ECLI:NL:GHARL:2016:374

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
21-004721-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag en opzettelijke vrijheidsberoving met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en opzettelijke vrijheidsberoving. De feiten dateren van 27 en 28 september 2013, waarbij de aangever door de verdachte en medeverdachten ernstig is mishandeld en van zijn vrijheid is beroofd. De aangever verklaarde dat hij door meerdere mannen was vastgebonden, geslagen met een hamer en gestoken met een mes. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die de betrouwbaarheid van deze verklaringen betwistte. Het hof oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gewelddadigheden en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 12.747,35 toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de mishandeling schade had geleden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004721-14
Uitspraak d.d.: 18 januari 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 juli 2014 met parketnummer 18-730751-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
postadres Zijlstraat 47, 2011 TK Haarlem, ten kantore van zijn raadsman, mr. Y.R. Ytsma, en vóór de eerdere schorsing gedetineerd te P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 maart 2015, 13 mei 2015, 7 december 2015 en 4 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 12.747,35 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.R. Ytsma, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep gericht is tegen de vrijspraak van het onder 3A en 3 B ten laste gelegde, zal het hof verdachte daarin niet ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover nog aan het hoger beroep onderworpen - tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 27 september 2013 en 28 september 2013 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- heeft geroepen/gezegd: "We maken hem dood. Snij zijn strot en maak hem af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] met een hamer/moker en/of een stuk hout en/of een stoelpoot en/of een tafelblad/dienblad, althans telkens met een voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen en/of
- die [benadeelde] (met een tot vuist gebalde hand) tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [benadeelde] met een (vlees)mes in de hand(en) en/of het been heeft gestoken/gesneden en/of
- die [benadeelde] tegen de rug en/of buik en/of in het kruis en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
- die [benadeelde] (met kracht) tegen een muur heeft geduwd, tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan die [benadeelde] buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 27 september 2013 en 28 september 2013 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [benadeelde] , opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel ((onder meer) een gebroken neus(bot) en/of een gebroken schedeldak en/of licht traumatisch hersenletsel), heeft toegebracht, door die [benadeelde] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, tezamen en in vereniging, althans alleen,
- met een hamer/moker en/of een stuk hout en/of een stoelpoot en/of een tafelblad/dienblad, althans telkens met een voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te slaan en/of
- ( met een tot vuist gebalde hand) tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
- tegen de rug en/of buik en/of in het kruis en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te trappen en/of schoppen,
- ( met kracht) tegen een muur te duwen;
1. meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 27 september 2013 en 28 september 2013 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] , opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [benadeelde] met een hamer/moker en/of een stuk hout en/of een stoelpoot en/of een tafelblad/dienblad, althans telkens met een voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen en/of
- die [benadeelde] (met een tot vuist gebalde hand) tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [benadeelde] met een (vlees)mes in de hand(en) en/of het been heeft gestoken/gesneden en/of
- die [benadeelde] tegen de rug en/of buik en/of in het kruis en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- die [benadeelde] (met kracht) tegen een muur heeft geduwd, tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan die [benadeelde] buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 27 september 2013 en 28 september 2013 te [plaats] , (althans) in de gemeente [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] in een woning gelegen aan of bij [straat] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet
- die [benadeelde] meegenomen naar die woning, gelegen aan [straat] , aldaar, en/of (vervolgens) (in die woning)
- die [benadeelde] met de dood en/of zware mishandeling bedreigd en/of
- de handen van die [benadeelde] met een elektriciteitskabel (op de rug) vastgebonden en/of die [benadeelde] (anderszins) vastgehouden en/of
- die [benadeelde] op de grond gegooid en/of - die [benadeelde] gedwongen op knieën op de grond plaats te nemen en/of
- die [benadeelde] in die woning gedurende langere, althans enige, tijd (telkens) (zwaar) mishandeld (onder meer door deze met een hamer/moker en/of een stuk hout en/of een stoelpoot en/of een tafelblad/dienblad, althans telkens met een voorwerp, en/of de vuisten tegen en/of op het hoofd en/of (een) of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen) en/of
- die [benadeelde] met een mes bedreigd en/of gestoken en/of gesneden en/of - die [benadeelde] (toen deze die woning wilde verlaten) terug de woning ingeduwd en/of
- die [benadeelde] zodanig mishandelend dat hij enige tijd buiten bewustzijn is geweest en (zodoende) die [benadeelde] langere, althans enige, tijd dat belet en/of belemmerd die woning, gelegen aan [straat] , te verlaten, althans op enigerlei wijze wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en/of beroofd gehouden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever [benadeelde]
De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen afgelegd door medeverdachte [medeverdachte 1] niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs van het aan verdachte ten laste gelegde omdat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. Het hof verwerpt dit verweer.
