Uitspraak
[appellant],
BLN,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
BLN en Het Banenhuis. BLN heeft haar e-mailberichten verstuurd naar het e-mailadres [appellant] @hotmail.com en heeft ook een met “ [appellant] ” ondertekend e-mailbericht teruggekregen van dit e-mailadres.
“Dag [C] ,
[C] het volgende geschreven:
“Goedemorgen meneer [appellant] ,
Ik heb hier intern overleg gehad over de aflevering van de Vw Passat CC.
Het te financieren bedrag van € 15.000,- is al op onze rekening bijgeschreven.
Er staat nog een bedrag open van € 6.450,-.
U heeft gister aangegeven nog een maand nodig te hebben om het restant bedrag bij elkaar te krijgen.
Na overleg met onze teammanager zijn we tot het volgende besluit gekomen.
Wij geven een uitstel tot 16/01/2014 om het restant bedrag aan ons over te maken.
Mocht dit niet lukken voor deze tijd dan zijn wij genoodzaakt de koopovereenkomst te annuleren en de daarbij horende annuleringskosten aan u door te belasten. (…)”
,is diezelfde dag de volgende reactie door [C] ontvangen:
“Dag [C] ,
Wat mij betreft in orde.
Groet,
[appellant] ”.
€ 21.450,-. BLN heeft Het Banenhuis ook een factuur van € 2.145,- gestuurd met betrekking tot de annuleringskosten.
“(…) Het Banenhuis heeft medio oktober een overeenkomst gesloten met Businesslease inzake de koop van het voertuig met kenteken [00-YYY-0] . De overeenkomst is gepaard gegaan met een derde partij voor de financiering, namelijk de Volkswagenbank, deze heeft inmiddels een betaling gedaan van € 15.000,- waardoor er een restbetaling is blijven staan van € 6.450,-. Over het restbedrag zijn er met mij, als directeur van het Banenhuis bv, geen afspraken gemaakt met betrekking tot de uiterste betaaldatum van het restbedrag. Verder is er in de koopovereenkomst geen datum genoemd, behalve een mondelinge datum, deze was indicatief.
U heeft mij gewezen op afspraken die gemaakt zijn over de mail, namelijk, [appellant] @hotmail.com, naast het feit dat dit geen mailadres is van de bv, is dit het mailadres van één van onze medewerkers die geen enkele financiële bevoegdheid heeft en zeker geen afspraken kan maken namens de BV. De totale correspondentie langs dit mailadres is door mij ingezien en heeft voornamelijk betrekking gehad op het doormailen van informatie.
Verder gaf u aan de verkoop te annuleren en de kosten die daarmee gepaard gaan te factureren aan het Banenhuis. Het annuleren gebeurt volledig op uw verzoek en de kosten die daaruit voortvloeien zullen volledig voor rekening komen van Businesslease, hierbij reken ik ook de kosten die het Banenhuis daardoor zal krijgen, daarnaast heeft Businesslease het Banenhuis op geen enkele wijze geïnformeerd mbt leveringsvoorwaarden zoals deze gelden voor uw bedrijf en-/of bedrijfstak.
Voor zover ik weet staat het voertuig op naam van het Banenhuis en betaalt het Banenhuis alle kosten die daaruit voortvloeien, denk hierbij aan verzekering, motorrijtuigenbelasting en de aflossing aan de Volkswagenbank. Het Banenhuis zal niet meewerken aan het annuleren van de verkoop en spreekt wederom de intentie uit om de openstaande vordering alsnog te voldoen.”
“Om rede dat niet het volledige bedrag van de factuur door u is overgemaakt voor 16 januari jl. hebben de verkoop van het voertuig aan u teruggedraaid middels factuur (…). Vervolgens hebben wij u een factuur doen toekomen voor de hieraan verbonden annuleringskosten. (…)
Wij menen door bovenstaande werkwijze ons aan de afspraak te hebben gehouden, en gaan er daarom ook vanuit dat u de factuur (…) aan ons zult voldoen. Wellicht ten overvloede maken wij u erop attent dat de betalingstermijn van genoemde factuur 19 februari a.s. is vervallen.”
heeft de auto meegenomen.
