ECLI:NL:GHARL:2016:402

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
21-001340-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zedendelict en vermogensdelicten met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is schuldig bevonden aan een zedendelict en twee vermogensdelicten. Het zedendelict betreft het seksueel binnendringen van een minderjarige jongen, die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van € 3.000,- en oplichting van een vriend tot een bedrag van ruim € 300.000,-. Het hof legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een maximale proeftijd van tien jaren en reclasseringstoezicht. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim tien maanden seksueel misbruik gepleegd, wat een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de integriteit van het slachtoffer. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en een verhoogd risico op recidive. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001340-15
Uitspraak d.d.: 22 januari 2016
Tegenspraak
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 februari 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met de parketnummers 18-750052-14 en 18-730009-15, van

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 juli 2015 en 8 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, er samengevat op neer komend dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en ertoe strekkende dat het hof dezelfde beslissingen met betrekking tot de strafoplegging en de vorderingen van de benadeelde partijen zal nemen als de rechtbank heeft gedaan. De advocaat-generaal heeft de schriftelijke vordering na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.G.C. Bocxe, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- in de zaak met het parketnummer 18-750052-14 ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer data en/of tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, (meermalen) met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde] ), die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de anus van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis, in de bilnaad, althans tussen de billen, van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht en/of
- de penis van die [benadeelde 1] in zijn, verdachtes, mond gebracht, althans die [benadeelde 1] zogenoemd gepijpt en/of
- de penis van die [benadeelde 1] afgetrokken en/of gelikt en/of die [benadeelde 1] in diens bilnaad, althans tussen diens billen gelikt en/of
- de bedekte en/of onbedekte penis, althans het kruis, van die [benadeelde 1] gestreeld en/of betast, althans aangeraakt en/of
- zich (telkens) zogenoemd door die [benadeelde 1] laten aftrekken en/of laten pijpen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij (op één of meer data en/of tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, (meermalen) met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het
- duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis, in de bilnaad, althans tussen de billen, van die [benadeelde 1] en/of
- aftrekken en/of likken van de penis van die [benadeelde 1] en/of het likken in de bilnaad, althans tussen de billen, van die [benadeelde 1] en/of
- strelen en/of betasten, althans aanraken, van de bedekte en/of onbedekte penis, althans het kruis, van die [benadeelde 1] en/of
- zich (telkens) zogenoemd laten aftrekken en/of laten pijpen door die [benadeelde 1] .
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 november 2014 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten: 3000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geld verdachte anders dan door misdrijf, onder zich had, te weten op grond van een op 13 maart 2014 door verdachte en [benadeelde 2] opgemaakte en/of getekende schriftelijke overeenkomst - zakelijk weergegeven -
dat [benadeelde 2] voornoemd geldbedrag aan verdachte in bewaring heeft gegeven onder gehoudenheid tot directe opname, te allen tijde, door [benadeelde 2] en/of haar wettelijke erfgenamen en/of met de toezegging en/of onder gehoudenheid het geld op de bankrekening van de kerk te zetten, althans het geld weg te zetten bij de kerk, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
hij (op verschillende data en/of tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 4 april 2009 tot en met 9 september 2014 te [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 2] en/of te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door een of meer listige kunstgrepen en/of (telkens) door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van geld (in totaal (ongeveer) 324.800 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 3] (onder meer) verteld (zakelijk weergegeven) dat hij verdachte,
- in de schuldsanering zat en/of
- vanwege zijn gezondheid, te weten: hartproblemen, moest verhuizen naar een benedenwoning maar dat niet wilde omdat het te duur zou worden vanwege het inrichten van de nieuwe woning en/of
- leed aan anus- en/of endeldarmkanker en door een specialist in Frankrijk was behandeld en/of leed aan nierkanker en door een of meer chirurgen in Brussel was geopereerd en/of een of meer operaties aan zijn hartklep(pen) heeft gehad en/of (aldus) geld nodig had voor het betalen van de rekening(en) van de ziekenhuisopname(s) en/of medische behandeling(en) in het buitenland omdat de ziektekostenverzekering dat niet vergoedde en/of
- vanwege familie-aangelegenheden moest afreizen naar Frankrijk en/of Israël en daarvoor geld nodig had en/of
- op termijn veel geld zou ontvangen vanwege een te verwachten schadevergoeding en/of een te verwachten erfenis en/of daarmee de indruk heeft gewekt of willen wekken dat hij, verdachte, daarmee (een deel van) het (geleende) geld terug zou kunnen betalen en/of
- ( meermalen) in Parijs, althans in het buitenland, was aangehouden door de politie en geld nodig had voor het betalen van de borgtocht,
waardoor die [benadeelde 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met het parketnummer 18-750052-14 primair ten 1aste gelegde zedendelict
De verdachte heeft verklaard verschillende seksuele handelingen te hebben verricht bij de toen 11 jarige [benadeelde 1] , maar heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van die [benadeelde 1] .
