ECLI:NL:GHARL:2016:435

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
21-005574-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke aanrijding door onoplettendheid en alcoholgebruik met een voetganger en kinderwagen

Op 25 januari 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak van een dodelijke aanrijding die plaatsvond op 12 maart 2015. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft een voetganger met een kinderwagen, waarin een vijf weken oude baby zat, aangereden. De baby overleed als gevolg van de aanrijding en de voetganger liep ernstig letsel op. Het hof oordeelde dat de verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en kreeg een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor tien jaar. Daarnaast werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard en werd de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005774-15
Uitspraak d.d.: 25 januari 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 29 september 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-760046-15 en 08-955105-15, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-038158-12, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vrijspraak ten aanzien van het in de dagvaarding met parketnummer 08-760046-15 onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling ten aanzien van het in de dagvaarding met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair en het in de dagvaarding met parketnummer 08-955105-15 ten last gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs voor deze uitspraak ingevorderd of ingehouden is geweest.
  • toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07-038158-12 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto van de verdachte.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 08-760046-15:
1.
primair:
hij op of omstreeks 12 maart 2015, te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] ( 07-02 -2015) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,50 milligram, in elk geval aanzienlijk hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, althans terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
als bestuurder van een personenauto (Mercedes) te gaan rijden vanaf [café] aldaar en vervolgens op de [autoweg] (komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] ),
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer te letten en/of te blijven letten, en/of
geen, althans onvoldoende rekening te houden met andere weggebruikers/voetgangers, en/of
vervolgens op die [autoweg] een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de (rode) voetgangers-/fietsstrook en deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] lopende/stilstaande voetganger met kinderwagen (met daarin gelegen baby [slachtoffer 1] ), niet (tijdig) waar te nemen, en/of
zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate te verminderen en/of aan te passen (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en/of
(vervolgens) de voetganger en de kinderwagen met voornoemde [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes personenauto aan te rijden, door welke aanrijding de kinderwagen meters verderop in de berm terecht is gekomen en/of [slachtoffer 1] uit de kinderwagen werd geslingerd, ten gevolge waarvan deze is overleden;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2015, te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes),
daarmede rijdende over de weg, de [autoweg] , komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] , roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,50 milligram, in elk geval aanzienlijk hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, althans terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/ voetgangers, en/of
(daarbij) een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de (rode) voetgangers-/fietsstrook en deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] lopende/stilstaande voetganger met kinderwagen, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) aldaar aan de rechterkant van die weg is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voetganger en de kinderwagen (met daarin gelegen baby [slachtoffer 1] ), door welke aanrijding de kinderwagen meters verderop in de berm terecht is gekomen en/of [slachtoffer 1] uit de kinderwagen werd geslingerd,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten baby [slachtoffer 1] werd gedood, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2 primair:
hij op of omstreeks 12 maart 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,50 milligram, in elk geval aanzienlijk hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, althans terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
als bestuurder van een personenauto (Mercedes) is gaan rijden vanaf [café] aldaar en vervolgens op de [autoweg] (komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] ), niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het overig verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/voetgangers, en/of
vervolgens op die [autoweg] een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de (rode) voetgangers-/fietsstrook en deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] lopende/stilstaande voetganger met kinderwagen, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden) en/of
(vervolgens) de voetganger, voornoemde [slachtoffer 2] en de kinderwagen met zijn, verdachtes personenauto heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond en/of een gebroken middenhandsbeentje en/of een gebroken scheenbeen en/of gebroken middenvoetsbeentjes en/of een hersenschudding/kneuzing en/of meerdere schaafwonden in het gezicht en/of op het lichaam, heeft toegebracht door
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,50 milligram, in elk geval aanzienlijk hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, althans terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
als bestuurder van een personenauto (Mercedes) te gaan rijden vanaf [café] aldaar en vervolgens op de [autoweg] (komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] ) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het verkeer te letten en/of te blijven letten en/of
geen, althans onvoldoende rekening te houden met andere weggebruikers/voetgangers en/of
vervolgens op die [autoweg] een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de (rode) voetgangers-/fietsstrook en deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] lopende/stilstaande voetganger met kinderwagen, niet (tijdig) waar te nemen en/of
zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate te verminderen en/of aan te passen (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden) en/of
(vervolgens) de voetganger, voornoemde [slachtoffer 2] en de kinderwagen met zijn, verdachtes personenauto aan te rijden;
2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2015, te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), daarmede rijdende over de weg, de [autoweg] , komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] , roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,50 milligram, in elk geval aanzienlijk hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, althans terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/ voetgangers, en/of
(daarbij) een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de (rode) voetgangers-/fietsstrook en deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] lopende/stilstaande voetganger met kinderwagen, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden) en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) aldaar aan de rechterkant van die weg is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voetganger en de kinderwagen, door welke aanrijding de kinderwagen meters verderop in de berm terecht is gekomen en/of [slachtoffer 1] uit de kinderwagen werd geslingerd,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Zaak met parketnummer 08-955105-15 (gevoegd):
1.
