ECLI:NL:GHARL:2016:4100

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
200.181.914/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen en wijziging zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen van de moeder naar [B]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.L. van der Heide-Brink, verzocht om toestemming om met de kinderen te verhuizen, omdat zij dichter bij haar werk in [F] wilde wonen en een nieuwe relatie had. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, verzette zich tegen de verhuizing, omdat dit zijn rol in het leven van de kinderen zou veranderen en hij vreesde dat het contact met de kinderen zou verminderen.

Het hof heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. De moeder had een goede reden om te verhuizen, gezien haar werk en de belastende reistijd. Het hof oordeelde dat de noodzaak om te verhuizen voldoende was onderbouwd en dat de moeder in staat was om de gevolgen voor de kinderen te verzachten. De vader's bezorgdheid over het verlies van contact met de kinderen werd ook erkend, maar het hof vond dat de voordelen van de verhuizing voor de moeder en de kinderen zwaarder wogen.

Het hof verleende de moeder vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [B], met ingang van 16 juli 2016, en stelde een nieuwe zorgregeling vast. De kinderen zouden voortaan twee weekenden per maand bij de vader verblijven, evenals de helft van de vakanties en bijzondere dagen. De vader werd verplicht om mee te werken aan de inschrijving van de kinderen op hun nieuwe adres en op school, met een dwangsom van € 500,- per dag bij gebreke aan medewerking. De eerdere beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de nieuwe regeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.181.914/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/141869/ FA RK 15-782)
beschikking van de familiekamer van 24 mei 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.L. van der Heide-Brink, kantoorhoudend te Drachten
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J. de Boer, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 november 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 december 2015, heeft de moeder het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
I. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [B] dan wel de directe omgeving van [B] , aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op basisschool " [C] ", gevestigd aan de [a-straat] 49 te [B] , alsmede op een locatie van de buitenschoolse opvang " [D] " aan de [b-straat] 4 te [B] ;
II. te bepalen dat de vader binnen twee dagen na afgifte van de in deze te wijzen beschikking mee dient te werken aan de inschrijving van de kinderen op een toekomstig woonadres in [B] , dan wel in de directe omgeving van [B] , in de betreffende gemeentelijke basisadministratie en te bepalen dat de vader bij gebreke aan een tijdige medewerking aan de betreffende inschrijving een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft tot een maximaal bedrag van € 5.000,-;
III. te bepalen dat de vader binnen twee dagen na afgifte van de in deze te wijzen beschikking mee dient te werken aan de inschrijving van de kinderen op voornoemde basisschool alsmede op een locatie van voornoemde buitenschoolse opvang en te bepalen dat de vader bij gebreke aan een tijdige medewerking aan de betreffende inschrijvingen een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft tot een maximaal bedrag van € 5.000,-;
IV. te bepalen dat de in deze te wijzen beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de vader zoals onder sub II. en sub III. is verzocht indien de vader niet binnen twee dagen na de afgifte van de in deze te wijzen beschikking aan hetgeen onder sub II. en III. is verzocht en toegewezen heeft voldaan;
V. de tussen partijen overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en te bepalen dat de kinderen voortaan gedurende twee weekenden per maand van vrijdagmiddag uit school tot zaterdagavond bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op zaterdagavond bij de vader ophaalt en dat zij gedurende één weekend per maand van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op zondagmiddag bij de vader ophaalt en daarbij te bepalen dat de kinderen het vierde weekend van de maand bij de moeder verblijven.
De moeder heeft voorts voorwaardelijk verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin het voorwaardelijke verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen is afgewezen, en opnieuw beschikkende:
I. de tussen partijen overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en te bepalen dat de kinderen voortaan gedurende twee weekenden per maand van donderdagmiddag uit school tot vrijdagavond bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op donderdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op vrijdagavond bij de vader ophaalt en dat zij gedurende één weekend per maand van donderdagmiddag uit school tot zaterdagavond bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op donderdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op zaterdagavond bij de vader ophaalt en te bepalen dat de kinderen het vierde weekend van de maand bij de moeder verblijven.
2.2
Bij verweerschrift, tevens incidenteel hoger beroepschrift, ingekomen ter griffie op 28 januari 2016, heeft de vader het verzoek van de moeder in hoger beroep bestreden en verzocht om de verzoeken van de moeder af te wijzen, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel haar het hoger beroep te ontzeggen. De vader heeft voorts verzocht om aan de moeder een dwangsom op te leggen van € 1.000,- per dag (tot een maximum van € 50.000,-), voor iedere dag dat de moeder in strijd handelt met de afwijzing van haar verzoek om naar [B] , dan wel de omgeving van [B] te verhuizen.