“(…) Kortom, er zijn wat mij betreft nu 2 opties:
1. U voldoet vandaag de volledige aankoopsom van € 21.450 en de auto wordt uw eigendom;
2. U levert vandaag de auto in [B] in en dan crediteert Business Lease de annuleringsfactuur van
€ 2.145.(…)”
“(…) Het voertuig is momenteel eigendom van het Banenhuis, BSL heeft een vordering op het Banenhuis. Conform mijn voorstel zal ik deze zaak met u afhandelen.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De bespreking van de grieven
grieven 1 en 2komt [appellant] op tegen de vaststelling van de feiten. Nu het hof de feiten zelfstandig heeft vastgesteld, heeft [appellant] geen belang bij een bespreking van de grieven. Ten aanzien van grief 2 overweegt het hof dat uit het door BLN bij memorie van antwoord overgelegde bankafschrift volgt dat BLN het bedrag van € 15.000,- op 22 januari 2014, en niet op 18 februari 2014 zoals [appellant] betoogt, aan Volkswagen Bank heeft (terug)betaald.
grief 3dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij voert daartoe aan dat hij toestemming had om de auto mee te nemen en dat hij bovendien niet op de hoogte was van het verzuim en de ingeroepen ontbinding van de overeenkomst. Hij biedt aan te bewijzen dat hij toestemming had en dat hij niet wist van het verzuim en van de ontbinding van de overeenkomst.
“
Kom vanmiddag even langs om heea in orde te maken. Groet, [appellant]”.
Het staat niet ter discussie dat de handtekening onder het contract vervolgens door [appellant] is gezet. Volgens [appellant] is genoemd e-mailadres van zijn broer, die administratieve werkzaamheden voor Het Banenhuis verrichtte. Dat bedoeld e-mailbericht ook door zijn broer is geschreven, heeft hij niet gesteld. Dat ligt ook niet voor de hand, nu in het e-mailbericht is aangegeven dat de schrijver van het bericht bij BLN langs zal komen om het door BLN gesignaleerde probleem - het ontbreken van een handtekening van [appellant] zelf - in orde te maken. De schrijver van het bericht moet dan ook [appellant] zelf zijn. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [appellant] in oktober 2013 wel en wat later geen gebruik meer maakte van het e-mailadres.
Daar komt bij dat in het e-mailbericht van 11 december 2013 wordt gerefereerd aan een gesprek met [appellant] van een dag eerder. [appellant] heeft niet bestreden dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Hij heeft evenmin gesteld dat dat gesprek in het e-mailbericht van
11 december 2013 niet correct is weergegeven.
- het staat vast dat BLN de auto in de periode tussen het sluiten en de ontbinding van de koopovereenkomst onder zich heeft gehouden. Onder deze omstandigheden ligt het niet voor de hand dat BLN na de ontbinding van de koopovereenkomst ermee kon instemmen dat zij de auto niet langer onder zich had;
- uit de door [appellant] ter comparitie in eerste aanleg afgelegde verklaring volgt dat hij de auto zonder vooroverleg met BLN heeft meegenomen na de proefrit die de heer [F] met de auto maakte. Vervolgens, dus niet voordat hij de auto meenam, is hij met de auto naar BLN te [B] gereden om te praten;
- uit het in rechtsoverweging 2.16 aangehaalde e-mailbericht van 21 februari 2014 naar aanleiding van het gesprek tussen [appellant] en BLN, volgt evenmin dat BLN ermee heeft ingestemd dat [appellant] de auto had meegenomen. Integendeel, er volgt uit dat [appellant] de auto diezelfde dag dient te retourneren tenzij de oorspronkelijk overeengekomen koopprijs per omgaande wordt betaald.
Onder deze omstandigheden heeft [appellant] zijn stelling dat hij toestemming had de auto mee te nemen en onder zich te houden onvoldoende onderbouwd. Het hof ziet dan ook geen reden hem toe te laten tot het bewijs van die stelling.