primair:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , op/aan de [autoweg] aldaar, op of omstreeks 12 maart 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de zaak met parketnummer 08-955105-15 (doorrijden na ongeval)
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte zich na het ongeval vrijwillig bij de politie heeft gemeld en derhalve heeft voldaan aan de in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) gestelde voorwaarde, waardoor strafvervolging uitgesloten zou zijn. Dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een ‘vrijwillige kennisgeving’ van het ongeval, zoals art. 184 WVW 1994 vereist. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , waaruit volgens hem volgt dat verdachte zich bij de politie heeft gemeld, zich beseffende dat de politie naar hem op zoek was. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de melding bij de politie nog ‘vrijwillig’ was, maar dat het besluit om zich te melden is ingegeven door de overweging dat er geen andere uitweg was.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
Artikel 184 WVW 1994 bepaalt:
Bij overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, is strafvervolging tegen de in dat artikel bedoelde overtreder uitgesloten, indien deze binnen twaalf uren na het verkeersongeval en voordat hij als verdachte is aangehouden of verhoord, vrijwillig van het ongeval kennis geeft aan een van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen en daarbij zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens de identiteit van dat motorrijtuig bekend maakt.
Het hof is met de raadsman van oordeel dat hier sprake is van - kort gezegd - een vrijwillige kennisgeving als bedoeld in art. 184 WVW 1994 en dat het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk is in de vervolging. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat verdachte, voordat hij zich meldde bij de politie, wist dat hij door de politie al was aangemerkt als - geïndividualiseerde - verdachte. Hoewel vaststaat dat verdachte voordat hij zich meldde wist dat hij degene was die een ernstig ongeval had veroorzaakt kan op grond van de stukken in het strafdossier en hetgeen door verdachte daaromtrent ter zitting is verklaard, niet worden vastgesteld dat verdachte toen hij zijn identiteit bekend maakte daadwerkelijk wist dat er voor hem ‘geen ontkomen meer aan’ was.
Vrijspraak ten aanzien van feiten 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair
Het hof is - met de advocaat-generaal en de raadsman - van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof heeft niet uit de gegevens van het dossier kunnen vaststellen dat bij verdachte sprake is geweest van opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de slachtoffers.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft zich op 12 maart 2015 te [plaats 1] als verkeersdeelnemer (rijdend in een auto) zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 staat in hoger beroep niet ter discussie. Evenmin staat ter discussie dat - wat betreft de mate van het schuldverwijt - er geen sprake is van roekeloosheid in de zin zoals dit begrip in de rechtspraak van de Hoge Raad wordt begrepen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een lagere gradatie van schuld bepleit dan door de rechtbank is bewezen verklaard. De rechtbank heeft haar oordeel ten onrechte mede gegrond op de resultaten van de reconstructie. Volgens de raadsman is er - kort gezegd - geen sprake van
hoogstonvoorzichtig verkeersgedrag.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van de mate van het schuldverwijt wordt in het bijzonder het volgende overwogen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voor schuld in voornoemde zin is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder van een auto mag worden verwacht.
In dat verband zijn de volgende omstandigheden, zoals die naar voren komen uit de bewijsmiddelen, van belang.