2.3
In het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep heeft de vader - zoals door hem ter zitting toegelicht uitsluitend voor de situatie dat aan de moeder vervangende toestemming tot verhuizing zal worden verleend - verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is bepaald en opnieuw beschikkende te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben, althans, hoofdzakelijk bij de vader zullen verblijven, op zijn adres ingeschreven zullen staan en dit adres ook zullen volgen en te bepalen dat de moeder omgang zal hebben met de kinderen gedurende één weekend per 14 dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsook de helft van de vakanties en bijzondere (feest)dagen en Moederdag.
2.4
Bij verweerschrift in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 12 februari 2016, heeft de moeder het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep bestreden en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, dan wel het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vader af te wijzen.
2.5
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- brieven van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 16
december 2015 en 16 februari 2016, waarin de raad mededeelt niet over relevante rapportages/adviezen te beschikken;
- een journaalbericht d.d. 11 april 2016, ingediend namens mr. Van der Heide-Brink, met als bijlage een brief aan het gerechtshof d.d. 11 april 2016;
- een journaalbericht met bijlagen d.d. 18 april 2016, ingediend namens mr. Van der Heide-Brink.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op donderdag 28 april 2016 plaatsgevonden.
Verschenen zijn de vader, bijgestaan door mr. Van der Heide-Brink en de moeder, bijgestaan
door mr. De Boer. Mr. Van der Heide-Brink heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de
hand van een door haar overgelegde pleitnotitie.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de affectieve relatie die tot oktober 2013 tussen partijen heeft bestaan is [in] 2008 in de gemeente [E] geboren [de minderjarige1] en is [in] 2010 in de gemeente [E] geboren de minderjarige [de minderjarige2] . De vader en de moeder zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de kinderen belast.
3.2
Partijen zijn na het verbreken van hun relatie overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder. Ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder te noemen: zorgregeling) zijn partijen overeengekomen dat de kinderen op doordeweekse dagen - met uitzondering van de woensdag - tussen de middag een broodje eten bij de vader. Daarnaast gaan de kinderen elke week op donderdag voor het avondeten, derhalve om 17.30 uur, naar de vader en haalt de moeder de kinderen op de daaropvolgende zaterdagochtend om 10.00 uur weer op.
3.3
Bij inleidend verzoekschrift van 21 mei 2015 heeft de moeder verzocht:
I. vast te stellen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder;
II. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [B] dan wel de directe omgeving van [B] , aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op basisschool " [C] ", gevestigd aan de [a-straat] 49 te [B] , alsmede op een locatie van de buitenschoolse opvang " [D] " aan de [b-straat] 4 te [B] ;
III. te bepalen dat de vader binnen twee dagen na afgifte van de te wijzen beschikking mee dient te werken aan de inschrijving van de kinderen op een toekomstig woonadres in [B] , dan wel in de directe omgeving van [B] , in de betreffende gemeentelijke basisadministratie en te bepalen dat de vader bij gebreke aan een tijdige medewerking aan de betreffende inschrijving een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft tot een maximaal bedrag van € 5.000,-;
IV. te bepalen dat de vader binnen twee dagen na afgifte van de te wijzen beschikking mee dient te werken aan de inschrijving van de kinderen op voornoemde basisschool, alsmede op een locatie van voornoemde buitenschoolse opvang en te bepalen dat de vader bij gebreke aan een tijdige medewerking aan de betreffende inschrijvingen een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft tot een maximaal bedrag van € 5.000,-;
V. te bepalen dat de te wijzen beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de vader zoals hiervoor onder sub III. en IV. is verzocht indien de vader niet binnen twee dagen de afgifte van de te wijzen beschikking aan hetgeen onder sub III. en IV. is verzocht en toegewezen, heeft voldaan;
VI. de tussen partijen overeengekomen zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat de kinderen voortaan gedurende twee weekenden per maand van vrijdagmiddag uit school tot zaterdagavond bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op zaterdagavond bij de vader ophaalt en dat zij gedurende één weekend per maand van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op zondagmiddag bij de vader ophaalt en daarbij te bepalen dat de kinderen het vierde weekend van de maand bij de moeder verblijven;
en voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank de verzoeken van de moeder sub II tot en met
V afwijst:
II. De tussen partijen overeengekomen zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat de kinderen voortaan gedurende twee weekenden per maand van donderdagmiddag uit school tot vrijdagavond bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op donderdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op vrijdagavond bij de vader ophaalt en dat zij gedurende één weekend per maand van donderdagmiddag uit school tot zaterdagavond bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op donderdagmiddag uit school haalt en de moeder de kinderen op zaterdagavond bij de vader ophaalt en daarbij te bepalen dat de kinderen het vierde weekend van de maand bij de moeder verblijven, althans een dusdanige zorgregeling te bepalen als de rechtbank in goede justitie in het belang van de kinderen acht.
