ECLI:NL:GHARL:2016:4270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
WAHV 200.155.896
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Dijkstra
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor niet-verzekerd motorrijtuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 18 augustus 2014 een beroep ongegrond verklaarde van de betrokkene tegen een administratieve sanctie van € 390,- opgelegd door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. De sanctie was opgelegd omdat de betrokkene als kentekenhouder niet de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig had afgesloten en in stand gehouden. De gedraging vond plaats op 18 december 2012, toen het voertuig onverzekerd was. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de kantonrechter onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden, zoals het feit dat de betrokkene zijn voertuig ieder jaar tijdig had geschorst, maar dit eenmalig was vergeten omdat hij geen herinneringsbrief van de RDW had ontvangen.

Het hof oordeelt dat de betrokkene niet ontkent dat de gedraging heeft plaatsgevonden en dat de omstandigheden die de gemachtigde aanvoert, niet voldoende zijn om de sanctie te matigen. Het hof stelt vast dat de verplichting om een verzekering af te sluiten op de kentekenhouder rust, ongeacht of het voertuig op de weg wordt gebruikt. De betrokkene had de mogelijkheid om de geldigheid van het kenteken te laten schorsen, maar heeft dit niet gedaan. Het hof wijst ook het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel af, omdat er geen geldige reden is om af te wijken van het geldende beleid.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af. De uitspraak benadrukt dat de omstandigheden van het geval niet licht van invloed zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. In dit geval zijn die omstandigheden niet aangetoond, en daarom blijft de sanctie in stand.

Uitspraak

WAHV 200.155.896
31 mei 2016
CJIB 169355897
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 18 augustus 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 390,- opgelegd ter zake van “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 18 december 2012 met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde stelt dat de kantonrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met de aangevoerde omstandigheden. De betrokkene heeft het voertuig ieder jaar tijdig geschorst, maar is dat eenmalig vergeten omdat hij geen herinneringsbrief van de RDW had ontvangen. Deze omstandigheden waren voor een kantonrechter in Limburg in een andere zaak reden om de sanctie te matigen. Door thans niet tot matiging over te gaan creëert de kantonrechter een ongelijkheid.
De gemachtigde voert voorts aan dat de kantonrechter niet is ingegaan op zijn klacht dat onder het strafrecht veel meer rekening werd gehouden met de omstandigheden van het geval en dat de kantonrechter hiermee niet minder rekening mag houden door de verandering van rechtsregime. Voorts voert de gemachtigde aan dat de kantonrechter de registercontrole had moeten toetsen aan artikel 8 EVRM. Een inmenging in een fundamenteel recht is alleen mogelijk op zwaarwegende gronden. De registercontrole komt niet door de toetsing van artikel 8, lid 2, EVRM aldus de gemachtigde.
3. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene niet ontkent dat het voertuig op 18 december 2012 onverzekerd is geweest, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er sprake is van omstandigheden die het opleggen van een sanctie niet billijken dan wel matiging van die sanctie rechtvaardigen.
4. Het hof stelt daarbij voorop dat uit de wetgeschiedenis volgt dat de in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen als bedoeld in artikel 2 WAHV meebrengt dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts in het geval van uitzonderlijke omstandigheden bestaat er aanleiding voor het matigen of op nihil stellen van de sanctie.
5. Het hof is van oordeel dat van zodanige omstandigheden niet is gebleken. Het bepaalde in artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) brengt mee dat op de kentekenhouder de verplichting rust om te zorgen dat voor zijn motorrijtuig overeenkomstig de WAM een verzekering is afgesloten. Deze verplichting geldt ongeacht of het betreffende voertuig (op de weg) wordt gebruikt. De betrokkene had zich van die verplichting kunnen bevrijden door de geldigheid van het kenteken te laten schorsen. Dat de betrokkene zijn voertuig ieder jaar tijdig heeft geschorst maar dit eenmalig is vergeten, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico dient te komen.
6. De omstandigheid dat een andere kantonrechter in een andere zaak (waarin sprake was van een vergelijkbare situatie) aanleiding heeft gezien de sanctie te matigen, brengt niet mee dat ook de betrokkene in dit geval, waarin vaststaat dat de gedraging is verricht, van een sanctie gevrijwaard zou moeten blijven. Voor zover de betrokkene een beroep doet op schending van het gelijkheidsbeginsel, wordt dit verworpen. Immers, van schending van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de betrokkene zou slechts sprake zijn indien zonder geldige reden ten nadele van de betrokkene zou zijn afgeweken van het met betrekking tot gedragingen als de onderhavige geldende beleid (vgl. Hof Leeuwarden 8 oktober 2003, WAHV 03/00598, VR 2004, 19, ook gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2003:AM5326). Daarvan is niet gebleken.
7. Met betrekking tot de klacht van de gemachtigde dat de kantonrechter niet op een door hem aangevoerde grond is ingegaan overweegt het hof dat de kantonrechter niet is gehouden om op alle door een betrokkene aangedragen verweren te responderen. Uit de motivering van de kantonrechter blijkt voldoende dat alle door de gemachtigde aangedragen gronden voor het beroep in de beslissing zijn betrokken. Dat de kantonrechter niet expliciet op alle door de betrokkene aangedragen argumenten is ingegaan, houdt niet in dat er sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel.
8. De gemachtigde stelt dat onder het strafrecht meer rekening werd gehouden met de omstandigheden van het geval dan de kantonrechter thans doet. Dit neemt echter niet weg dat de rechter ook onder de WAHV hiermee rekening kan houden. In artikel 9, tweede lid onder b, van de WAHV is voorzien in de mogelijkheid te oordelen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel te bepalen dat een lager bedrag van de administratieve sanctie moet worden vastgesteld op basis van de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert. In het onderhavige geval heeft de kantonrechter (impliciet) geoordeeld dat de namens de betrokkene gestelde omstandigheden daar geen aanleiding toe geven.
9. Met betrekking tot het beroep van de gemachtigde op artikel 8 van het EVRM overweegt het hof als volgt.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft eenieder recht op bescherming van zijn familie- en gezinsleven. Hierop is geen inmenging toegestaan, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
10. Het hof stelt vast dat bij raadpleging van het kentekenregister enkel informatie kan worden verkregen over een voertuig met een bepaald kenteken. De uit het kentekenregister kenbare informatie is beperkt tot de tenaamgestelde van het kenteken en de vraag of het voertuig al dan niet verzekerd is en met ingang van welke datum. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat bij de uitgevoerde controle van het kentekenregister zodanige gegevens worden verstrekt dat daardoor het recht van de betrokkene op respect van zijn privéleven is geschonden of sprake is van inmenging in de uitoefening van dit recht als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM.
11. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om de sanctie achterwege te laten dan wel het bedrag van de sanctie te matigen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter derhalve bevestigen.
12. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.