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het in de zaak met het parketnummer 18-750052-14 primair ten laste gelegde, op grond van het ontbreken van wettig bewijs.
Het hof verwerpt dit verweer op grond van het volgende.
Het hof hanteert als bewijsmiddelen het studioverhoor van [benadeelde 1] , de foto-afdrukken op de pagina’s 188 t/m 194 van het strafdossier, de verklaringen die de moeder van [benadeelde 1] bij de politie heeft afgelegd in het informatieve gesprek en in haar aangifte, alsmede de verklaring die zij heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris in dit hof. Het hof neemt naast de verklaring van verdachte ter zitting van het hof, ook de verklaring die de verdachte heeft afgelegd bij de politie in aanmerking, voor zover inhoudende dat hij bepaalde ontuchtige handelingen (niet bestaande uit seksueel binnendringen) heeft verricht.
Betrouwbaarheid van het studioverhoor –
Het hof heeft de verklaring die [benadeelde 1] in het studioverhoor heeft afgelegd - gelet op het ontwikkelingsniveau van hem - met de nodige behoedzaamheid beoordeeld.
Het hof acht zijn verklaring - waar het betreft het primair ten laste gelegde zedendelict - betrouwbaar. Het hof komt tot dit oordeel op grond van een aantal significante overeenkomsten tussen hetgeen [benadeelde 1] bij de politie heeft verklaard in het studioverhoor enerzijds en hetgeen hij in een eerder stadium heeft verteld aan zijn moeder, zoals daarvan blijkt uit de door zijn moeder afgelegde, hierboven bedoelde, verklaringen anderzijds. De verklaringen van [benadeelde 1] zijn derhalve consistent op detailniveau waar het betreft de ontuchtige handelingen die de verdachte met hem heeft verricht.
Het hof volgt niet de stelling van de verdediging dat de verklaring van [benadeelde 1] (voor een deel) niet betrouwbaar is. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ter onderbouwing van deze stelling is deels speculatief en kan ook overigens niet leiden tot het oordeel dat die verklaring (voor een deel) niet betrouwbaar is. De suggestie van de verdediging dat [benadeelde 1] mogelijk onbewust is beïnvloed door zijn moeder en/of mogelijk in zijn verklaring tijdens het studioverhoor zelf een aantal details heeft bedacht is niet aannemelijk geworden. Het hof acht in dit kader van belang dat [benadeelde 1] bij dóórvragen door de politie zijn aanvankelijke verklaring over penetratie van zijn anus door de penis van de verdachte feitelijk heeft gecorrigeerd en heeft verklaard dat dit niet is gebeurd. Niet ondenkbaar is dat bedoelde aanvankelijke uitlating van [benadeelde 1] over penetratie van de penis van de verdachte in zijn anus het gevolg is geweest van een misverstand bij [benadeelde 1] tijdens het studioverhoor over de betekenis van de term “neuken”, in die zin dat hij daarmee enkel bedoelde dat door de verdachte rijdende (neuk)bewegingen zijn gemaakt tegen zijn achterwerk. Van tegenstrijdigheid in zijn verklaring is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.
Het hof beschouwt de verklaring van [benadeelde 1] gezien zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau als authentiek en gedetailleerd. De verklaring zoals afgelegd tijdens het studioverhoor is bruikbaar voor bewijs.
Bewijsminimum -
Het studioverhoor van [benadeelde 1] vindt daarnaast - waar het betreft de handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen - dragend steunbewijs in de hierboven genoemde foto-afdrukken en in de verklaring die de moeder van [benadeelde 1] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd over het waarnemen van een openstaande stand van de anus van [benadeelde 1] .