3.4
De vader heeft daartegen verweer gevoerd en verzocht:
a. Primair, te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben, althans hoofdzakelijk bij de vader zullen verblijven, op zijn adres ingeschreven zullen staan en dit adres ook zullen volgen en te bepalen dat de moeder omgang zal hebben met de kinderen gedurende één weekend per 14 dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsook de helft van de vakanties en bijzondere (feest)dagen en Moederdag;
b. Subsidiair, te bepalen dat het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen met de kinderen naar [B] , dan wel de omgeving van [B] , dan wel elders buiten [A] wordt afgewezen;
c. Het onder punt b. gestelde te bepalen op straffe van een te verbeuren dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de moeder in strijd hiermee handelt (tot een maximum van € 50.000,-);
d. De verzoeken van de moeder onder de punten II. tot en met VII af te wijzen, dan wel de moeder deze verzoeken te ontzeggen.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verhuizen naar [B] , dan wel de directe omgeving van [B] , alsmede de daarmee samenhangende verzoeken, afgewezen. Ook het (voorwaardelijke) verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen is afgewezen. De rechtbank heeft voorts
- uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder en het zelfstandig verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

* Vervangende toestemming verhuizing
4.1
De moeder heeft het voornemen om met de kinderen naar [B] te verhuizen. De vader kan zich daarmee niet verenigen. Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, heeft de moeder de toestemming van de vader nodig als zij met de kinderen wil verhuizen. Indien, zoals in het onderhavige geval, de vader zijn toestemming weigert en de moeder toch wenst te verhuizen, kan zij op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek aan de rechter vervangende toestemming verzoeken.
4.2
Ingevolge artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De belangen van de kinderen dienen hierbij een eerste overweging te vormen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter echter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin de kinderen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.3
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de kinderen en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
4.4
Uit de overgelegde stukken is het hof gebleken dat partijen verwikkeld zijn geraakt in een complexe echtscheiding, waarbij zij zowel strijden over de verhuizing door de moeder, de hoofdverblijfplaats van de kinderen als over de zorgregeling, en waarbij zij elkaar over en weer verwijten de kinderen met de echtscheidingsstrijd te belasten. Ondanks dat er tweemaal mediation is ingezet en partijen een traject Ouderschap na Scheiding hebben gevolgd, zijn zij niet in staat gebleken om in onderling overleg tot een oplossing te komen in het onderhavige geschil. Gelet hierop, en mede in aanmerking genomen het feit dat de moeder al tien maanden in afwachting van een (onherroepelijke) rechterlijke beslissing met de kinderen inwoont bij haar moeder, is het hof van oordeel dat op korte termijn over de geschilpunten van partijen dient te worden beslist, zodat voor de kinderen rust ontstaat. Partijen hebben daartoe ter zitting ook de wens geuit. Het hof acht zich op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen en ziet dan ook geen aanleiding om een onderzoek door de raad, dan wel de inzet van een bijzondere curator of forensisch mediator te gelasten, over welke mogelijkheden ter zitting wel met partijen is gesproken.
4.5
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het belang van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar [B] met name is gelegen in haar wens om dichter bij haar werk in [F] te wonen. De huidige reisafstand [A] - [F] ervaart de moeder in combinatie met de zorg voor de kinderen als erg belastend. Daar komt bij dat de moeder een nieuwe partner heeft, die thans nog in [G] woont, maar met wie zij op termijn een toekomst in [B] wil opbouwen.
4.6
Het belang van de vader bij afwijzing van het verzoek van de moeder is er met name in gelegen dat zijn rol in het dagelijks leven van de kinderen door een verhuizing van de moeder en de kinderen naar [B] aanzienlijk zal veranderen. De kinderen zullen niet langer tussen de middag bij de vader eten op de werkdagen van de moeder, de bestaande zorgregeling waarbij de kinderen al op donderdagavond naar de vader gaan zal moeten worden gewijzigd en van spontante contactmomenten kan nauwelijks meer sprake zijn. Ook een co-ouderschap, zoals de vader wenst, behoort niet meer tot de mogelijkheden.