Het hof stelt vast dat wanneer de inhoud van de processen-verbaal van politieverhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , respectievelijk gedateerd 13 november 2013 (pag. 239 e.v. van het strafdossier) en 20 november 2013 (pag. 258 e.v. van het strafdossier), wordt gelegd naast de van die verhoren opgemaakte processen-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor verdachte’, respectievelijk gedateerd 27 juli 2015 en 28 juli 2015, met name van het eerste verhoor niet kan worden gezegd dat er geen enkele sturing heeft plaatsgevonden.
Maar het hof verbindt hier aan niet de conclusie dat dit (rechts)gevolgen hoeft te hebben voor het gebruiken van (onder)delen van die verklaringen voor het bewijs. Bedacht moet immers worden dat [medeverdachte 1] in die verhoren als verdachte wordt gehoord. Betrokkene wordt derhalve bovenal bevraagd omtrent zijn eigen betrokkenheid bij het strafbare feit. Ook dient men er op bedacht te zijn op het ervaringsfeit dat in de regel aan menig verdachte de neiging niet kan worden ontzegd om in zijn verklaring een zo gunstig mogelijk beeld van zichzelf te scheppen. Dat er in een dergelijk verhoor van enige sturing door de verhorende politiefunctionarissen sprake is, acht het hof inherent aan de aard van een verdachtenverhoor. Doordat er audio-opnamen zijn gemaakt is de gang van zaken tijdens de verhoren ook controleerbaar.
Met de verdediging - die daarvan bij pleidooi de nodige voorbeelden heeft gegeven - ziet het hof ook in dat [medeverdachte 1] wisselende verklaringen heeft afgelegd. Maar zijn verklaringen zijn op hoofdlijnen specifiek en consistent te noemen. Als de verklaringen van andere medeverdachten erbij worden betrokken kan van [medeverdachte 1] niet worden gezegd dat hij wat zijn eigen rol in het geheel betreft, zichzelf spaart of dat hij anderen - zoals in casu verdachte - de gehele schuld van wat is voorgevallen in de schoenen schuift. Voorts vindt wat hij verklaart over het jegens aangever uitgeoefende geweld in overtuigende mate steun in wat aangever daaromtrent zelf bij het eerste contact met de politie heeft verklaard over de toedracht en door de politie in de vorm van een drietal processen-verbaal van bevinding is gerelateerd (pag. 284 e.v. van het strafdossier). Steun voor een betrouwbaarheidsoordeel kan ook worden geput uit de medische verklaring waarin het aangetroffen letsel van aangever wordt beschreven (pag. 99 e.v. van het strafdossier). Anders dan de raadsman acht het hof - met de gebruikelijke behoedzaamheid die past bij de waardering van de inhoud van verklaringen afkomstig van een medeverdachte - de verklaringen van [medeverdachte 1] bruikbaar als bewijsmiddel. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt derhalve verworpen.
Het hof zal - voor zover onderdelen van de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs worden gebruikt - als bron van mogelijk bewijs uitsluitend eerder genoemde twee processen-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor’ en de bij de raadsheer-commissaris op 12 februari 2015 in aanwezigheid van de raadsman afgelegde verklaring hanteren. Wat de processen-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor’ betreft is er op toegezien dat slechts die onderdelen voor het bewijs worden gebruikt die kunnen gelden als letterlijk te zijn opgetekend uit de mond van [medeverdachte 1] . Meer in het bijzonder betreffen het dan de zinsdelen die in het proces-verbaal worden voorafgegaan door een ‘A’. Voor het bewijs wordt derhalve niet geput uit de onderdelen die worden voorafgegaan door een ‘V’. Deze onderdelen bevatten nogal eens uitgebreide door de (onder)vragende verbalisant verwoorde samenvattingen, waarop [medeverdachte 1] slechts met een kaal ‘Ja’ wordt geantwoord.
De verdediging heeft eveneens bepleit dat de verklaringen van aangever [benadeelde] van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Ook hierin volgt het hof de raadsman niet. Het oordeelt dat het de verklaringen die aangever direct na het voorval heeft afgelegd en verwoord staan in een drietal hiervan opgemaakte processen-verbaal van bevinding (pag. 282 e.v. van het strafdossier) betrouwbaar acht nu deze verklaringen direct dan wel zeer kort na het incident zijn afgelegd, deze het meest authentiek zijn en de kans op beïnvloeding van derden verwaarloosbaar is. Dit wordt nog eens versterkt daar waar de inhoud van de verklaringen steun vindt in de verklaring van getuigen of in de door de forensisch arts opgestelde letselrapportage. Wel laat het hof de verklaring buiten beschouwing die aangever heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris, dit in verband met de geestelijke conditie waarin de aangever zich ten tijde van die verklaring kennelijk bevond blijkens de inhoud van het hiervan door de raadsheer-commissaris opgemaakte proces-verbaal van bevindingen.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde

Vaststelling van de feiten
Op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter zitting stelt het hof het volgende vast:
Op zaterdag 28 september 2013 omstreeks 08:35 uur wordt aangever [benadeelde] (hierna ook te noemen: aangever) door de politie liggend aangetroffen op het trottoir voor het perceel [adres 1] . Hij zegt door een aantal mannen van zijn vrijheid beroofd te zijn en te zijn mishandeld. Hij zegt te zijn vastgebonden en te zijn geslagen en geschopt op zijn hele lichaam. Hij is voorts gestoken met een mes en met een hamer op zijn achterhoofd geslagen. Ook heeft hij gedurende een bepaalde tijd, met zijn handen op zijn rug gebonden, op zijn knieën en ellenbogen moeten zitten.
Uit de opgemaakte letselrapportage (pag. 099 e.v. van het strafdossier) valt op te maken dat aangever: ‘veel stomp inwerkend geweld op zijn lichaam heeft gehad. Hierdoor heeft hij veel pijn gehad. Verder is hij waarschijnlijk met een stomp voorwerp op zijn hoofd geslagen, waardoor zijn schedeldak gebroken is en hij licht traumatisch hersenletsel heeft opgelopen. Zijn neusbot is gebroken en zijn aangezicht is verwond geraakt door stomp inwerkend letsel. Op zijn borstkas zijn aanwijzingen dat hij is geschopt met een schoen/laars. De letsels op de armen zijn veroorzaakt door scherp inwerkend geweld, bijvoorbeeld een mes. De letsels op knieën en ellenbogen bevestigen de verklaring van de verdachte (het hof begrijpt: het slachtoffer) dat hij op knieën en ellenbogen heeft moet verblijven op de grond. De letsels op het bovenbeen zijn aanwijzend voor inwerkend trauma door een langwerpig voorwerp’.
De forensisch arts komt - zakelijk weergegeven - tot de navolgende conclusie:
De letsels zijn recent ontstaan en passen bij het opgegeven tijdsinterval. Of er blijvend letsel zal zijn, is nog onduidelijk. Het letsel past bij de opgegeven toedracht van het slachtoffer, voor zover hierboven geschetst.
Het is waarschijnlijk dat het slachtoffer met een zwaar plat voorwerp van ongeveer drie centimeter grootte op zijn achterhoofd is geslagen. Dit zou gebeurd kunnen zijn met een hamer of een vergelijkbaar voorwerp. Door stomp inwerkend geweld op het hoofd heeft het aangever een grote kans gehad om zwaar of zelfs dodelijk hersenletsel op te lopen en hier of blijvend letsel aan over te houden of aan te overlijden. Ook het stomp inwerkend geweld op de borstkas (mogelijk met een voorwerp/schoen of laars) heeft als gevaarzetting dat er naast letsel aan de ribbenkast ook inwendig letsel aan vitale organen heeft kunnen optreden. De verwondingen aan de handen (door een scherp snijdend voorwerp; mogelijk een mes) zouden zeer wel zenuw-, pees- of bloedvatletsel tot gevolg kunnen hebben.
Op grond van de stukken in het strafdossier komt het hof - de loop der gebeurtenissen reconstruerend - in hoofdlijnen tot de volgende toedracht:
Aangever, die onder invloed van alcohol verkeert, komt op de late avond van vrijdag 27 september 2013 medeverdachte [medeverdachte 2] tegen in het centrum van [plaats] . [medeverdachte 2] is een bekende van aangever. Eerder hebben zij een conflict gehad dat ging om een fiets. Aangever gaat in op een uitnodiging van [medeverdachte 2] om nog een biertje te komen drinken bij vrienden van [medeverdachte 2] . Aldaar aangekomen, bevinden zich in de kamer - naast [medeverdachte 2] en aangever - de beide medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Het betreft een woning, gelegen [adres 2] te [plaats] , die bestemd is voor kamerbewoning. [medeverdachte 3] bewoont één van de kamers. Al snel na binnenkomst is er sprake van een eerste handgemeen. Naar aanleiding van door [medeverdachte 2] in de richting van de aangever gemaakte toespelingen over de vermeende homoseksualiteit van [medeverdachte 1] , krijgt laatstgenoemde een aantal trappen van de hierop agressief reagerende aangever. Door [medeverdachte 2] worden de gemoederen gesust. Nadat de rust is weergekeerd ziet [medeverdachte 1] dat er door [medeverdachte 2] iets - hij denkt een wit poeder - in het bier van aangever wordt gestopt. Iets waar ‘hij gewoon van zou gaan slapen, waar hij rustig van zou worden’, aldus [medeverdachte 1] (proces-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor verdachte’ van het verhoor d.d. 13 november 2013 van verdachte [medeverdachte 1] , pag. 18). [medeverdachte 1] verlaat kort hierop de woning. Aangever valt daadwerkelijk in een diepe slaap want volgens [medeverdachte 3] is aangever niet meer wakker te krijgen. [medeverdachte 2] heeft zich dan inmiddels al meester gemaakt van de huissleutels van aangever. Ook [medeverdachte 2] verlaat de woning en gaat naar huis, alwaar hij na enige tijd [medeverdachte 1] treft. [medeverdachte 1] had namelijk de huissleutels van [medeverdachte 2] in zijn bezit. Samen met [medeverdachte 1] gaat [medeverdachte 2] op zoek naar de woning van aangever om uit diens woning te stelen wat van hun gading is. Maar men kan evenwel de woning van aangever niet vinden. [medeverdachte 2] roept dan de hulp in van [medeverdachte 3] . Deze weet namelijk wel precies waar aangever woont. [medeverdachte 1] keert vervolgens terug naar de woning van [medeverdachte 3] . Naast [medeverdachte 3] en aangever, treft hij in de kamer verdachte aan. Verdachte is op bezoek bij de buurvrouw/medekamerbewoonster van [medeverdachte 3] . Verdachte is door [medeverdachte 3] gevraagd om in zijn kamer een oogje in het zeil te houden. Of zoals [medeverdachte 1] het zegt: ‘Toen ik in de woning was vertelde [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ) mij dat de andere buitenlandse man (het hof begrijpt: verdachte) er door hem bij was geroepen om Durk (het hof begrijpt: [benadeelde] ) vast te houden in de woning (proces-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor verdachte’ van het verhoor d.d. 20 november 2013 van verdachte [medeverdachte 1] , pag. 5). Verdachte zelf zegt dat hij is gevraagd om te helpen omdat de man niet rustig te houden was en dat hij slechts geholpen heeft hem rustig te houden (pag. 268 van het strafdossier). [medeverdachte 3] verlaat vervolgens zijn woning om naar [medeverdachte 2] te gaan. [medeverdachte 1] en verdachte blijven in zijn kamer achter met de op dat moment nog slapende aangever. Met gebruikmaking van de door [medeverdachte 2] bemachtigde huissleutels betreden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangevers woning. Het nodige huisraad wordt weggenomen en verborgen in de schuur van een kennis van [medeverdachte 2] . Intussen is aangever de in de woning van [medeverdachte 3] wakker geworden en opgestaan vanuit zijn zitplaats. Hij wordt, aldus [medeverdachte 1] , door verdachte beetgepakt en terug gezet in zijn zitplaats en te verstaan gegeven dat hij moet blijven zitten. Ook als aangever aangeeft dat hij weg wil, mag hij de kamer niet verlaten. Hem wordt - aldus [medeverdachte 1] - gezegd dat hij eerst moet wachten op [medeverdachte 2] (proces-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor verdachte’ van het verhoor d.d. 20 november 2013 van verdachte [medeverdachte 1] , pag. 45 e.v.). Wat er dan volgt is een duwen en trekken tussen aangever en verdachte dat uitmondt in een vechtpartij tussen beiden, waar ook [medeverdachte 1] bij betrokken raakt. Aangever krijgt klappen, hij wordt zelfs even met het snoer van een strijkijzer vastgebonden. Door verdachte wordt hij geslagen met een hamer; door toedoen van [medeverdachte 1] , die zich van een mes bedient, loopt hij snijverwondingen op. Aangever verklaart namelijk over een getinte man (het begrijpt: verdachte) en een dikke man (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ). Aangever verklaart dat de getinte man hem met een hamer had geslagen en hij werd hierbij achter op zijn hoofd geraakt. De dikke man had een groot vleesmes, waarmee hij aangever had gestoken (pag. 89 van het strafdossier). Het is [medeverdachte 1] geweest die beide attributen, de hamer en het mes, vanuit de woning van verdachte heeft meegenomen naar de kamer van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2] op met de vraag ‘waar blijf je want het gaat zo niet goed hier’ en ‘Jouw verantwoording voor wat er hier aan de hand is’ (proces-verbaal ‘Bevindingen uitwerken verhoor verdachte’ van het verhoor d.d. 13 november 2013 van verdachte [medeverdachte 1] , pag. 38). Op een gegeven moment - de woning van aangever is dan inmiddels van allerlei huisraad ontdaan - keren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer terug in de woning van laatstgenoemde. [medeverdachte 3] verklaart dat hij bij thuiskomst verdachte in zijn keuken aantreft. Die is bezig zijn t-shirt te spoelen. Verdachte zou een gebaar hebben gemaakt van ‘ik kan er niets aan doen’. Gevraagd naar wat er gebeurd was, zou verdachte tegen [medeverdachte 3] hebben gezegd dat de man wakker was geworden en als een stier tekeer was gegaan. Verdachte zou hebben gezegd: ‘Ik moest hem slaan’. Op dat moment ziet [medeverdachte 3] in de emmer waarin het T-shirt wordt gespoeld ook een hamer. Later heeft hij vernomen dat de hamer door verdachte is gebruikt. Op de vraag van [medeverdachte 3] aan verdachte waarom hij het gedaan heeft, krijgt hij namelijk van verdachte als antwoord dat hij geen andere optie had (proces-verbaal van verhoor door de raadsheer-commissaris van 12 februari 2015, pag. 3). Dat verdachte de hamer in handen heeft gehad wordt ook bevestigd door [medeverdachte 1] (proces-verbaal van verhoor door de raadsheer-commissaris van 12 februari 2015, pag. 5). Nadat aangever weer op de been is gebracht mag hij de woning verlaten. Na een door [medeverdachte 1] opgestelde verklaring te hebben ondertekend met als inhoud dat aangevers verwondingen zijn veroorzaakt door een val van zijn fiets, wordt aangever vervolgens door [medeverdachte 2] de woning uitgewerkt en op zijn fiets gezet. Nagenoeg op dezelfde plaats wordt aangever na een melding liggend door de politie op de grond aangetroffen.
Juridische beoordeling van de feiten
In het licht van hetgeen is ten laste gelegd onder 1 en 2 dient te worden beoordeeld hoe het door verdachte en [medeverdachte 1] tegen aangever uitgeoefende geweld en het daardoor veroorzaakte letsel dient te worden gekwalificeerd. Betreft het een poging doodslag of dienen de gewelddadigheden te worden aangemerkt als (slechts) het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of zelfs alleen maar een strafbare poging daartoe. Ook dient te worden beoordeeld of verdachte opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd. Vervolgens dient de vraag zich aan of er ten aanzien van verdachte kan worden gesproken van een bijdrage aan de feiten die kan worden aangeduid als medeplegen.
Het hof duidt het met zodanige kracht met een hamer op een hoofd slaan, dat dit een gebroken schedeldak ten gevolge heeft, waarbij een deel van de breukdelen naar binnen - tegen de hersenen aan – zijn verplaatst, als een dodingshandeling. Naar algemene ervaringsregels is een dergelijk handelen voorbestemd en geëigend om de dood van degene die wordt getroffen, te bewerkstelligen. Bij geweld van deze aard, omvang en gevaarzetting hoeft bij een bewezenverklaring van (een poging tot een) opzettelijke levensberoving niet te worden teruggevallen op een voorwaardelijk opzet-redenering. In juridisch opzicht is aangever derhalve het slachtoffer van een poging doodslag. Ook is hij bewijsbaar van zijn vrijheid beroofd.
