Beoordeling
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “als bestuurder rijdend met een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 19 februari 2013 om 14:15 uur op de Kerkstraat te Huizen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
De betrokkene stelt - zo begrijpt het hof - te hebben gehandeld binnen de voorwaarden van de ontheffing, waarover zij als koerier van [bedrijf] beschikt. Met deze ontheffing mag de betrokkene zich buiten de reguliere bezorgtijden in het voetgangers- en fietsersgebied in het centrum van Huizen begeven om goederen te laden en te lossen. De betrokkene heeft een kopie van de ontheffing overgelegd. Op de betreffende dag is zij ter plaatse geweest om bij de Bruna goederen af te leveren, maar bleek zij -hetgeen uitzonderlijk is- geen goederen voor de Bruna te hebben. Omdat de betrokkene deze route al negen jaar rijdt, is zij uit gewoonte naar de Bruna gereden om goederen af te leveren. De betrokkene is van mening dat voornoemde activiteiten als "laad- en losactiviteiten" zijn aan te merken en dat om die reden de sanctie dient te vervallen.
De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), dat onder meer bepaalt dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken. Zij mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. De ambtsedige verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht van 17 januari 2014, houdt onder meer het volgende in:
"Mevrouw hoorde ik zeggen: "Ik ben vergeten dat dit niet nodig was en ik niet met de bedrijfsauto iets moest laden en lossen." Mevrouw heeft een ontheffing voor direct laden en lossen. Mevrouw reed gewoon door het centrum zonder laad en los activiteiten te hebben verricht. Betrokkene reed over het voetpad."
5. De betrokkene betwist niet de juistheid van de constatering van de verbalisant maar voert aan dat zij geen verklaring tegenover de verbalisant heeft afgelegd. Wat van dit laatste ook zij, nu niet gebleken is dat de betrokkene erop gewezen is dat zij niet verplicht is te antwoorden, kan hetgeen de betrokkene volgens de verbalisant heeft verklaard, niet in belastende zin tegen haar gebruikt worden. Overigens ligt de door de verbalisant weergegeven verklaring in lijn met het standpunt van de betrokkene in hoger beroep.
6. Uit artikel 87 van het RVV 1990 volgt dat door het bevoegde gezag ontheffing kan worden verleend van artikel 10 van het RVV 1990.
7. De door de betrokkene overgelegde ontheffing was geldig op het tijdstip van de gedraging en betreft een door de gemeente Huizen verstrekte 'ontheffing voetgangersgebied laden/lossen' voor het voertuig met kenteken [kenteken] van het bedrijf [bedrijf] . De ontheffing is geldig in het gebied 'Oude dorp' - waaronder ook de Kerkstraat valt - op maandag tot en met zaterdag van 11.00 tot 19.00 uur. Uit de aan deze ontheffing verbonden voorwaarde 3. volgt dat van de ontheffing slechts gebruik gemaakt mag worden indien en zolang dit voor het direct laden en lossen noodzakelijk is en dat op de in aanhef genoemde straat - het hof begrijpt het gebied Oude Dorp - niet geparkeerd mag worden.
8. Het hof stelt vast dat in voornoemde ontheffing niet uitdrukkelijk is bepaald dat ontheffing wordt verleend van artikel 10 RVV 1990. Het betreft een ontheffing ten aanzien van het voetgangersgebied in de 'Oude Dorp' te Huizen gedurende het direct laden en lossen. Een voetgangersgebied is een gebied waar in beginsel alleen voetgangers zich mogen bewegen. Uit artikel 4 RVV 1990 volgt dat voetgangers het trottoir of het voetpad gebruiken. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het in de onderhavige zaak gaat om een ontheffing van het verbod om als bestuurder van een motorvoertuig het voor voetgangers bestemde weggedeelte te gebruiken, zoals is bepaald in artikel 10, eerste lid, RVV 1990. De ontheffing heeft derhalve betrekking op het rijden door het voetgangersgebied en het aldaar stilstaan om goederen te laden en te lossen. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de betrokkene heeft voldaan aan de voorwaarde dat van de ontheffing slechts gebruik gemaakt mag worden zolang dit voor het direct laden en lossen noodzakelijk is.
9. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (HR 12 mei 1999, www.rechtspraak.nl, LJN: AA2760).
10. Het hof stelt vast dat de door de betrokkene omschreven handelingen - het tot stilstand brengen van de bestelbus, het openen van de achterdeur en vervolgens wegrijden - niet voor het direct laden en lossen noodzakelijk waren. Zoals de betrokkene immers zelf heeft aangevoerd, zijn er geen goederen in- of uitgeladen. Dat brengt mee dat de betrokkene geen beroep toekomt op de verleende ontheffing en dat de onder 1. genoemde gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er redenen zijn om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
11. De betrokkene heeft aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij op de betreffende dag goederen moest afleveren bij de Bruna, omdat zij al negen jaar dezelfde route rijdt en vrijwel altijd goederen bij de Bruna aflevert. De betrokkene heeft dit reeds bij brief van 23 juni 2014, gericht aan de kantonrechter, aangegeven. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij in die brief naar een bijgevoegd overzicht, waarop is te zien dat zij destijds op dinsdagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen bij de Bruna namens haar werkgever vracht moest afleveren.
12. Het hof acht gelet op het vorenstaande aannemelijk geworden dat de betrokkene op grond van een onjuiste veronderstelling het voetgangersgebied is ingereden. Enig voordeel heeft zij hiervan niet gehad. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen de omstandigheden waaronder de gedraging is begaan, in dit geval dat een lager bedrag van de administratieve sanctie wordt vastgesteld. Naar het oordeel van het hof dient de sanctie te worden gematigd tot een bedrag van € 65,-. Een en ander brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en, met gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking moeten worden gewijzigd.
13. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.