4.7
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de moeder een vaste baan heeft in [F] met een goed salaris, waarmee zij haar gezin kan onderhouden. Voor deze baan dient de moeder op de dagen dat zij werkt een aanzienlijke reisafstand af te leggen. De vader stelt terecht dat de moeder deze reisafstand ook tijdens de relatie van partijen aflegde. Dit houdt echter niet zonder meer in dat dit van haar gevergd kan blijven worden. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij de reistijd in combinatie met de zorg voor de kinderen als erg belastend ervaart. Uit de brief van haar werkgever d.d. 18 november 2015 komt naar voren dat ook hij de huidige reistijd van de moeder gelet op haar welzijn en daarmee samenhangend haar inzetbaarheid, onwenselijk acht. De moeder heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is om structureel van huis uit te werken en dat het moeilijk is om een vergelijkbare baan te krijgen in de omgeving van [A] , nog los van het feit dat dit mogelijk niet opnieuw een baan in vaste dienst met een vergelijkbaar salaris zal zijn. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat, hoewel de moeder tijdens de relatie van partijen de reisafstand [A] - [F] wel aflegde, dit in combinatie met de zorg voor de kinderen in beginsel niet langer blijvend van haar kan worden gevergd. De moeder heeft de noodzaak om te verhuizen dan ook voldoende onderbouwd. Deze noodzaak dient te worden afgewogen tegen de andere betrokken belangen. In dat verband acht het hof het volgende van belang.
4.8
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat de moeder tijdens de relatie van partijen het leeuwendeel van de zorg voor de kinderen van partijen, maar ook voor de twee kinderen van de vader uit een vorige relatie, voor haar rekening heeft genomen. De vader heeft dit ter zitting erkend en naar voren gebracht dat hij tijdens de relatie van partijen altijd aan het werk was. Het hof is van oordeel dat deze zorggeschiedenis maakt dat eerder aan de wens van de moeder om te verhuizen tegemoet kan worden gekomen dan wanneer de vader ook tijdens de relatie een grote rol in de verzorging van de kinderen zou hebben gespeeld.
4.9
Vast staat wel dat de vader inmiddels een grotere rol in de verzorging van de kinderen speelt en deze rol - ook als aan de moeder geen toestemming tot verhuizing wordt verleend - nog verder wenst uit breiden. De kinderen eten op de werkdagen van de moeder tussen de middag bij de vader, hetgeen als een waardevol contact moet worden beschouwd, en verblijven iedere week van donderdagavond tot zaterdagavond bij hem. Dat belang zal het hof in zijn afweging betrekken. Door de moeder is echter ook naar voren gebracht dat de vader weliswaar stelt dat hij een grotere rol wenst te spelen in het leven van de kinderen, maar dat het feitelijk moeilijk voor hem bleek te zijn om de kinderen op donderdag één uur eerder op te halen bij de buitenschoolse opvang en dat het ook zo is dat het initiatief om afspraken te maken over bijvoorbeeld de zorgregeling tijdens de vakanties, altijd door haar moet worden genomen. Dat is door de vader niet weersproken. Wel heeft de vader naar voren gebracht dat hij zijn werktijden in de toekomst zo kan plannen dat hij zo veel extra opvang aan de kinderen kan bieden als nodig is om de reisafstand voor de moeder, in combinatie met haar zorgtaken, dragelijk te maken. Ook dat is een gegeven dat het hof in zijn beoordeling betrekt.
4.1
Het hof neemt verder in aanmerking dat de moeder haar verhuizing naar het oordeel van het hof goed heeft doordacht en voorbereid en dat de kinderen in [B] in een omgeving terecht zullen komen die hen niet geheel onbekend is. Vast staat immers dat de broer en de zuster van de moeder in [B] wonen en dat de moeder daar ook nu al geregeld met de kinderen komt. De moeder heeft bovendien, zo heeft zij onweersproken gesteld, in [B] en omgeving een begin van een netwerk opgebouwd.
4.11
Indien de moeder met de kinderen naar [B] verhuist, zal het contact tussen de kinderen en de vader onvermijdelijk anders van aard worden. De eetmomenten bij de vader tussen de middag zullen verdwijnen en ook kan er geen sprake meer van zijn dat de kinderen al op donderdag naar de vader gaan. Daar staat tegenover dat de moeder bereid is deze gevolgen voor de vader te verzachten met een zorgregeling die in elk geval qua netto door de vader met de kinderen te besteden tijd gelijkwaardig is aan de regeling zoals die thans geldt. De moeder zal indien haar toestemming tot verhuizing wordt verleend bovendien afzien van een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, zodat de vader zijn financiële middelen kan aanwenden voor de extra kosten die voor de zorgregeling zullen moeten worden gemaakt.
