In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006 in Polen. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige heeft, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 juli 2015, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige zijn verlengd. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen af te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de sociaal-emotionele, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige groeide op in een onveilige en instabiele opvoedingssituatie, met geweld en onvoldoende zorg. De moeder had problemen met haar eigen welzijn, waaronder het gebruik van drugs en psychische klachten, wat haar opvoedingscapaciteiten beïnvloedde. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn.
De beslissing van het hof was om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige werden verlengd. Het hof benadrukte dat de moeder onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie was verbeterd en dat de minderjarige nog steeds bescherming nodig had.