden geparkeerd op plaatsen waar dit wordt aangegeven. Hiermee wordt miskend dat het, op grond van het derde lid van artikel 65 van het RVV 1990, is toegestaan om – ook binnen een parkeerverbodszone – voertuigen op daartoe bestemde weggedeelten te parkeren.
7. De betrokkene stelt dat sanctionering achterwege dient te blijven nu er sprake is van de uitzondering als bedoeld in artikel 65, lid 3 RVV 1990. Het hof dient de vraag te beantwoorden of betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hem dat beroep toekomt.
8. Op de door de betrokkene gemaakte foto’s is te zien dat zich naast de rijbaan van de Oostburgstraat te Almere een met klinkers belegde strook bevindt. De wijze van bestrating wijkt af van die van het wegdek en van het naastgelegen trottoir. Aan weerszijden van de strook is door middel van lichtgekleurde stenen een stippelmarkering aangebracht. Tussen de rijbaan en de strook ligt een schuine band, die kennelijk is bedoeld om de strook toegankelijk te maken voor voertuigen. Langs een deel van de strook bevinden zich bosschages.
9. Gelet op de door de betrokkene ingestuurde foto’s van de situatie ter plaatse en de hiervoor aangehaalde definitie van een parkeerstrook heeft betrokkene naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zijn voertuig parkeerde op een daartoe bestemd weggedeelte. Het verschil in de bestrating ten opzichte van de rijbaan, de schuin oplopende oprijband alsmede de onderbroken langsmarkering zijn daarvoor aanwijzingen. Contra-indicaties voor een bestemming tot parkeren op de plaats waar het voertuig van betrokkene was geplaatst, zoals een kruis in de bestrating of een bord waarmee de strook als gelegenheid voor laden en lossen wordt aangewezen, ontbreken. De door de advocaat-generaal aangehaalde verklaring van de verbalisant, inhoudende dat op de betreffende strook nooddeuren uitkomen, doet niet af aan het feit dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat waar zijn voertuig was geparkeerd een tot parkeren bestemd weggedeelte was. Dat kan anders zijn als betrokkene voor de nooddeuren had geparkeerd, maar daarvan is in casu geen sprake.
10. Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing – alsmede de inleidende beschikking – vernietigen.
11. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 30 juli 2013, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 167852263 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.