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 onder 1 ten 1aste gelegde vermogensdelict
De verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een geldbedrag van [benadeelde 2] . De verdediging heeft bepleit dat de verdachte hiervan wordt vrijgesproken, op grond van de omstandigheid dat de verdachte dit geld rechtsgeldig onder zich heeft gehad.
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte en de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen, met name niet waar het de inhoud van de mondelinge overeenkomst tussen de verdachte en [benadeelde 2] over de doelbestemming van het geldbedrag van [benadeelde 2] betreft, zoals [benadeelde 2] - en ook anderen - die hebben beschreven bij de politie. Het hof acht de andersluidende lezing van de inhoud van die overeenkomst door de verdachte niet aannemelijk geworden.
Het hof stelt vast dat verdachte het geldbedrag van [benadeelde 2] niet de overeengekomen bestemming heeft gegeven, doch onder zich heeft genomen. Hij heeft daarmee over het geld beschikkingsmacht uitgeoefend. Bij doorzoeking van de woning, direct volgend op de aanhouding van verdachte, is het geld bovendien niet aangetroffen. Het door verdachte ter zitting geschetste scenario dat hij het geld thuis bewaarde en dat mogelijk de politie of wellicht zijn partner het geld heeft ontvreemd, acht het hof reeds vanwege de niet nadere onderbouwing, maar ook tegen de achtergrond van het feit dat verdachte - die door de psychiater met kenmerken van een stoornis waarbij list en bedrog een rol spelen wordt gediagnosticeerd - op verschillende punten wisselend heeft verklaard, niet geloofwaardig.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof de gevoerde bewijsverweren.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 18-750052-14 primair en in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met het parketnummer 18-750052-14:
1. primair.
hij op data en/of tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 18 augustus 2014 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , meermalen met [benadeelde 1] , geboren op
[geboortedatum benadeelde] , die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , hebbende verdachte
- zijn vinger in de anus van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht en
- zijn penis tussen de billen van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht en
- de penis van die [benadeelde 1] in zijn mond gebracht en
- de penis van die [benadeelde 1] afgetrokken en gelikt en die [benadeelde 1] tussen diens billen gelikt en
- de bedekte penis van die [benadeelde 1] aangeraakt en
- zich door die [benadeelde 1] laten aftrekken.
Zaak met het parketnummer 18-730009-15:
1.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 november 2014 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten: 3000 euro, toebehorende aan [benadeelde 2] , welk geld verdachte anders dan door misdrijf, onder zich had, te weten op grond van een onderlinge overeenkomst inhoudende dat [benadeelde 2] voornoemd geldbedrag aan verdachte in bewaring heeft gegeven onder gehoudenheid tot directe opname, te allen tijde, door [benadeelde 2] en/of haar wettelijke erfgenamen en met de toezegging en onder gehoudenheid het geld op de bankrekening van de kerk te zetten, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
hij op data en tijdstippen gelegen in de periode van 4 april 2009 tot en met
9 september 2014 te [plaats 2] en te [plaats 1] . in de gemeente [gemeente 1] , meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van geld, in totaal 312.971 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk opzettelijk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid die [benadeelde 3] verteld dat hij verdachte
- in de schuldsanering zat en
- vanwege zijn gezondheid, te weten hartproblemen, moest verhuizen naar een benedenwoning maar dat niet wilde omdat het te duur zou worden vanwege het inrichten van de nieuwe woning en
- leed aan anus- en/of endeldarmkanker en door een specialist in Frankrijk was behandeld en/of leed aan nierkanker en door een of meer chirurgen in Brussel was geopereerd en operaties aan zijn hartkleppen heeft gehad en aldus geld nodig had voor het betalen van de rekeningen van de ziekenhuisopnames en/of medische behandelingen in het buitenland omdat de ziektekostenverzekering dat niet vergoedde en
- vanwege familie-aangelegenheden moest afreizen naar Frankrijk en Israël en daarvoor geld nodig had en
- op termijn veel geld zou ontvangen vanwege een te verwachten schadevergoeding en een te verwachten erfenis en/of daarmee de indruk heeft gewekt of willen wekken dat hij, verdachte, daarmee een deel van het geleende geld terug zou kunnen betalen en
- meermalen in Parijs was aangehouden door de politie en geld nodig had voor het betalen van de borgtocht,
waardoor die [benadeelde 3] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het in de zaak met het parketnummer 18-750052-14 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Het in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Over de verdachte is op 11 november 2014 gerapporteerd door drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog, en is op 2 december 2014 gerapporteerd door drs. P.A. de Mon, psychiater.