Op 12 maart 2015 heeft op de [autoweg] te [plaats 1] een aanrijding plaatsgevonden tussen een door verdachte bestuurde auto en een voetganger, [slachtoffer 2] , en een kinderwagen met daarin [slachtoffer 1] . Ten gevolge van het ongeval is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het ongeval heeft plaatsgevonden op een recht weggedeelte van de [autoweg] . De rijbaan heeft een breedte van circa 6,35 meter. Aan weerszijden van de rijbaan is een fietssuggestiestrook aangebracht, elk met een breedte van 1,3 meter. Rechts naast de rijbaan staan woningen (zgn. lintbebouwing). Aan beide zijden van de weg grenst direct een berm. Langs de weg is geen voetpad.
Het ongeval vond plaats omstreeks 19.35 uur. Het weer was helder en droog. Het wegdek was droog en vertoonde geen bijzonderheden. Ten tijde van ongeval was het schemerig, maar ter plaatse brandde de straatverlichting.
De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 50 km/u. Op de rijbaan werden geen recente bandensporen waargenomen. Op de rijbaan en in de berm werden sporen/voorwerpen afkomstig van onder andere een voertuig, naar later bleek de auto van verdachte, aangetroffen.
Uit onderzoek aan de auto van verdachte volgt dat het voertuig in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken vertoonde die eventueel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. De auto had aanzienlijke schade aan de rechter voorzijde en rechterzijde.
De exacte plaats van de voetganger met de kinderwagen kon sporentechnisch niet vastgesteld worden. Op grond van de verklaringen in het dossier stelt het hof vast dat [slachtoffer 2] met de kinderwagen deels op de oprit van perceel nr. [nummer] en deels op de fietssuggestiestrook heeft gestaan. De botspositie tussen de auto en de kinderwagen kon wel vastgesteld worden. De auto heeft blijkens de door de politie geconstateerde schade met het rechtergedeelte van de voorzijde - ter hoogte van de rechterkoplamp - de kinderwagen geraakt. Delen van de kinderwagen werden op en naast de oprit van perceel nr. [nummer] aangetroffen.
De verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol en wel in die mate dat het alcoholgehalte in zijn bloed enkele uren (ruim vier uur) na het ongeval, te weten om 23.50 uur, 1,57 promille bedroeg. Met inachtneming van de door verdachte gestelde schrikborrel komt het alcoholgehalte ten tijde van het ongeval neer op 1,09 promille. Dat is ruim tweemaal de wettelijk toegestane hoeveelheid. Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de andere herberekening, te weten vanwege het gegeven dat het door verdachte veroorzaakte ongeval ruim vier uur plaatsvond voordat bloed is afgenomen, buiten beschouwing dient te worden gelaten. [1]
Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcoholhoudende drank het reactievermogen en het waarnemingsvermogen afnemen. Aangenomen mag worden dat zulks zeker het geval is geweest bij een alcoholgehalte van 1,09 promille.
Verdachte heeft bij politie en ter zitting verklaard dat hij ten tijde van het ongeval met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur reed. Nu het hof op grond van het dossier niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat deze verklaring niet klopt zal worden uitgegaan van deze snelheid.
De verdachte heeft verder verklaard de slachtoffers helemaal niet te hebben gezien en ineens een klap op het rechterportier van de auto te hebben gehoord, waarna hij onverminderd is doorgereden. Hij heeft zijn snelheid dan ook niet aangepast. Dat verdachte zijn snelheid niet heeft verminderd toen hij de voetganger en kinderwagen naderde en niet is uitgeweken vindt bevestiging in de verklaring van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] , maar ook de resultaten van het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse. Op het wegdek zijn geen banden (rem) sporen aangetroffen.
Onder leiding van de rechter-commissaris heeft een reconstructie plaatsgevonden. Van de zijde van de verdediging wordt met betrekking tot de reconstructie gesteld dat de rechtbank ten onrechte op basis van de resultaten van de reconstructie heeft vastgesteld dat bij oplettend rijgedrag een aanrijding vermijdbaar was geweest.
