In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslagverzoek van een bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in 1944, had eerder verzocht om de bewindvoerder te ontslaan, omdat zij vond dat deze niet goed functioneerde. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had dit verzoek op 5 augustus 2015 afgewezen. De rechthebbende was van mening dat de bewindvoerder niet bereikbaar was en een negatieve houding had, maar het hof oordeelde dat deze beschuldigingen onvoldoende onderbouwd waren. Het hof stelde vast dat de rechthebbende meer geld wilde uitgeven dan zij bezat, wat de bewindvoerder niet kon toestaan. Het hof concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan en bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing bij verzoeken om ontslag van een bewindvoerder en de noodzaak van bewindvoering in situaties waarin de rechthebbende niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen.