ECLI:NL:GHARL:2016:3521

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
200.170.778/03
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan onderbouwing van partijdigheid

Op 21 april 2016 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het wrakingsverzoek van verzoekers [verzoeker1] en [verzoeker2] afgewezen. De verzoekers, beiden woonachtig in Duitsland, hadden mr. A.W. Beversluis, raadsheer in het hof, gewraakt op basis van de vrees dat hij niet onbevangen zou oordelen in hun zaak. Dit verzoek volgde op een eerdere procedure tussen verzoekers en Jeugdbescherming Noord, waarbij mr. Beversluis betrokken was. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekers niet voldoende gemotiveerd hadden aangetoond waarin de partijdigheid van mr. Beversluis zou liggen. De enkele betrokkenheid van de raadsheer bij eerdere uitspraken was niet voldoende om aan te nemen dat zijn onpartijdigheid in het geding zou zijn. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoekers hadden geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.170.778/03
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/153133 / JE RK 14-834)
beslissing van 21 april 2016
Op het verzoek van:
[verzoeker1] en [verzoeker2],
beiden wonende te [A] (Duitsland),
verzoekers tot wraking,
hierna te noemen:
[verzoeker1] en [verzoeker2],
advocaat: mr. H.F.M. Struycken, kantoorhoudend te Amsterdam,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
mr. A.W. Beversluis,
raadsheer in dit hof.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de sector civiel van het hof is een procedure aanhangig tussen [verzoeker1] c.s. als verzoekers en Jeugdbescherming Noord te Groningen, als verweerster, welke zaak is geregistreerd onder zaaknummer 200.170.778/01.
1.2
Op 14 april 2016 te 14.00 uur stond de mondelinge behandeling gepland van deze zaak.
1.3
Voorafgaand aan deze mondelinge behandeling, bij brief van 16 maart 2016, heeft mr. Struycken namens [verzoeker1] c.s. een verzoek ingediend waarin aan mr. Beversluis is verzocht om zich als raadsheer terug te trekken. Aangegeven is dat in het geval mr. Beversluis zich niet vrijwillig terug trekt, deze brief als wrakingsverzoek dient te worden beschouwd.
1.4
Mr. Beversluis heeft op 17 maart 2016 aan de griffie van het hof kenbaar gemaakt zich niet vrijwillig terug te trekken.
1.5
Dit brengt met zich dat het hof de brief van 16 maart 2016 van mr. Struycken als wrakingsverzoek heeft beschouwd.
1.6
Mr. Beversluis heeft niet in de wraking berust. Zij heeft bij brief van 29 maart 2016 op het wrakingsverzoek gereageerd. Mr. Beversluis heeft bij deze brief tevens bericht niet gehoord te willen worden op het wrakingsverzoek.
1.7
Ter griffie is verder binnengekomen een brief van 30 maart 2016 met bijlagen, een brief van 4 april 2016 met bijlage en een brief van 5 april 2016 met bijlagen, alle van mr. Struycken.
1.8
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 7 april 2016 behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit mr. J. Beswerda (voorzitter), mr. P.W.J. Sekeris en mr. G. van Rijssen.
[verzoeker1] en [verzoeker2] zijn bij deze behandeling verschenen, bijgestaan door mr. Struycken.
Mr. Beversluis is niet verschenen.

2.De beoordeling van het verzoek

de gronden van het wrakingsverzoek
2.1
Het wrakingsverzoek van [verzoeker1] en [verzoeker2] berust - kort gezegd - op de volgende gronden.
Mr. Struycken voert aan dat [verzoeker1] en [verzoeker2] de niet ongerechtvaardigde angst hebben dat mr. Beversluis niet onbevangen de voorgelegde rechtsvragen, die op alle punten overeenstemming vertonen met de reeds door mr. Beversluis genomen beslissingen, te weten: de beschikking van 10 januari 2013 (onder zaaknummer 200.114.379/01) en de beschikking van 3 maart 2015 (onder zaaknummer 200.163.595/02), in de vereiste onafhankelijkheid zal beoordelen en zich vrij zal voelen mogelijk diametraal tegengesteld met de eerder ingenomen opvattingen recht zal doen.
2.2
Mr. Beversluis heeft in haar brief van 29 maart 2016 aangegeven dat hetgeen in het wrakingsverzoek is aangevoerd niet tot de conclusie kan leiden dat haar rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou (kunnen) zijn.
de inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.3
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) haar de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.5
De wrakingskamer ziet in de omstandigheid dat mr. Beversluis betrokken was bij eerdere uitspraken in zaken waarin [verzoeker1] en [verzoeker2] partij waren, geen reden om reeds thans voor de onderhavige zaak aan te nemen dat de rechterlijke onpartijdigheid van mr. Beversluis schade zou kunnen leiden. (Mede) door haar in die eerdere zaken genomen beslissingen maken dat niet anders. De wrakingskamer constateert dat namens [verzoeker1] en [verzoeker2] slechts een algemene schets is gegeven van de procedures die tot dusver bij verschillende rechtscolleges aanhangig zijn geweest waarbij [verzoeker1] en [verzoeker2] en mr. Struycken betrokken waren. Door hen is noch in het wrakingsverzoek (en de nadien ingezonden stukken) noch ter zitting gemotiveerd aangevoerd waarin de partijdigheid van mr. Beversluis gelegen zou zijn.
2.6
De namens [verzoeker1] en [verzoeker2] overgelegde beslissing van 19 januari 2016 van de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (zaaknummer 200.179.965/01) leidt niet tot een ander oordeel. De Amsterdamse beslissing ziet op een bezwaar tegen rechters die in een bodemzaak een oordeel moesten geven, inzake vragen waarover zij in het kort geding in diezelfde zaak al hadden geoordeeld. Die situatie doet zich hier niet voor.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Beswerda, voorzitter, mr. P.W.J. Sekeris en mr. G. van Rijssen, in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 april 2016.