Het hof zal de resultaten van de reconstructie alleen gebruiken voor de vaststelling dat de slachtoffers voor verdachte wél degelijk zichtbaar moeten zijn geweest. Uit het proces-verbaal Reconstructie d.d. 4 augustus 2015, waarin het zicht van de bestuurder van het ongevalsvoertuig is onderzocht, volgt immers dat door alle (drie) als bestuurder deelnemende verbalisanten de pop en kinderwagen zijn waargenomen. Contra-indicaties voor de zichtbaarheid heeft het onderzoek niet opgeleverd. Integendeel, ook onder de meest ongunstige omstandigheden, namelijk bij tijdens de reconstructie aangenomen tegemoetkomend verkeer kort voor of op het moment van passeren van de slachtoffers, waarvan niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld dat daar ten tijde van het ongeval sprake van was, zijn de pop en kinderwagen desondanks gezien door de verbalisanten. De vraag of en in hoeverre voor verdachte de mogelijkheid heeft bestaan zijwaarts te manoeuvreren teneinde de voetganger en kinderwagen veilig te passeren en een aanrijding – aldus de raadsman – al dan te vermijden, behoeft niet op basis van de gegevens van de reconstructie te worden beantwoord. Verdachte heeft immers een dergelijke uitwijkmanoeuvre niet gemaakt vanwege het feit dat hij aldus zijn verklaring in het geheel niets of niemand op of bij de weg heeft gezien.
Het hof ziet ook overigens geen enkele aanleiding te twijfelen aan de zichtbaarheid op de weg van de slachtoffers. Door de verdediging is hiertegen ook geen verweer gevoerd.
Uit al het vorenstaande leidt het hof af dat de verdachte de slachtoffers niet heeft gezien, waar hij dat wel had gemoeten én gekund. Verdachte reed, toen hij hen naderde met onverminderde snelheid en heeft beiden aldus geschept toen zij zich stilstaand op en aan de weg bevonden. Met zijn wijze van rijden heeft verdachte de instructienorm van art. 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geschonden. Verdachte reed op een overzichtelijke rechte weg, uiterst rechts over de rijbaan en daarbij over de rode fietssuggestiestrook. De verdachte is aldaar ter plaatse bekend met de omstandigheden; hij woont al jaren aan deze weg en rijdt deze weg (bijna) dagelijks. Hij weet dat het hier gaat om een weg met aan weerszijden een berm, maar zonder voetpad en dat de mogelijkheid bestaat dat zich op deze weg personen kunnen bevinden. Doordat verdachte onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol verkeerde was zijn reactievermogen en waarnemingsvermogen verminderd, zodat hij niet of niet voldoende alert meer kon reageren. De risico’s van zijn gedrag hebben zich vervolgens op de weg verwezenlijkt. Hij is met onverminderde snelheid tegen de slachtoffers aangereden zonder hen waar te nemen. Bij voldoende mate van oplettendheid had verdachte de voetganger met kinderwagen tijdig moeten en kunnen zien en was hij aldus in staat geweest tijdig maatregelen te treffen. Aan het bovenstaande doet niet af dat het slachtoffer zich met de kinderwagen gedeeltelijk op de oprit van perceel nr. [nummer] en gedeeltelijk op de fietssuggestiestrook heeft bevonden. Als gevolg van aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid heeft de verdachte niets gezien, heeft niet uitgeweken of geremd.
Met de rechtbank en advocaat-generaal - en anders dan de raadsman - is het hof van oordeel gezien de aard en ernst van de verkeersovertreding begaan door verdachte en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, dat verdachte, door zich als bestuurder van een auto op voornoemde wijze te gedragen zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 08-760046-15:
1.