Bij de vraag naar het daderschap van verdachte luidt het beoordelingskader als volgt:
Medeplegen vereist bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling van deze deelnemingsvorm kan de rechter - meer in het algemeen gesproken - rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties bestaat de verplichting voor de rechter om in de bewijsvoering aandacht te besteden aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Naar het hof vaststelt is het verdachte die met de door medeverdachte [medeverdachte 1] meegenomen hamer op het hoofd van aangever [benadeelde] heeft geslagen op het moment dat verdachte met hem in gevecht was. Aangever wilde de woning verlaten waarin hij tegen zijn wil van zijn vrijheid werd beroofd. Het dit samen met [medeverdachte 1] beletten door verdachte ging gepaard met het gezamenlijk uitgeoefende geweld dat onder andere bestond in het vastbinden met een snoer, het slaan met een hamer op het hoofd van aangever en het hem steken/snijden met een mes. Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd.
Mede op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op 28 september 2013 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen,
- die [benadeelde] met een hamer op het hoofd en een of meerdere delen van het lichaam heeft geslagen en
- die [benadeelde] met een mes in de handen en het been heeft gestoken en
mede tengevolge, waarvan die die [benadeelde] buiten bewustzijn is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 28 september 2013 te [plaats] , in de gemeente [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde] in een woning gelegen aan [straat] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, met dat opzet
- de handen van die [benadeelde] met een elektriciteitskabel op de rug vastgebonden en
- die [benadeelde] in die woning gedurende enige tijd zwaar mishandeld (onder meer door deze met een hamer op het hoofd te slaan en
- die [benadeelde] met een mes bedreigd en gestoken en
- die [benadeelde] toen deze die woning wilde verlaten terug de woning ingeduwd en
- die [benadeelde] zodanig mishandelend dat hij enige tijd buiten bewustzijn is geweest en zodoende die [benadeelde] enige tijd belet om die woning, gelegen aan [straat] , te verlaten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Elk voor zich bijzonder ernstige feiten.. Het slachtoffer [benadeelde] is door verdachte en anderen op lafhartige wijze van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Er is buitensporig grof geweld gebruikt. Zo is het slachtoffer onder meer door verdachte met een hamer op zijn hoofd geslagen waardoor een breuk in het schedeldak is ontstaan, waarbij een deel van de breukdelen naar binnen - tegen de hersenen aan - is verplaatst. Uit de medische stukken en hetgeen door de advocaat van het slachtoffer ter zitting van het hof is verklaard, blijkt dat het slachtoffer dagelijks kampt met ernstige beperkingen. Hierdoor kan het slachtoffer niet meer in het arbeidsproces terecht en nog steeds is onduidelijk of volledig herstel zal volgen.
Verder is het sociale leven van het slachtoffer ontwricht door het grote wantrouwen in de mensheid dat is ontstaan. Het slachtoffer is in behandeling bij een psycholoog en gebruikt medicijnen tegen depressiviteit en stemmingswisselingen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie
d.d. 17 april 2015 waaruit blijkt dat verdachte op 23 april 2014 voor een winkeldiefstal is veroordeeld tot een week gevangenisstraf.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van lange duur te rechtvaardigen is.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Met name de mede door verdachte veroorzaakte lichamelijke en psychische gevolgen voor het slachtoffer, neemt het hof hem zeer kwalijk.
Het hof acht daarom een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.747,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Voorlopige hechtenis

Ten overvloede zij hier opgemerkt dat het hof de voorlopige hechtenis van verdachte ter zitting van 7 december 2015 heeft geschorst tot de datum van de uitspraak op 18 januari 2016 te 13.30 uur.
Dit betekent dat verdachte zich met ingang van 18 januari 2016 te 13.30 uur (opnieuw) in voorlopige hechtenis bevindt dan wel dient te bevinden

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3A en 3B ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.747,35 (vijfduizend zevenhonderdzevenenveertig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 747,35 (zevenhonderdzevenenveertig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.747,35 (vijfduizend zevenhonderdzevenenveertig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 747,35 (zevenhonderdzevenenveertig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt (ten overvloede) dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is geëindigd en dat verdachte zich met ingang van 18 januari 2016 te 13.30 uur (opnieuw) in voorlopige hechtenis bevindt dan wel dient te bevinden.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L.T. Wemes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 18 januari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.