Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de betrokkene,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een mentorschap en de ontvankelijkheid van de verzoekers. De betrokkene, geboren in 1924, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 16 juli 2015 een mentorschap heeft ingesteld en een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht heeft afgewezen. De verzoekers, bloedverwanten in de vijfde graad, hebben verzocht om een mentorschap en onderbewindstelling van de betrokkene. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekers niet bevoegd waren om het verzoek tot het instellen van een mentorschap in te dienen, omdat zij geen familieleden in de vierde graad zijn. Hierdoor heeft het hof de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot het instellen van een mentorschap. Het hof heeft ook het verzoek van de betrokkene om een deskundigenonderzoek afgewezen, omdat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn verklaard. De beschikking van de kantonrechter met betrekking tot het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht is bekrachtigd. De beslissing is genomen in het openbaar en ondertekend door de rechters.