Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een drieling. De ouders, die in 2012 met elkaar zijn getrouwd, hebben in 2013 een drieling gekregen. Kort na de geboorte zijn de kinderen onder toezicht gesteld en met een spoedmachtiging uithuisgeplaatst. De uithuisplaatsing is sindsdien meerdere keren verlengd. De ouders hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die de uithuisplaatsing had verlengd tot 29 oktober 2016. Het hof heeft de ouders in persoon gehoord, bijgestaan door hun advocaat, en de GI was vertegenwoordigd door twee medewerkers.
Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedingscapaciteiten van de ouders en dat er geen perspectief is op terugkeer van de kinderen naar hun ouders. De ouders hebben weliswaar gesteld dat zij verbeteringen hebben doorgemaakt, maar het hof heeft geen concrete informatie ontvangen die deze beweringen ondersteunt. De ouders hebben ook aangevoerd dat de GI niet voldoende informatie heeft opgevraagd bij de GGZ, maar het hof oordeelt dat dit voor rekening van de ouders komt.
Het hof concludeert dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de continuïteit en veiligheid van de kinderen. De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn tijdelijk, maar er moet duidelijkheid komen over de toekomst van de kinderen. Het hof beveelt aan dat er een onderzoek naar een verderstrekkende maatregel, zoals beëindiging van het ouderlijk gezag, wordt gestart. De beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd, en het hof wijst het meer of anders verzochte af.