ECLI:NL:GHARL:2016:355
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Mentorschap en de noodzaak tot voortzetting daarvan
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een mentorschap. De zaak betreft de verzoeker, aangeduid als de mentor, die in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarin het mentorschap over de betrokkene, een persoon met een problematische achtergrond, was opgeheven. De mentor verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de betrokkene tot opheffing van het mentorschap af te wijzen.
De betrokkene had in een eerder stadium een verzoek ingediend tot opheffing van het mentorschap, waarbij hij stelde dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer bestond. Het hof heeft echter geoordeeld dat de betrokkene niet voldoende heeft aangetoond dat hij in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. Het hof heeft daarbij gekeken naar de lange geschiedenis van problematiek bij de betrokkene, waaronder overmatig alcoholgebruik en eerdere opnames in de GGZ. Ondanks de stelling van de betrokkene dat zijn situatie verbeterd was, heeft het hof geconcludeerd dat de zorgen omtrent zijn alcoholgebruik en de gevolgen daarvan niet waren afgenomen.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek van de betrokkene tot opheffing van het mentorschap afgewezen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van het mentorschap in situaties waar de betrokkene niet in staat is om zelfstandig zijn belangen te behartigen, en bevestigt de noodzaak van bescherming voor kwetsbare personen.