ECLI:NL:GHARL:2016:4102

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
200.180.093/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoering en ontslag van de bewindvoerder zonder gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslagverzoek van een bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in 1944, had eerder verzocht om de bewindvoerder te ontslaan, omdat zij vond dat deze niet goed functioneerde. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had dit verzoek op 5 augustus 2015 afgewezen. De rechthebbende was van mening dat de bewindvoerder niet bereikbaar was en een negatieve houding had, maar het hof oordeelde dat deze beschuldigingen onvoldoende onderbouwd waren. Het hof stelde vast dat de rechthebbende meer geld wilde uitgeven dan zij bezat, wat de bewindvoerder niet kon toestaan. Het hof concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan en bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing bij verzoeken om ontslag van een bewindvoerder en de noodzaak van bewindvoering in situaties waarin de rechthebbende niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.180.093/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 3945070 BH VERZ 15-2357)
beschikking van de familiekamer van 24 mei 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. N. Groen, kantoorhoudend te Almere.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bewindvoerder],
handelend onder de naam: [de bewindvoerder] ,
kantoorhoudend te [A] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. C. [C] , kantoorhoudend te Zoetermeer,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle (verder te noemen: de kantonrechter), van 5 augustus 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 5 november 2015, is de rechthebbende in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De rechthebbende verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de bewindvoerder te ontslaan uit haar functie met benoeming van de heer [B] als nieuwe bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van het geding in beide instanties.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 januari 2016, heeft de bewindvoerder het verzoek in hoger beroep van de rechthebbende bestreden en verzocht dit verzoek af te wijzen en de rechthebbende te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder salaris advocaat
2.3
Ter griffie van het hof is voorts binnengekomen een journaalbericht met bijlagen d.d. 24 november 2015, ingediend namens mr. Groen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 28 april 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de rechthebbende, bijgestaan door mr. Groen, en de bewindvoerder, bijgestaan door mr.
[C] , vergezeld van een kantoorgenoot. De partner van de rechthebbende is als toehoorder ter zitting aanwezig geweest. De kantoorgenoot van mr. [C] heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnotitie.

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1944.
3.2
Bij beschikking van 26 juni 2012 heeft de kantonrechter in de rechtbank Zwolle alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld en is [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 12 maart 2015, heeft de rechthebbende verzocht om [de bewindvoerder] als bewindvoerder te ontslaan.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) eindigt de taak van de bewindvoerder onder meer door ontslag. Blijkens het tweede lid van voornoemd artikel kan ontslag, voor zover hier van belang, wegens gewichtige redenen worden verleend.
4.2
Het hof stelt voorop dat niet ter discussie staat dat het noodzakelijk is dat de goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren onder bewind moeten zijn gesteld, omdat betrokkene als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder ontslag te verlenen.
4.3
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechthebbende onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan. Uit de overgelegde stukken en hetgeen door de rechthebbende ter zitting op vragen van het hof is geantwoord, maakt het hof op dat de kern van het probleem is dat de rechthebbende meer geld wenst uit te geven dan zij bezit. De rechthebbende verwijt het de bewindvoerder dat dit niet kan. De bewindvoerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij de rechthebbende keer op keer uitlegt waarom bepaalde uitgaven niet kunnen worden gedaan, maar dat de rechthebbende toch strijd daarover blijft voeren. Het hof is er - met de bewindvoerder - van overtuigd dat het aanstellen van een nieuwe bewindvoerder niet tot een oplossing van dit probleem zal leiden. De rechthebbende heeft ook aangevoerd dat de bewindvoerder slecht bereikbaar is en een negatieve houding heeft naar de rechthebbende. Dit verwijt vindt het hof gelet op de betwisting door de bewindvoerder onvoldoende onderbouwd. Het verzoek van de rechthebbende zal daarom worden afgewezen en het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
4.4
Hetgeen door partijen is aangevoerd ten aanzien van de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep vormt voor het hof geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de kosten van een procedure als de onderhavige tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 augustus 2015;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. J.G. Idsardi en
mr. H. Lenters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 mei 2016 in bijzijn van de griffier.