Schoenmaker concludeert dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de vorm van een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis, en dat hiervan tevens sprake was ten tijde van het ten laste gelegde zedendelict. Zijn relaties met anderen zijn te typeren als gebruiksrelaties. Schoenmaker concludeert dat deze gebrekkige ontwikkeling de gedragskeuze en de gedragingen van de verdachte zodanig beïnvloedde dat het ten laste gelegde zedendelict mede daaruit verklaard kan worden en dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, nu zijn keuzevrijheid niet werd verminderd.
Schoenmaker schat de kans op seksuele recidive in als matig en concludeert dat alleen een langdurige klinische behandeling, bijvoorbeeld in de vorm van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, de kans op recidive kan verminderen, zij het dat het de vraag is of een behandeling kans van slagen heeft en of de kans op recidive daardoor substantieel zal verminderen. In het geval wordt geoordeeld dat de beveiliging van de maatschappij te veel in gevaar komt is een (langdurige intensieve klinische) behandeling in een TBS-kliniek in overweging te nemen, aldus Schoenmaker.
De Mon komt tot identieke conclusies met betrekking tot de verdachte, met dien verstande dat De Mon de kans op herhaling als matig tot hoog inschat. Er is sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken dat zich uit door een defecte belevingswereld en list en bedrog. Deskundige De Mon beschrijft dat sprake is van een patroon van derden om de tuin leiden, te manipuleren en te bedriegen dat in verdachte ingebakken zit. Een patroon waarin betrokkene vooral uit is op eigen gewin. Verdachte lijkt vanuit egocentrisch opportunistisch perspectief te hebben gehandeld.
Hij is daarbij berekenend te werk gegaan waarbij hij ondertussen de omgeving om zijn vinger had gewonden door zich aan de buitenwereld van een zeer goede kant te laten zien waardoor niemand in de gaten had waar hij daadwerkelijk mee bezig was. De problematiek is zeer hardnekkig en nagenoeg therapieresistent.
Het hof is op grond van hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd van oordeel dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Dit oordeel van het hof strekt zich tevens uit tot de bewezen verklaarde vermogensdelicten, nu deze vermogensdelicten zich (mede) hebben afgespeeld in dezelfde periode als het bewezen verklaarde zedendelict en ook qua handelen van verdachte naadloos passen in hetgeen de deskundigen hebben beschreven.
De verdachte is derhalve strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft met name acht geslagen op het volgende.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim tien maanden schuldig gemaakt aan seksueel misbruik, waaronder seksueel binnendringen, van een zwakbegaafde minderjarige buurtgenoot. Hiermee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij diens seksuele ontwikkeling verstoord. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik nog gedurende langere tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Deze gevolgen hebben zich ook werkelijk voorgedaan bij het slachtoffer.
Dat is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof van 8 januari 2016, waar namens het slachtoffer het spreekrecht is uitgeoefend aan de hand van een schriftelijke slachtofferverklaring. De verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met het welzijn van het slachtoffer en heeft enkel gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Daarnaast heeft de verdachte het vertrouwen, dat het slachtoffer in hem als zijn buurman die ‘leuke dingen met hem zou doen’ zou moeten kunnen stellen, in zeer ernstige mate beschaamd.
Gezien de ernst en de duur van het seksueel misbruik is de oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van langere duur het uitgangspunt voor straftoemeting ter zake van het bewezen verklaarde zedendelict.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan twee vermogensdelicten waarbij hij één slachtoffer € 3.000,- en een ander slachtoffer bijna € 313.000,- afhandig heeft gemaakt. Het handelen van de verdachte heeft schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerden. De verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Zowel bij het plegen van het zedendelict als bij het plegen van de vermogensdelicten heeft de verdachte telkens op berekenende wijze misbruik gemaakt van kwetsbare personen.
In het geval van de oplichting van [benadeelde 3] heeft de verdachte langdurig en op ernstige wijze het vertrouwen van deze toenmalige vriend van hem misbruikt door het voortdurend ophangen van compleet verzonnen meelijwekkende verhalen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 december 2015.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, met name uit het rapport van drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog, van 11 november 2014, het rapport van drs. P.A. de Mon, psychiater, van 2 december 2014 en de in het dossier aanwezige rapporten van Reclassering Nederland, waarvan de laatste dateert van 25 juni 2015.
