Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
toevoeging hof) in beginsel voor woningbouw in aanmerking zou kunnen komen (productie 1 bij inleidende dagvaarding).
(…) Geconcludeerd moet dus worden, dat het bouwplan van [appellanten] in strijd is met het bestemmingsplan voor het buitengebied Winterswijk-Oost. De raad van de gemeente Winterswijk heeft in zijn vergadering van 30 januari 1997 enkele locaties in de lintbebouwing van het buitengebied aangewezen die in principe voor woningbouw in aanmerking komen. De open ruimte tussen de woningen [woning 1] en [woning 2] behoort tot de aangewezen locaties. Omdat de invulling van de open ruimte in deze lintbebouwing moet passen bij het karakter van het buitengebied, heeft de gemeenteraad als randvoorwaarde gesteld dat bij de invulling van deze open ruimte moet worden uitgegaan van vrijstaande woningen op royale kavels van tenminste 20 m breed. Het door [appellanten] ingediende bouwplan voldoet aan de door de gemeenteraad gestelde randvoorwaarden. De beleidsnota (…) die door de raad op 30 januari 1997 is vastgesteld, hebben wij (…) voorgelegd aan de diensten van het Rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening (…).
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
toevoeging hof)als de Afdeling (uitspraak van 24 december 2008,
toevoeging hof)in het ongelijk hebben gesteld en hebben geoordeeld dat er van strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen sprake is zodat ook om die reden de vorderingen van [appellanten] dienen te worden afgewezen.
kanworden verleend”, hetgeen betekent dat de Gemeente zich zou inspannen om tot vergunningverlening te komen en zij [appellanten] niet de garantie heeft gegeven dát er een vergunning zou worden verleend. Hierop heeft zij [appellanten] ook gewezen, zoals zij altijd doet, aldus de Gemeente. Maar ook al zou er sprake zijn van een toezegging van de Gemeente, dan nog mochten [appellanten] er volgens de Gemeente niet in gerechtvaardigd vertrouwen op afgaan dat een bouwvergunning zou worden verleend omdat zij hadden moeten weten dat de Gemeente voor het verlenen van de vergunning een door GS afgegeven verklaring van geen bezwaar nodig had. Of zij zich ter zake van juridische bijstand hadden voorzien dan wel dat een rechtsbijstandverlener hen al dan niet op de hoogte heeft gebracht van de noodzakelijke rol van GS, kan dan in het midden blijven, aldus de Gemeente.
6.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wensen te leveren, zij die stukken op de
roldatum 21 juni 2016in het geding dienen te brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum 7 juni 2016voor de maanden september, oktober en november 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;