In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verdachte die niet in Nederland aanwezig kon zijn vanwege de verplichting om DNA af te staan bij binnenkomst. De verdediging verzocht om het maken van beeld- en geluidsopnamen van de zitting, zodat de verdachte kennis kon nemen van de zitting. Het hof oordeelde dat de verplichting om DNA af te staan geen reële belemmering vormde voor de uitoefening van het aanwezigheidsrecht van de verdachte. Bovendien werd gesteld dat de zitting openbaar was, wat voldeed aan de eisen van openbaarheid. De wrakingskamer concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om opnamen geen aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverde, ook niet in het licht van eerdere afgewezen verzoeken. De advocaat-generaal steunde de afwijzing van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid. De beslissing van het hof werd als een ordemaatregel beschouwd, en het verzoek tot wraking werd afgewezen.