Gelet op al het bovenstaande acht het hof uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met de maximale proeftijd van tien jaren, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk en geboden. Het hof zal die straf daarom opleggen.
Het hof is namelijk van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van
42 maanden onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan. Met de het opleggen van de bovenomschreven gevangenisstraf beoogt het hof te bewerkstelligen dat verdachte een daadwerkelijk langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd terwijl verdachte mede als stok achter de deur een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. Het hof heeft hierbij ook de persoon van verdachte en de conclusies van de deskundigen over hem in aanmerking genomen.
De oplegging van de maximale proeftijd is gegrond op het volgende. Het hof is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een zedenmisdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen, gelet op de hierboven onder het kopje ‘Strafbaarheid van de verdachte’ aangehaalde conclusies van de deskundigen over de kans op recidive en de lastige behandelbaarheid van de geconstateerde problematiek bij verdachte. Aan het aspect van de beveiliging van de samenleving dient daarom een zwaar gewicht te worden toegekend. Het hof zal daarom verder bepalen dat verdachte gedurende de lange proeftijd zal meewerken aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen. In het kader van dit toezicht worden voorts de bijzondere voorwaarden gesteld dat verdachte zich meldt bij de reclassering op de wijze zoals hieronder beschreven, dat het de verdachte is verboden contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 1] en dat het woonadres van verdachte de goedkeuring van de reclassering behoeft.
Het toezicht van de reclassering is mede tot steun voor verdachte bedoeld. Het hof zal de reclassering opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden ex art. 14d van het wetboek van Strafrecht. Het hof heeft kennis genomen van de wens van verdachte zich onder behandeling te willen stellen bij Lentis voor zijn pathologisch liegen. In de reclasseringsrapportage wordt vermeld dat hij aldaar zal worden aangemeld. Het hof zal dit onder verwijzing naar de inhoud van de adviezen van de deskundigen niet als een voor hem verplichtende gedragsvoorwaarde opleggen.
Omdat er naar het oordeel van het hof ernstig rekening moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt oor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal het hof overeenkomstig art 14e wetboek van Strafrecht bevelen dat de op grond van art 14c wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van art 14d wetboek van Strafrecht gestelde uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Deze benadeelde partij heeft zich ter zake van het in de zaak met het parketnummer
18-750052-14 ten laste gelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 10.000,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. Deze vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen en voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer 18-750052-14 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is inhoudelijk niet betwist. Matiging van de vordering, zoals de verdediging heeft bepleit, is niet aan de orde, gelet op de toelichting en deugdelijke onderbouwing van de vordering. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Deze benadeelde partij heeft zich ter zake van het in de zaak met het parketnummer
18-730009-15 onder 1 bewezen verklaarde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 3.076,61. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd.
Deze vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is inhoudelijk niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Deze benadeelde partij heeft zich ter zake van het in de zaak met het parketnummer
18-730009-15 onder 2 bewezen verklaarde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 316.525,-.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 312.971,- en voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met het parketnummer 18-730009-15 onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 312.971,-. Deze vordering is inhoudelijk niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, nu het méér gevorderde kennelijk berust op een onjuiste berekening van het schadebedrag, bezien in relatie tot de bewezen verklaarde periode.
Gelet hierop dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57, 244, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-750052-14 primair en in de zaak met parketnummer 18-730009-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-750052-14 primair en in de zaak met parketnummer 18-730009-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
10 (tien) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 10 (tien) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland of een andere reclasseringsinstelling, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt als bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 1] , waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde enkel woont en/of verblijft op een vooraf door de reclassering goedgekeurd adres dan wel een adres waarover hij vooraf met de reclassering overeenstemming heeft bereikt.
Beveeltdat voornoemde, op grond van artikel 14 c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn,

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-750052-14 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-750052-14 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730009-15 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.076,61 (drieduizend zesenzeventig euro en eenenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730009-15 onder
1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.076,61 (drieduizend zesenzeventig euro en eenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730009-15 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 312.971,00 (driehonderdtwaalfduizend negenhonderdeenenzeventig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730009-15 onder
2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 312.971,00 (driehonderdtwaalfduizend negenhonderdeenenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 22 januari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Deuring en Dolfing zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.