4.12
Het hof neemt verder in aanmerking dat partijen ter zitting hebben verklaard dat zij tot het moment dat de moeder haar voornemen tot verhuizing heeft geuit goed met elkaar communiceerden en overlegden over aangelegenheden die de kinderen betrof. Het hof gaat er daarom vanuit dat partijen dit opnieuw zullen kunnen als over dit belangrijke geschilpunt tussen partijen is beslist.
4.13
Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat aan de moeder vervangende toestemming dient te worden verleend om met de kinderen naar [B] te verhuizen.
4.14
Hoewel het hof met de vader van oordeel is dat de verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving voor de kinderen ingrijpend is, is naar het oordeel van het hof, mede gelet op de nog jonge leeftijd van de kinderen, geen sprake van zodanig negatieve gevolgen voor de kinderen dat het belang van de moeder om haar leven op te bouwen in de omgeving van haar werk en haar nieuwe partner daarvoor moeten wijken. Daarbij acht het hof het eveneens van groot belang, hetgeen door de ouders ter mondelinge behandeling ook eensluidend is onderkend, dat er rust voor de kinderen wordt gecreëerd en dat niet, als thans geen vervangende toestemming aan de moeder zou worden verleend, de discussie over al dan niet verhuizen in de toekomst opnieuw zal worden gevoerd. Hoewel de zorgregeling tussen de vader en de kinderen ingrijpend zal veranderen, en het hof begrijpt dat dit moeilijk is voor de vader, gaat het hof ervan dat nu is beslist op dit grote geschilpunt van partijen, de vader en de moeder in de toekomst weer in staat zullen zijn om in goed overleg met elkaar de zorg voor hun kinderen als ouders vorm te geven, zodat rust en stabiliteit voor de kinderen ontstaat.
4.15
Op grond van het vorenstaande zal het verzoek van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar [B] en de daarmee samenhangende verzoeken, inclusief de door de moeder verzochte dwangsommen, worden toegewezen, met dien verstande dat het hof het in het belang van de kinderen acht dat zij het huidige schooljaar kunnen afmaken op hun huidige school en daarom de toestemming zal verlenen met ingang van 16 juli 2016.
* De hoofdverblijfplaats
4.16
Uit al het voorgaande volgt dat het hof geen aanleiding ziet om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen. Het verzoek daartoe van de vader in incidenteel hoger beroep zal daarom worden afgewezen.
* De zorgregeling
4.17
Het hof acht het in het belang van de kinderen dat er, met inachtneming van de nieuwe situatie, een uitgebreide zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld. Het hof ziet aanleiding om de door de moeder voorgestelde zorgregeling over te nemen, met dien verstande dat het hof daarnaast zal bepalen dat de kinderen ook bij de vader verblijven de helft van de vakanties, bijzondere (feest)dagen en op Vaderdag.
4.18
Aan het voorwaardelijke verzoek van de moeder ten aanzien van de zorgregeling komt het hof gelet op het vorenstaande niet meer toe.
4.19
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

5.De beslissing

Het gerechtshof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 november 2015, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent aan de moeder vervangende toestemming om per 16 juli 2016 met de kinderen te verhuizen naar [B] , dan wel de directe omgeving van [B] , hen daar in te schrijven op basisschool " [C] ", gevestigd aan de [a-straat] 49 te [B] , alsmede op een locatie van de buitenschoolse opvang " [D] " aan de [b-straat] 4 te [B] en bepaalt dat de vader bij gebreke aan medewerking hieraan een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft tot een maximaal bedrag van € 5.000,-;
bepaalt dat de vader dient mee te werken aan de inschrijving van de kinderen in de Basisregistratie Personen op een toekomstig woonadres in [B] , dan wel in de directe omgeving van [B] en bepaalt dat de vader bij gebreke aan medewerking hieraan een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft tot een maximaal bedrag van € 5.000,-;
bepaalt dat de vader in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd is de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 in de gemeente [E] en [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 in de gemeente [E] bij zich te hebben:
- twee weekenden per maand van vrijdagmiddag uit school tot zaterdagavond;
- één weekend per maand van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag;
- de helft van de vakanties en bijzondere (feest)dagen en Vaderdag;
waarbij de vader de kinderen bij aanvang ophaalt en de moeder de kinderen na afloop
ophaalt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
mr. H. Lenters en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 mei 2016 in bijzijn van de griffier.