subsidiair:
hij op 12 maart 2015, te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), daarmede rijdende over de [autoweg] , komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] , zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,09 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,
daarbij niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en
daarbij geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/ voetgangers, en
daarbij een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de rode fietssuggestiestrook deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] stilstaande voetganger met kinderwagen, niet heeft waargenomen, en
zijn snelheid niet heeft verminderd of aangepast aan de situatie en plaatselijke omstandigheden, en
daarbij in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
vervolgens aldaar aan de rechterkant van die weg is gebotst tegen, die voetganger en de kinderwagen (met daarin gelegen baby [slachtoffer 1] ), door welke aanrijding de kinderwagen meters verderop in de berm terecht is gekomen en [slachtoffer 1] uit de kinderwagen werd geslingerd,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten baby [slachtoffer 1] werd gedood, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2 meer subsidiair:
hij op 12 maart 2015, te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), daarmede rijdende over de [autoweg] , komende uit de richting van [plaats 1] centrum en gaande in de richting van [plaats 2] , zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,09 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,
daarbij niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en
daarbij geen, althans onvoldoende rekening heeft gehouden met andere weggebruikers/ voetgangers, en
daarbij een aldaar aan de (gezien zijn, verdachtes, rijrichting) rechterkant van die weg deels op de rode fietssuggestiestrook en deels op de oprit van de woning met huisnummer [nummer] stilstaande voetganger met kinderwagen, niet heeft waargenomen, en
zijn snelheid niet heeft verminderd en aangepast aan de situatie en plaatselijke omstandigheden, en
daarbij in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
vervolgens aldaar aan de rechterkant van die weg is gebotst tegen, die voetganger en de kinderwagen (met daarin gelegen baby [slachtoffer 1] ), door welke aanrijding de kinderwagen meters verderop in de berm terecht is gekomen en [slachtoffer 1] uit de kinderwagen werd geslingerd,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.
Het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 12 maart 2015 een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt door met een aanzienlijke hoeveelheid alcohol op, rechts gedeeltelijk over een fietssuggestiestrook te blijven rijden en daarbij onvoldoende op te letten, terwijl daar ook [slachtoffer 2] met in de kinderwagen zijn zoontje [slachtoffer 1] stond. Hierbij is verdachte met de rechtervoorzijde van zijn auto tegen de kinderwagen en slachtoffer [slachtoffer 2] aangereden. [slachtoffer 1] , een vijf weken oude baby, is als gevolg van deze aanrijding overleden. De vader, [slachtoffer 2] , heeft als gevolg van de aanrijding ernstig letsel opgelopen.
Met het overlijden van [slachtoffer 1] is de nabestaanden onherstelbaar leed berokkend. Het bijna onbeschrijfelijk grote verdriet is door oma [oma] ter zitting van het hof indringend verwoord en in de schriftelijke slachtofferverklaringen van de moeder, vader en opa’s en oma van [slachtoffer 1] treffend tot uitdrukking gebracht. Dat de rouwkaarten moesten worden geschreven terwijl de inkt van de geboortekaartjes nog maar net droog was, is alleszeggend. Het overlijden van [slachtoffer 1] houdt de nabestaanden nog dagelijks bezig en zij hebben allen grote moeite het verlies te verwerken.
Naast grote psychische impact heeft het ongeval voor het slachtoffer [slachtoffer 2] ook lichamelijk grote gevolgen gehad.
Het hof is van oordeel dat verdachte ernstig verwijtbaar gehandeld en grove schuld heeft aan het ongeval.
Het hof komt niet tot een veroordeling van het tenlastegelegde “doorrijden na een ongeval”. Hoewel moet worden vastgesteld dat verdachte zich in de loop van de avond (mede) aangespoord door zijn ex-vrouw en een vriend vrijwillig heeft gemeld bij de politie, moet evenwel ook worden vastgesteld dat verdachte aanvankelijk zich realiserend dat hij ‘iets had geraakt’ omdat hij een harde klap hoorde, niet is gestopt maar zijn weg heeft vervolgd. Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij wist dat hij teveel alcohol had gedronken en daarom uit handen van de politie wilde blijven. Verdachte heeft - hoe dan ook - op dat moment zijn eigen belang laten prevaleren boven dat van een ander.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol als bestuurder deelgenomen aan het verkeer. Het is algemeen bekend dat de concentratie, de waarneming en het reactievermogen door het gebruik van alcohol negatief worden beïnvloed. In het bijzonder moet het verdachte bekend zijn geweest nu hij niet alleen vele malen is veroordeeld voor rijden onder invloed, maar ook een zogenoemde Educatieve Maatregel Alcohol-cursus heeft gevolgd. In het kader van een dergelijke cursus worden deelnemers immers gewezen op de gevaren van het gebruik van alcohol in het verkeer. Verschillende getuigen die verdachte kort voor het ongeval in [café] hebben gezien, hebben verklaard dat verdachte bij het verlaten van het café werd ondersteund door getuige [getuige 1] . Ook werd er door hem een slok drank op de grond gespuugd. Een van de aanwezigen heeft nog aan de barvrouw de vraag gesteld dat verdachte toch niet zelf achter het stuur zou stappen. Hij werd niet in staat geacht een auto te besturen. De barvrouw verkeerde in de veronderstelling dat hij zou worden thuisgebracht door getuige [getuige 1] , maar tot hun grote verbazing kwam getuige [getuige 1] na een paar minuten weer binnen met de mededeling dat verdachte te ‘eigenwies’ was en zelf naar huis was gereden. Uit het vorenstaande volgt dan ook dat verdachte op 12 maart 2015 daadwerkelijk gewaarschuwd is voor het zelf besturen van een auto in verband met die toestand waarin hij verkeerde. Verdachte is desondanks in de auto gestapt. Dat verdachte toch in zijn auto is gestapt, is des te kwalijker gezien verdachtes strafrechtelijke verleden.
