In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een familiezaak over het gezag over minderjarigen. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M.E. Verpaalen, had het verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheren M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en J.P. Evenhuis, omdat zij zijn verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak hadden afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de raadsheren om de behandeling niet aan te houden een procedureel karakter heeft en dat er geen grond was voor de vrees dat de onpartijdigheid van de raadsheren in het geding was. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van rechters wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De gronden voor de wraking waren gelegen in de afwijzing van het verzoek tot aanhouding, maar de wrakingskamer concludeerde dat deze beslissing niet duidde op vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.