Het hof neemt bij de strafoplegging de veelvuldige recidive van verdachte in aanmerking. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 18 december 2015, is verdachte eerder voor in totaal achtmaal rijden onder invloed onherroepelijk veroordeeld tot hoge geldboetes, een werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of ontzeggingen van de rijbevoegdheid. Daarnaast heeft hij nog éénmaal een transactie in de vorm van een geldboete voor rijden onder invloed gehad. Het hof tekent daarbij aan dat verdachte in het kader van één van deze veroordelingen een EMA-cursus heeft gevolgd. De straffen hebben hem er niet van weerhouden om na gebruik van alcohol op 12 maart 2015 wederom als bestuurder van een auto deel te nemen aan het verkeer.
Bovendien bevond verdachte zich in een proeftijd van een eerdere veroordeling ter zake van rijden onder invloed. Verdachte heeft hiermee getoond de verkeersregels aan zijn laars te lappen en volstrekt ongevoelig te zijn voor waarschuwingen in het verleden. Deze van hardleersheid getuigende instelling - door de advocaat-generaal terecht als verwerpelijke verkeersmentaliteit getypeerd - rekent het hof verdachte aan.
Omtrent de persoon van verdachte heeft de GZ-psycholoog drs. N. van der Weegen op 15 juli 2015 geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van alcoholverslaving en evenmin van andere stoornissen die zijn gedrag hebben beïnvloed ten tijde van het ongeval. Met de deskundige Van der Weegen is het hof van oordeel dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend en kan verdachte daarvoor volledig worden aangesproken. Ook beschikt het hof over een reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 6 mei 2015 en een re-integratieplan van Tactus d.d. 27 november 2015.
Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte weliswaar meer inzicht dan voorheen getoond in zijn rol en opvattingen, dit doet evenwel niet af aan de verschrikkelijke schok die door zijn toedoen in de samenleving is teweeggebracht.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar passend en geboden is. Ondanks dat het hof voor een beperkter aantal feiten tot een bewezenverklaring komt is de straf gelijk aan de door de rechtbank opgelegde straf. Het hof heeft de ernst van de feiten, de bovenomschreven omstandigheden waaronder de feiten werden gepleegd en de persoon van verdachte in acht genomen. Op grond van het bovenstaande, in het bijzonder gelet op de ernst van de feiten, het afschuwelijke onherstelbare leed dat door verdachte is veroorzaakt en de hardnekkige recidive van verdachte acht het hof een gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden.
Daarnaast is het, in verband met het ernstig gevaarzettend gedrag van verdachte op de weg, alsmede uit het oogpunt van verkeersveiligheid, noodzakelijk dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor in totaal tien jaar wordt ontzegd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Overijssel van 27 november 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, parketnummer 07-038158-12. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Verbeurdverklaring

Het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto, merk Mercedes-Benz E320 cdi, kleur grijs. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-955105-15 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-760046-15 onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto, merk Mercedes-Benz E320 cdi, kleur grijs.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Overijssel van 27 november 2012, parketnummer 07-038158-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maanden ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 25 januari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Vgl. HR 22 januari 1985,